bananendoos
Artikelen

Heeft het beeldverhaal in Nederland nog toekomst? Een inventarisatie van knelpunten en kansen

Er is al lang discussie over de teruglopende belangstelling voor strips en beeldverhalen. De afgelopen jaren zijn diverse initiatieven genomen om het beeldverhaal te promoten en de waardering te stimuleren, maar het is de vraag of dat iets heeft opgeleverd voor de langere termijn. Jan Venselaar bepleit om eerst eens op een rij te zetten welke problemen en mogelijkheden er zijn, voor er nieuwe initiatieven worden ondernomen. Daartoe interviewde hij vijftien mensen op verschillende stoelen in de Nederlandse stripwereld en schreef een verslag, waarvan hieronder een samenvatting volgt, geschreven door Venselaar zelf.


Volledig verslag: Toekomst voor het beeldverhaal. Een eerste inventarisatie van meningen en visies (pdf) Jan Venselaar, 2020


Definiëren van een probleem

De discussie omtrent de toekomst van de strip is de laatste jaren aangewakkerd door het mislukte samengaan van de Stripschapdagen met de ComicCon in Utrecht, de acties van de Stripmaker des Vaderlands, het teloorgaan van enkele stripmusea en het gestaag afnemen van verkooppunten met een groot assortiment aan stripboeken. Extra stof tot nadenken komt van het boek annex proefschrift Heilige tekst, goddeloos beeld, een gespannen relatie (uitg. Vrijdag, 2018) van Joris Vermassen en onlangs nog het rapport Lees! Een oproep tot een leesoffensief, waarin het beeldverhaal weliswaar een plek heeft gekregen, maar waarbij de vraagt rijst of die plek de gewenste is (namelijk die van opstapje voor het ‘echte’ lezen). 

Voor er nieuwe initiatieven worden ondernomen, zou het verstandig zijn eerst eens op een rij te zetten wat er eigenlijk speelt aan lopende ontwikkelingen, problemen, visies, knelpunten en meer. Plannen maken en een strategie uitzetten zonder inzicht in de knelpunten en zonder het stellen van duidelijke doelen leidt uiteindelijk tot niets.

Vanuit die gedachte heb ik – ingenieur, liefhebber van het beeldverhaal en deskundig op het gebied van strategisch, duurzaam management – zo’n vijftien mensen gesproken waarvan aangenomen mag worden dat ze goed op de hoogte zijn en die zich op verschillende plekken[1] bevinden in de Nederlandse stripwereld, in een poging een overzicht te maken van de vele visies, meningen, irritaties, successen, mislukkingen en stemmingen. De eerste personen werden aangedragen door stichting AAStrips (de partij achter de Stripmaker des Vaderlands). Gaande de interviews werden er namen aan toegevoegd op aanbeveling van de gesprekspartners.

Plannen maken en een strategie uitzetten zonder inzicht in de knelpunten en zonder het stellen van duidelijke doelen leidt uiteindelijk tot niets

Dat heeft geleid tot Toekomst voor het beeldverhaal. Een eerste inventarisatie van meningen en visies, een bijna 40 pagina’s dik verslag gevuld met observaties en uitspraken, waaruit een paar grote gemene delers zijn te destilleren. Het belangrijkste is dat vrijwel alle geïnterviewden van mening zijn dat het in Nederland slecht gaat met het beeldverhaal. Daarvoor worden een aantal redenen genoemd:

  • De geringe acceptatie van de strip als volwaardig verhalend medium.
  • Een afgenomen en nog steeds slinkende rol van stripboeken, door het toegenomen aanbod van andere media en amusement.
  • Onvoldoende verbreding en vernieuwing qua inhoud, vorm en aanbod om in te spelen op de veranderende vraag vanuit de maatschappij.
  • De versnippering en het gebrek aan samenwerking en professionaliteit in het Nederlandse striplandschap.

Opvallend is dat er over met name het eerste en deels het tweede punt veel consensus bestaat, al schat iedereen de mate waarin deze problemen een rol spelen en wat daarvan de oorzaken zijn anders in.

In het derde en met name het vierde punt gaat het over de stripwereld zelf en daarover zijn de visies en meningen sterk verdeeld. In die mate zelfs, dat je in sommige gevallen kunt spreken van conflicten. Dit belemmert het vinden van goede oplossingen.

Algemene observaties

Er is een gevoel van frustratie, malaise en defaitisme merkbaar. Er wordt een sterk versnipperd ‘striplandschap’ geschetst waarin iedereen alleen voor zichzelf bezig lijkt te zijn. Bij initiatieven en activiteiten worden te grote verwachtingen gewekt en is er weinig samenwerking of afstemming zodat velen zich genegeerd of zelfs tegengewerkt voelen.

Toch valt er bij bijna iedereen een grote betrokkenheid te bespeuren, evenals de wens dat het met de strip in de toekomst weer beter zal gaan. De meesten geloven sterk in de meerwaarde die het beeldverhaal kan bieden in het huidige landschap van communicatie en ontspanning. ‘Onthaasting’ is een term die daarbij genoemd wordt.

Lastig is dat de huidige omvang van de Nederlandse stripwereld in alle aspecten onduidelijk is en daarmee ook het belang en de impact ervan, zowel cultureel als economisch gezien. Een goede, cijfermatige onderbouwing van de populariteit en de commerciële levensvatbaarheid blijkt niet mogelijk door een gebrek aan betrouwbare cijfers. Dat maakt het lastig het belang van de sector te verdedigen in discussies met andere partijen. Voor samenwerking, hulp of gewoon om een vuist te kunnen maken. In het oog van de rest van de wereld blijft de strip daardoor een verschijnsel in de marge.

De meesten geloven sterk in de meerwaarde die het beeldverhaal kan bieden in het huidige landschap van communicatie en ontspanning

Het valt inderdaad niet te ontkennen dat de stripwereld klein is. Er zijn ongeveer 200 stripmakers en 300 à 400 uitgevers, medewerkers, organisatoren van beurzen en andere betrokkenen. Ongeveer 20 van hen kunnen van strips leven. De meeste mensen werken als kleine ondernemers, of ZZP’er (uitgeverijen, striptekenaars, winkels, etc.). Het grootste deel heeft geen mogelijkheid tot investeren en ziet weinig perspectief. Het landschap is versplinterd en dat maakt het moeilijk één krachtige stem te laten horen en tot effectieve acties te komen.

Men concludeert dat het klimaat in Nederland voor strips en beeldverhalen slecht is. Sommigen stellen dat Nederland in het algemeen te weinig cultuurminnend is, waarmee men impliceert dat de waardering voor strips, en dan vooral het meer culturele beeldverhaal, samenhangt met aandacht voor cultuur. In andere landen, met name Frankrijk, zou dat beter zijn. En dat terwijl een strip feitelijk niets anders is dan een boek met andere mogelijkheden om een verhaal te vertellen. Dat kan net zo goed een meerwaarde betekenen.

Een aantal mogelijkheden

De kracht van beeldverhalen is dat beeld en tekst elkaar ondersteunen. We leven nota bene in een maatschappij waarin de beeldcultuur een grote plek inneemt. De inhoud van tijdschriften bestaat voor 75% uit beeld. In informatieve boeken en tijdschriften voor jeugd én volwassenen wordt heel veel met beeld gewerkt. Denk aan foto’s, schetsen, kaarten, maar ook aan infographics. Dat wordt zeer hoog gewaardeerd. Dat een verhaal als minderwaardig wordt beschouwd zodra het met deze middelen verteld wordt, duidt erop dat er duidelijk iets misgaat met de PR.

Gesteld wordt dat men de markt niet goed benadert en/of dat auteurs vaak teveel vanuit hun eigen, artistieke behoefte denken en niet vanuit de interesse van het publiek. Die kritiek verraadt dat men zich vooral richt op de (nog) bestaande vraag van ‘de inmiddels op leeftijd zijnde verzamelaars’. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld in een populariteit van ‘integrale uitgaven’ waardoor de markt momenteel weer opleeft, maar fundamentele nieuwe markten worden er niet mee aangeboord.

Nederlandse tekenaars zijn zeer goed en zelfs toonaangevend, maar grafisch talent is niet voldoende om een goed beeldverhaal te kunnen maken

Strips moeten de breedte in en aansluiten op de actualiteit of op stromingen en trends in andere media. Er heerst nog steeds een jaren ’70 sfeer. Er is in 40 jaar veel veranderd! Dus zoek nieuwe relevantie, sluit aan bij de actualiteit. Dat gebeurt op dit moment maar mondjesmaat, onder andere met graphic novels, maar het kan ook met gewone strips, zoals Suske en Wiske en de plastic soep laat zien.

Er zijn een aantal thema’s die in stripvorm goed verkopen:

  • Geschiedenis (zoals WO II, Nederlands-Indië)
  • Gezondheid
  • Vluchtelingen
  • Kunst (Dit doet het goed in musea zoals Vincent van Barbara Stok over Vincent van Gogh, dat daar tussen de boeken over Van Gogh ligt.)
  • Stripjournalistiek in het algemeen

De stripauteurs

Nederlandse tekenaars zijn zeer goed en zelfs toonaangevend, maar grafisch talent is niet voldoende om een goed beeldverhaal te kunnen maken. Je moet ook een goed verhaal kunnen vertellen. De lezer moet met de gebeurtenissen kunnen meeleven. Dat geldt voor romans en net zo goed voor stripverhalen. Belangrijk is dat een (beeld)verhaal een zekere gelaagdheid heeft waardoor je het nogmaals kunt lezen en nieuwe dingen kunt ontdekken. In de praktijk zie je veel stripboeken verschijnen waarvan het verhaal zwak en oppervlakkig is. Veel vaker dan nu gebeurt, moeten goede tekenaars aan goede vertellers worden gekoppeld. Daarbij zou men ook romanschrijvers kunnen benaderen.

Eigenlijk is iedereen het er wel over eens dat je van het vak stripauteur of stripmaker niet kunt leven. Zelfs succesvolle auteurs, waarvan anderen zeggen dat die goed verdienen, geven aan dat het zonder subsidies en veel kunst en vliegwerk eigenlijk niet te doen is. Zonder af en toe een subsidie – die voor strips overigens beperkt beschikbaar zijn – lukt het niemand. Uitgaven die breed geprezen worden, moeten als project goed gesubsidieerd zijn, willen ze kans van slagen hebben. Dikke voorschotten zitten er niet in.

Het internet biedt kansen op nieuwe verdienmodellen, maar dan moet daar weloverwogen naar gezocht worden. Jonge tekenaars en net afgestudeerden zetten hun strips en tekeningen veelal gratis online in de hoop dat ze met voldoende views en likes inkomsten kunnen genereren. Er zijn tekenaars met meer dan 10.000 volgers, maar het is geen betrouwbaar verdienmodel. Er zijn dus structurele oplossingen nodig. ‘Gratis’ games zijn er in geslaagd om geld te verdienen aan de beeldschermgeneratie, is dat ook mogelijk met strips?

Sigmund door Peter de Wit
Sigmund © 2019, Peter de Wit

De uitgevers

Er zijn een paar uitgeverijen van redelijke omvang, maar verder zijn het vooral specialisten gericht op een klein aantal specifieke auteurs en series, of gelegenheidsuitgaven of het zijn auteurs die hun eigen werk uitgeven. Er zijn te veel kleine spelers, met een te klein fonds, zonder geld om te investeren, zonder goede faciliteiten en zonder netwerk voor promotie in binnen- en buitenland.

Strip is een moeilijk medium. Niet alleen om het te lezen en te waarderen, maar zeker ook om het uit te geven. Als je het goed wilt doen is er veel aandacht en geld nodig. Bij het maken van een strip komt veel meer kijken dan bij een roman: het schrijven van een scenario, tekenen, inkleuren, beletteren, promoten, etc. En dan is de markt meestal ook nog eens veel kleiner dan die voor andersoortige boeken. De verkoop van papieren media loopt sowieso terug. Zelfs de grotere uitgevers verdienen hun geld in de praktijk met andere activiteiten dan boekverkoop. Als je dat in ogenschouw neemt, is er maar plaats voor twee of drie uitgeverijen, of er zou meer samengewerkt moeten worden.

Een aantal auteurs kiest ervoor uitgeverijen te benaderen buiten de stripwereld. Die (b)lijken hun strips en graphic novels vaak beter in boek- en tijdschriftenhandel te kunnen positioneren. Naar verluidt kom je op die manier als auteur ook makkelijker in de boekenwereld en het literaire circuit terecht. Reguliere uitgevers hebben ook vaak meer mogelijkheden om rechten aan buitenlandse uitgevers te verkopen. Dat vergroot de markt, en dus de verdiensten. In lijn met de eerdere opmerkingen dat Nederland klein is en geen stripland, wordt vaak gezegd dat het publiceren in het buitenland de beste optie is. 

Een aantal auteurs sprak de voorkeur uit voor een buitenlandse uitgeverij, bijvoorbeeld in België of Frankrijk, omdat de Nederlandse stripuitgeverijen te klein, amateuristisch dan wel onervaren zijn om iets effectief in het buitenland te promoten. Voor een buitenlandse uitgever is het vaak een kleine moeite om ook een Nederlandse editie uit te brengen, gezien de relatief kleine oplage. Het biedt Nederlandse auteurs een soort U-bochtconstructie om alsnog in Nederland te kunnen publiceren.

De stripbeurzen, het alternatief voor de stripspeciaalzaak, zijn er echt alleen voor de liefhebber

Over de stripbladen is men in het algemeen weinig enthousiast: ‘leuk dat ze er zijn’ maar als medium om je product in de markt te zetten werken ze niet. De markt waarop de huidige tijdschriften zich richten, is opnieuw die oude, vergrijzende doelgroep. Er is ook geen aandacht voor nieuw talent. Laat staan dat ze erin slagen om nieuwe doelgroepen en markten aan te boren.

Stripspeciaalzaken en -beurzen

De belangrijkste pijler voor de verspreiding van stripboeken bestaat uit de gespecialiseerde stripwinkels. Ook daarover bestaan veel zorgen. De speciaalzaken nemen in aantal af en de winkels die overblijven zijn zelden nog in staat of bereid om een compleet assortiment op voorraad te houden. Velen zoeken hun heil in allerlei extra’s als spellen en merchandise maar daarmee slaagt men er niet in een breder publiek aan te trekken. Daarnaast zijn veel winkels qua inrichting slecht toegankelijk, klein, te vol en onoverzichtelijk. Je komt er alleen om ‘die specifieke titel’ te kopen, niet om eens ontspannen rond te kijken en te winkelen. Het gevoel overheerst dat stripwinkeliers zich meer als ondernemers zouden moeten opstellen en zouden moeten zoeken naar manieren om een breder publiek aan te spreken.

De stripbeurzen, het alternatief voor de stripspeciaalzaak, zijn er echt alleen voor de liefhebber. Het zijn een beetje rommelmarkten. Beurzen worden als noodzakelijk kwaad gezien omdat het de enige plekken zijn waar je nog kennis kan nemen van wat er in totaal aan strips wordt aangeboden. Maar het moet beter, volwassener en professioneler. Beurzen zijn ook allemaal hetzelfde, met hetzelfde publiek, dezelfde standhouders, hetzelfde aanbod en dezelfde signerende tekenaars. Of beurzen wel effect sorteren in het verjongen en verbreden van de belangstelling is zeer de vraag. Het zijn toch voornamelijk ontmoetingsplekken voor gelijkgestemden en geen evenementen waar ontdekken en promotie een grote rol spelen.

Verbreding is lastig want welk publiek wil je bereiken en hoe doe je dat? Ideeën die werden aangedragen: organiseer meer opvallende lezingen, zorg voor muziek, organiseer gratis ‘happenings’ tijdens de beurs over zaken die zijdelings gerelateerd zijn aan het beeldverhaal, of laat jonge tekenaars duidelijk zichtbare tekeningen maken in het stadscentrum. Promoot je evenement bovendien in gedrukte media en op social media als een leuk uitje. Of werk samen met een andersoortig festival (gericht op muziek, literatuur, etc.), maar doe dat dan niet met dozen vol tweedehands handel.

De reguliere boekhandel

Het zou het mooiste zijn als beeldverhalen beter verkrijgbaar zouden zijn in de reguliere boekhandel. Er lijken drie zaken te zijn die dat belemmeren:

  • Culturele weerstand (gebrek aan acceptatie als volwassen medium)
  • Het idee dat strips niet verkopen (het wordt niet gelezen door ‘ons publiek’)
  • Onbekendheid met het aanbod en gebrek aan kennis om een interessante selectie te maken voor het eigen publiek

Niet alleen de verkoop van strips, ook die van andere gedrukte boeken staat onder druk door de opkomst van digitale media. Boekhandelaren zijn zich daar goed van bewust en zoeken naar manieren om daar mee om te gaan. Maar waar romans steeds vaker als e-book verkocht worden, blijven boeken met veel beeld relatief goed verkopen. Dat is een sterk punt van stripboeken dat meer benadrukt zou mogen worden.

De Rechter door Jesse van Muylwijck
De Rechter © 2019 Jesse van Muylwijck

De onbekendheid met strips betekent dat boekhandels hulp kunnen gebruiken. Assistentie bij het maken van een zinvolle selectie, bijvoorbeeld. Dat zou kunnen in de vorm van een abonnement, waarbij periodiek een nieuwe selectie boeken wordt neergelegd, of door een voorselectie te maken uit het totale aanbod, zodat kwaliteit en meerwaarde beter tot hun recht komen en boekhandelaren met meer inzicht en vertrouwen een keus kunnen maken. Dat vraagt om een gezamenlijke aanpak van de uitgeverijen en om voorfinanciering. Twee dingen die door onderlinge concurrentie en een beperkte financiële draagkracht niet vanzelfsprekend zijn.

De algemene promotie van de strip

Een van de lastigste zaken in de versnipperde stripwereld is de algemene PR voor het beeldverhaal. Wiens taak is dat en wat moet de doelstelling zijn? Het vraagt om een overkoepelende, democratische organisatie die zich in dienst stelt van de gehele stripwereld. Het Stripschap had zich die rol ooit toebedeeld, maar over het algemeen vindt men niet dat ze daar in slaagt. Sowieso is men somber over de algemene PR. De meeste promotieactiviteiten zijn momenteel afkomstig van kleine groepen die incidenteel iets ondernemen, of van betrokken individuen die hun positie een keer gebruiken voor een duwtje in de rug.

Gecoördineerde, langdurige acties met voldoende omvang en zichtbaarheid om breed gehoord te worden, zijn er eigenlijk nooit geweest. Commercieel belanghebbenden promoten alleen hun eigen activiteiten, maar zijn te klein om aandacht te trekken buiten de eigen kring, laat staan dat er een interesse bij het brede publiek mee wordt opgewekt.

De diverse prijzen die worden uitgereikt bieden een goed PR-moment, maar de uitreikingen zijn weinig feestelijk, de locaties waar ze plaatsvinden weinig glorieus en media aandacht ontbreekt. Dat maakt ze voor PR-doeleinden onbruikbaar.

Conclusie

Al die meningen en visies kun je afdoen als defaitistische kritiek, maar als je weet waar kritiek op is, kun je ook onderzoeken of deze hout snijdt en ontdek je gaandeweg waar verbeteringen mogelijk zijn. Als je vanuit een bestaande status quo een nieuwe richting in wilt slaan, zijn er tenminste drie eisen waaraan moet worden voldaan:

  • Er moet een duidelijk doel worden opgesteld, onderbouwd met feiten waaruit de haalbaarheid blijkt (qua vraag, aanbod, organisatie en financiën)
  • Er moet sprake zijn van samenwerking. De samenwerkende groep moet invloedrijk genoeg zijn om een verschil te kunnen maken, groot genoeg om altijd iemand in te kunnen zetten voor het uitvoeren van taken en gemotiveerd genoeg om continuïteit te kunnen garanderen. Onderschat dit niet, want het werk van zo’n groep kan (moet?) jaren duren!
  • Men moet bereid zijn tot compromissen. Eigen ideeën en ambities dienen (deels) ondergeschikt te zijn aan het gezamenlijk bereiken van een nieuwe status quo.

Daarnaast spelen natuurlijk ook zaken als financiering en het selecteren van de juiste mensen een rol, maar deze drie punten blijken in de praktijk de grootste struikelblokken. Dat geldt al voor bedrijven, waar de hiërarchische structuur een relatief grote kans op succes biedt, maar het geldt extra voor een vrijwillige samenwerking. Het naleven van deze drie hoofdpunten is cruciaal: ze betekenen het verschil tussen professionaliteit en amateurisme.

 


  1. Onder de vijftien geïnterviewden bevinden zich auteurs, uitgevers, winkeleigenaren, publicisten en mensen die werken voor een organisatie die zich bezighoudt met strips.