Hoewel ziekte, gezondheid en zorg al sinds mensenheugenis onderwerp zijn van stripverhalen, bestaat er sinds enkele jaren een officieel – lastig in het Nederlands te vertalen – label voor dergelijke verhalen: graphic medicine.
‘Alles wat zich afspeelt op het snijvlak van stripverhalen en gezondheidszorg.’ Zo zou je ‘graphic medicine’ kort kunnen omschrijven. De term is bedacht door de Britse huisarts en striptekenaar Ian Williams die in 2007 de website Graphic Medicine oprichtte en een handige, korte aanduiding zocht voor de rol die stripverhalen in de gezondheidszorg spelen. De website groeide in de jaren die volgden uit tot het digitale centrum van alles wat zich op het gebied van graphic medicine afspeelt. In het kielzog ervan ontwikkelde zich een nog steeds groeiende beweging van kunstenaars, onderzoekers en zorgprofessionals. Jaarlijks hoogtepunt is de ‘graphic medicine conference’ die in 2020 voor de tiende keer plaats zal vinden.
Voor mij persoonlijk begon de kennismaking met graphic medicine in 2010. Mijn liefde voor strips begon zich destijds langzaam maar zeker te ontwikkelen en plots werd er een buitengewoon boeiend en rijk geïllustreerd artikel gepubliceerd in het gerenommeerde medische tijdschrift The BMJ: ‘Graphic medicine: use of comics in medical education and patient care’ (Green & Myers, 20101). Het artikel opende mijn ogen, als stripliefhebber maar ook als docent en onderzoeker op het gebied van de ethiek van de gezondheidszorg. Dankzij dat artikel maakte ik kennis met ‘graphic pathographies’, autobiografische ziekteverhalen in getekende vorm. Het zette uiteen wat de waarde van stripverhalen voor de gezondheidszorg kon zijn en legde daarbij de nadruk op het gebruik ervan in medisch onderwijs en patiëntenzorg. Ik herinnerde me onmiddellijk interviews die ik als beginnend onderzoeker aan het einde van de jaren ’90 hield met huisartsen, over de gevolgen van de multiculturele samenleving voor de praktijk van de zorg. Enkele huisartsen lieten me eenvoudige stripverhalen van een paar kaders zien die ze gebruikten om contact te maken met patiënten die het Nederlands minder machtig waren. Dat beschouwde ik als een innovatieve manier van communiceren, maar stond er destijds niet lang bij stil. Maar ik vergat het ook niet (zie: Olthuis, 20102).
Via het artikel uit de BMJ maakte ik kennis met het indrukwekkende Mom’s cancer van Brian Fies. Fies tekende en schreef Mom’s cancer omdat hij had gewild dat een dergelijk boek er al was voordat zijn moeder getroffen werd door longkanker, schrijft hij in het voorwoord. Mom’s cancer is een aangrijpend beeldverhaal van de veldslag waarin Fies, zijn twee zussen en zijn moeder geheel onvoorbereid belandden nadat de diagnose (longkanker met uitzaaiingen in de hersens) was gesteld. Het boek verscheen aanvankelijk als webcomic en won in 2005 een Eisner Award voor ‘best digital comic’. Er was vervolgens onmiddellijk interesse om het op papier uit te geven en Fies merkte dat professionals in de zorg het boek gingen gebruiken om andere families voor te lichten. Graphic medicine avant la lettre.
Een ander boek dat indruk maakte was Epileptic van David B., in het Nederlands vertaald als Vallende ziekte en oorspronkelijk getiteld L’ascension du haut mal. Het boek verscheen in zes delen, tussen 1996 en 2003, en vertelt op duistere en aangrijpende wijze hoe David B. (pseudoniem van Pierre-Francois Beauchard) opgroeide met een broer die leed aan zware, onbehandelbare epilepsie. De ziekte wordt verbeeld als monster dat zich zonder toestemming in hun levens heeft genesteld. Het verhaal gaat diep in op de wanhopige zoektocht van de ouders naar een adequate behandeling, op het effect dat zo’n verwoestende ziekte op onderlinge relaties heeft en vooral ook op de ontwikkeling van David B. van jochie tot volwassene.
Inmiddels integreren we in het Nijmeegse Radboudumc stripverhalen in onderwijs en onderzoek. Zo ontwikkelden we een werkgroep waarin we derdejaars geneeskundestudenten vanuit de deugdethiek laten reflecteren op hun professionele ontwikkeling. Belangrijk onderwerp van gesprek? Drie fragmenten uit drie verschillende graphic novels waarin een arts een consult heeft met een patiënt.3 Welke gedrag zien we? Welke deugden? Is dit een goede dokter? Is dit een patiënt die deugt? Waarom wel, waarom niet? Studenten moeten wennen aan het medium; dat strips ook serieuze verhalen kunnen vertellen weten ze veelal niet. Maar niettemin biedt de onverwachte invalshoek een mooie gelegenheid tot discussie.
Daarnaast heef één van onze onderzoeksprojecten geleid tot een graphic novel: Naasten.4 Dit boek is gebaseerd op de resultaten van een interviewstudie onder mantelzorgers die zorgen voor iemand die in de palliatieve fase van een ongeneeslijke ziekte is. De kernpunten uit de studie zijn vertaald naar twee verhaallijnen die getekend zijn door twee jonge stripmakers die er hun afstudeerproject van maakten voor de opleiding Comic Design (ArtEZ Zwolle). We onderzoeken nu of het gebruik van Naasten behulpzaam is om in gesprek te gaan met mantelzorgers die in een soortgelijke situatie zitten. Of hoe het boek ingezet kan worden voor onderwijsdoeleinden.
Dat graphic medicine in opmars is en dat stripverhalen een meerwaarde kunnen hebben in de gezondheidszorg laat ook de de 9e Kunst zien. ‘Hoe kinderen met dyslexie baat hebben bij strips’ is een van de meest gelezen bijdragen in 2019.
Gert Olthuis
Universitair hoofddocent Medical Humanities
Radboudumc, Nijmegen
- Michael Green & Kimberly Myers. Graphic medicine: use of comics in medical education and patient care. BMJ 2010; 340: 574-577.
- Gert Olthuis. Stripverhalen als getuigenissen van ziekte-ervaringen. Hoe strips een waardevolle bijdrage vormen aan de gezondheidszorg. Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek 2010; 20(4): 106-110.
- De fragmenten komen uit The bad doctor (Ian Williams), Blauwe pillen (Frederik Peeters) en Good eggs (Phoebe Potts).
- Maaike Haan, Melanie Kranenburg en Niek van Ooijen. Naasten. Voor meer info zie graphicnovelnaasten.nl