Artikelen

Stripfestivals in Nederland: over keuzes, koersen en het VPRO-gehalte van Haarlem

Het was een terloopse opmerking die het gesprek liet kantelen. Een poos geleden was Martijn Daalder, een van de twee kapiteins van de Stripdagen Haarlem, in de uitzending bij Robin Vincks Stripjournaal. Het gesprek ging over de nieuwe Haarlemse koers. Volgens Daalder wil het stripfestival de maker centraal stellen. Vincks tafelheer Jacarrino Dost, van stripvlog Bammerdebam, stelde een logische vraag. Oké, de makers staan centraal: namen willen we.

Veel te vroeg, vond Daalder, alles op z’n tijd. Maar het namenverhaal was er niet mee van tafel. Je moet toch een wensenlijstje hebben, vroeg Vinck. Daalder hapte niet. Pas toen hij expliciet werd gevraagd naar zijn persoonlijke favorieten, gooide Daalder twee namen in de groep: Riad Sattouf en Alison Bechdel – die allebei zeker niet van de partij zijn, zo voegde hij eraan toe.

En toen kwam het. Die twee namen werden niet alleen lauw onthaald, ze werden meteen gemakshalve geduid: die zijn, zo reageerde Dost, van een hoog VPRO-gehalte. Bijzonder om meerdere redenen, zo kenden zowel Dost als Vinck het werk van beide stripmakers eigenlijk niet, maar vooral omdat Daalder naar zijn eigen voorkeur werd gevraagd. De duiding van Dost (VPRO, elitair, niche) werd  daarmee persoonlijk en dat pikte Daalder niet.

Het gesprek kreeg een heerlijke wending, lekker veel reuring en ach, in het tamme wereldje van de vaderlandse strip mag er wel eens iets eerlijker, inhoudelijker en opener worden gecommuniceerd, dus: alleen maar mooi. Uiteindelijk was niemand meer boos en werd er allerhartelijkst nagekeuveld over ‘een festival van iedereen’ – waar het gesprek ook mee was begonnen.

Wat bleef hangen was het VPRO-gehalte.

Welbeschouwd is een festival met een VPRO-gehalte helemaal niet erg. Dat kan gewoon een heel goed festival zijn. Vooral omdat er ook festivals zijn, die met hun gehalte weer op andere doelgroepen mikken – het is de reden dat er verschillende omroepen zijn. Het zorgt voor variatie en diversiteit. Door een festival aan te spreken op zijn VPRO-gehalte, wordt er voorgesorteerd op eenheidsworst: niet te veel vage gekkigheid, liever zien we een stripfestival dat zoveel mogelijk op de rest lijkt, met steeds weer dezelfde namen. Mensen van VPRO-huize kunnen dan gewoon naar een festival met een hoog RTL4- of SBS6-gehalte. Missie geslaagd: alles is hetzelfde, je hoeft niet meer te kiezen.

Dat kán de bedoeling niet zijn. De reactie van Dost was natuurlijk eentje van de klassieke stripfan, iemand die benieuwd is voor wie hij in de rij kan staan voor een handtekening of een dédie. Niks mis mee, klassieke stripfanaten en verzamelaars hebben jarenlang de dienst uitgemaakt op stripbeurzen. Ze waren met veel, lieten de uitgeverijen zwarte cijfers schrijven en werden beloond met een tekening. Maar de tijden veranderen: de jonge lezers die er nog zijn, gaan naar manga- en animéconventies of comic cons, de graphic novel ligt in de reguliere boekhandel en mikt op een andere lezersgroep, nieuwe aanwas is er nauwelijks meer voor de traditionele consumptiestrip, overal piept en kraakt het in de op actie en avontuur gerichte stripwereld.

Dat zie je terug in de bezoekersaantallen van de traditionele stripbeurs, die van het Stripschap voorop. In Rijswijk kwam de afgelopen jaren al bijna niemand meer opdagen en dit jaar was er in plaats daarvan een Noordwijkse markt met kramen, naar voorbeeld van Gouda en Kampen: eendaags, lekker buiten en in winkelgebied. Wie het vlogverslag vanuit Noordwijk bekeek op de stripvlog van dezelfde Bammerdebam, zag vooral kramen met bakken vol strips en comics – geen aankleding, geen sfeer, geen enthousiasme. Is dat het voorland van een festival zonder VPRO-gehalte?
En dan nog, de kritiek op het vermeende elitaire karakter van de Stripdagen Haarlem is tamelijk selectief. In het gesprek werd nota bene de Tina-dag aangehaald als voorbeeld van een geweldig succes. Terecht, maar dat ligt toch vooral aan hun afgebakende inhoudelijke keuzes. Ze hebben een doelgroep die heel enthousiast is en een programma dat op hen is afgestemd. Hetzelfde geldt voor de manga- en animeconventies. De Nieuwe Garde stripmarkt in Zwolle heeft ook duidelijke inhoudelijke keuzes gemaakt: zowel het aanbod als het publiek is er jonger en anders.
Zo hoort het te zijn: veel smaken, veel te kiezen. Gelukkig dus dat het stripfestivalaanbod de laatste jaren steeds uitgesprokener wordt en nieuwe wegen in slaat. En al zou Haarlem kiezen voor een VPRO-invulling, dan zegt de kritiek vooral iets over de stripfan die het liefst zijn conservatieve stripfeestje wil behouden, met boekjes, dozen en dédies, en niet te veel nieuwe toestanden blieft. Dat mag, maar wees er dan ook eerlijk over.