Het is 1972. De Club van Rome publiceert het rapport Grenzen aan de groei, dat laat zien welke gevolgen economische groei heeft voor het milieu. Datzelfde jaar schreef David Bowie het nummer Five years: we hebben nog maar vijf jaar, de aarde gaat dood. Five years is het openingsnummer van het album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars en Reinhard Kleist opent zijn stripbiografie van Bowie met de Club van Rome en dit nummer. In een tijd waarin het toekomstbeeld zwart is, vindt Bowie zichzelf uit door op te treden als Ziggy Stardust, een buitenaardse rockster die naar de aarde komt om als een soort profeet zijn boodschap te brengen. Zijn extravagante uiterlijk zou iconisch worden.
De tijd dat Bowie niet alleen Ziggy Stardust speelde, maar ook Ziggy Stardust was, is het vertelheden in het boek van Kleist. Die bladzijden zijn uitbundig ingekleurd met veel rood, geel en roze. Die roepen meteen de tijd op waarnaar verwezen wordt, maar de kleuren zijn soms ook erg hard en niet altijd viel ik daarvoor tijdens het lezen. Tussen die Ziggygedeelten door lezen we hoe de weg daarheen verliep. Die bladzijden zijn soberder ingekleurd, vaak met een enkele, bruinige steunkleur. Kleist pleegt daarbij enkele mooie vertelingrepen: zo zien we Bowie als klein jongetje bij de radio. De muziek van Ziggy Stardust is ook een geschenk voor het jongetje van toen, dat dan nog steeds het jongetje in hemzelf is.
Ziggy Stardust zou je kunnen zien als een masker van Bowie, maar ook als de werkelijke Bowie, die hij op deze manier kon manifesteren. Op een gegeven moment praten die twee met elkaar, via de spiegel. Uiteindelijk zal Bowie verder moeten zonder Ziggy en op het toneel neemt hij afscheid van dit alter ego. Dat gesprek via de spiegel is ook weer een mooie vondst, dat het dubbele laat zien: afhankelijk worden van een personage en tegelijkertijd dat personage zijn, maar ook weten dat je meer bent dan dat en verder moet.
We krijgen een mooi beeld van David Bowie in deze periode. Als lezer kom je dichtbij, doordat de verteller Bowie steeds met ‘je’ aanspreekt, alsof hij het verhaal aan hem vertelt en alsof de verteller alwetend is, zodat hij meer van de zanger weet dan die van zichzelf weet. Na het lezen blijven je verschillende dingen bij: bijvoorbeeld de bijzondere relatie die Bowie met zijn broer Terry had, maar ook de gretigheid waarmee hij allerlei soorten muziek tot zich nam. Natuurlijk is er af en toe gedoe met het management en het succes komt niet vanzelf. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de carrière van Iggy Pop, die veel in de buurt van David Bowie is te vinden. Zijn succes zal pas later op gang komen.
Na de periode waarin Bowie Ziggy Stardust was, volgt er nog een grote carrière. Of Kleist dat hele leven gaat tekenen en beschrijven, is mij nog niet duidelijk, maar er komt wel een vervolgdeel, Low, met daarin Bowies jaren in Berlijn. Daar zullen we ook Iggy Pop ongetwijfeld nog tegenkomen.
Starman is, net als het andere werk van Reinhard Kleist weer knap gemaakt: goed verteld, goed getekend en het onderwerp interesseert me ook nog. En toch was ik niet omvergeblazen tijdens het lezen. Misschien omdat het soort verhaal al zo bekend is: iemand met talent moet moeilijkheden overwinnen, maar wordt toch succesvol. Dat ook het leven van Bowie zo verlopen is, kan Kleist natuurlijk niet helpen, dat snap ik wel, en als ik alles op een rijtje zet, is Starman ook echt wel een knap boek. Maar tijdens het lezen kwam ik niet verder dan geïnteresseerd zijn en het ‘best wel goed’ vinden. Misschien ben ik gewoon verwend.
Reinhard Kleist – Starman. David Bowie’s Ziggy Stardust jaren. Scratch. 176 pagina’s hardcover. € 29,95.