Klassieke verhalen worden telkens opnieuw verteld – ook in strips – en blijven daardoor fris. Maar wat maakt deze verhalen zo bijzonder? En hoe veranderen ze door de tijd? In Classic into Graphics gaat Bart van der Steen op onderzoek uit. In de derde aflevering van onze zomerserie bespreekt hij de stripwereld van H.P. Lovecraft.
Laat me maar beginnen met een bekentenis. Ik houd van Lovecrafts mythische wereld: Cthulhu, Necronomicon, het pantheon van Great Old Ones. Maar zijn verhalen las ik altijd met moeite. Te lang, te taai, te saai. Tot Lovecraft moest ik komen via een omweg. Via strips! Daarin kwam Lovecrafts wereld pas echt tot leven. De link tussen Lovecrafts cosmic horror en comics is ook niet toevallig. Lovecrafts verhalen verschenen vanaf de jaren twintig in pulp magazines: goedkoop gedrukte werken, die het voor de verkoop vooral moesten hebben van hun buitenissige covers. Net zoals de comics die in deze periode opkwamen als genre. En nadat horror en comics volwassen werden, werd die band alleen maar hechter.
Door de jaren hebben tientallen stripmakers zich op Lovecraft gestort. Zozeer zelfs dat er binnen de Lovecraft-strips weer subgenres zijn ontstaan. In dit blog bespreek ik er drie, maar dat is niet alles. Bovenal wil ik een lans breken voor Alan Moore’s Providence, dat in mijn ogen de meest originele benadering is tot Lovecrafts werk.
Lovecraft schreef zijn verhalen in de jaren 1920 en 1930 als pulp-auteur. De term “pulp” komt van het goedkope papier waarop deze magazines gedrukt werden – gemaakt van houtpulp – maar verwees evengoed naar de vaak “goedkope” inhoud. Pulpmagazines waren razend populair, maar onderscheidden zich – volgens de critici – van de echte literatuur door hun oppervlakkige karakter: actie kwam op de eerste plaats, terwijl diep uitgewerkte plots of gelaagde personages zelden aan bod kwamen. De populairste genres waren misdaad, fantasy, sciencefiction en horror.
Terwijl Lovecraft zijn “goedkope” horrorverhalen schreef, kwam de strip op als een gelijkaardig pulpgenre. Net als Lovecrafts werk werden strips lange tijd weggezet als simpel tijdverdrijf voor de massa – zonder enige literaire diepgang of complexiteit.
Inmiddels is dat beeld flink veranderd. Lovecraft wordt vandaag erkend als een invloedrijk én literair auteur. En hoewel het bij strips wat langer duurde, worden ook zij nu serieus genomen als volwaardig literair genre. Die dubbele ontwikkeling heeft geleid tot een boeiende kruisbestuiving: hoe meer Lovecrafts werk als literatuur wordt beschouwd, hoe vaker het dient als inspiratie voor hoogwaardige graphic novels.
Stripauteurs en illustratoren hebben altijd al een bijzondere band gehad met Lovecraft. Ze maakten geïllustreerde edities van zijn werk, verstripten zijn verhalen en brachten zelfs graphic biographies uit. Wat opvalt aan recente projecten, is dat ze steeds doordachter en gelaagder worden. De relatie met Lovecraft is niet langer alleen gebaseerd op bewondering, maar ook op een kritische en creatieve herinterpretatie van zijn werk.
Cosmic horror, the Cthulhu Mythos and the Issue of Style
Voor stripmakers is Lovecrafts werk als een snoepwinkel. Alles aan Lovecraft leent zich tot tekenen, visualiseren, bewerken en overdrijven. Alleen al zijn portret spreekt tot de verbeelding. Maar ook zijn monsters, zijn obsessies en de stijl van zijn verhalen.
Want Lovecraft bracht iets radicaal nieuws in het horrorgenre. Hij vertelde zijn verhalen ‘verkeerd om’. Vergelijk Dracula met Cthulhu, en je snapt het verschil meteen. In het begin is Dracula angstaanjagend, maar aan het einde van het verhaal wordt duidelijk hoe je hem kunt verslaan – met knoflook en een kruis. Kennis verlost ons.
Maar in The Call of Cthulhu komt de echte horror pas op het einde, wanneer onthuld wordt dat deze oeroude, buitenaardse entiteit ooit de aarde beheerste – en dat waarschijnlijk wéér zal doen. Hoe meer we ontdekken over Cthulhu en zijn universum, hoe duidelijker het wordt dat we onbeduidend zijn. Er is geen kans op ontsnapping of overwinning. Het enige wat ons rest is acceptatie of waanzin.
En met Cthulhu zijn we er nog niet. Net als bij Sherlock Holmes heeft Lovecraft zijn verhalen met elkaar verbonden. Ze verwijzen naar elkaar en bouwen aan een groter geheel – een soort universum vol god-achtige wezens zoals Cthulhu, Dagon en Shoggoth. Zelfs als je álles leest, heb je maar een glimp opgevangen van het grotere plaatje. Precies zoals zijn personages nooit het hele kosmische raadsel kunnen bevatten.
Dat laatste punt benadrukt Lovecraft met zijn schrijfstijl. Lovecrafts verhalen zijn vaak opgebouwd als dagboeken, rapporten of brieven van wetenschappers en geleerden. Die vertelvorm – formeel, academisch en afstandelijk – past bij zijn filosofie: de waarheid ontgaat ons. De lezer kijkt mee over de schouder van de wetenschapper, ziet dat deze ernaast zit, maar beseft tegelijkertijd dat hem zelf ook van alles ontgaat.
Drie klassieke benaderingen
De verhalen van Lovecraft verschijnen doorgaans zonder illustraties. Dat is vreemd, omdat Lovecraft zijn monsters tot in detail beschreef en zelf ook tekeningen maakte. Hier ligt een kans voor graphic novels en strips. Zij kunnen zijn wereld visueel tot leven te brengen. Dat is inmiddels zo vaak gedaan, dat er drie subgenres te onderscheiden zijn.
Allereerst zijn er ‘klassieke’ stripbewerkingen van de Lovecraft-verhalen. Daarin gaat het erom de verhalen zo getrouw mogelijk weer te geven. Deze strips hebben mij de wereld van Lovecraft ingetrokken. Onovertroffen is Het onzienbare door Erik Kriek, waarin vijf verhalen verbeeld worden. Met zijn zwart-wit stijl en stevig gebruik van schaduwen brengt hij een ode aan de oude pulps. En door afwisselend statische en dynamische scenes te gebruiken neemt hij de wat stijve, ingetogen schrijfstijl van Lovecraft als beginpunt om vandaaruit te bewegen naar actiescenes.
Eveneens gericht op getrouwe weergave zijn graphic biographies zoals He Who Wrote in Darkness door Nikolavitch en Gervasio. In deze strip wordt rechttoe rechtaan de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Lovecraft opgedist. We leren dat hij er antisemitische ideeën op nahield (hoewel zijn beste vriend Joods was en daar pas na de dood van Lovecraft achterkwam), maar ook dat hij verzot was op schepijs. De tekenstijl is traditioneel en effectief. Maar in het werk gebeurt weinig spannends.
Interessanter zijn dan de werken waarin Lovecrafts leven en literatuur door elkaar heen gaan lopen. Denk aan The Strange Adventures of H.P. Lovecraft door Carter en Salmons. Hetzelfde gebeurt in Lovecraft door Rodionoff en Breccia. Lovecraft is daarin een soort profeet en zijn verhalen vertellen van een wereld voor monsters die op het punt staat de onze te overrompelen. Ja, Lovecraft was daadwerkelijk afwezig, contactgestoord en afstandelijk, maar dat kwam omdat hij voortdurend bezig was de poort naar het helse Andere te dichten. Onzin natuurlijk, maar het geeft de makers kans om visuele trips door Lovecrafts wereld te creëren en Lovecraft daar zelf slachtoffer van te maken. Ze eindigen met de onheilspellende woorden: “For the time being, the gate remains closed.”
De meester aan het werk
Maar van alle moderne interpretaties van H.P. Lovecraft steekt er voor mij één met kop en schouders bovenuit: Alan Moore’s stripromans Neonomicon en Providence. Moore, bekend van Watchmen en V for Vendetta, heeft niet zomaar een eerbetoon gemaakt – hij heeft een literaire en visuele meesterzet geleverd.
Wat maakt zijn werk zo bijzonder? Allereerst het feit dat Moore Lovecrafts verhalen, wezens en mythologieën samenweeft tot één coherent universum. Zijn aanpak doet daarbij denken aan zijn eerdere League of Extraordinary Gentlemen, waarin hij negentiende-eeuwse pulp-karakters in één wereld plaatste. Elk detail – van locaties tot namen – verwijst naar Lovecrafts wereld. Hoe beter je Lovecraft kent, hoe rijker Moore’s verhaal wordt. Providence voelt als een puzzel waarvan de stukken langzaam in elkaar vallen.
Maar daarnaast werpt Moore een kritische blik op Lovecraft zelf. Lovecrafts werk zit vol racistische en seksistische stereotypes en ondertonen. Moore negeert dat niet, maar speelt er juist mee. Zijn hoofdpersonage, Robert Black, is een Joodse, homoseksuele journalist – precies het type dat Lovecraft zou hebben gemeden. Via Black onderzoekt Moore wat er schuilgaat onder het ‘normale’ Amerika – en laat hij zien hoe Lovecrafts angsten ook sociaal en cultureel geladen zijn.
Wat Moore’s werk echt uniek maakt, is hoe hij Lovecrafts verhalen over de onvermijdelijke ondergang van de westerse rationele wereld transformeert tot een soort profetie. In Providence worden de kosmische verschrikkingen realiteit doordat Black ze onderzoekt en ontdekt. De horror wordt letterlijk tot leven gewekt door het lezen van Lovecraft zelf. En de titel zegt alles: Providence (voorzienigheid). De titel is een knipoog naar Lovecrafts woonplaats, maar ook naar zijn grafsteen met de woorden: “I am Providence”.
Illustrator Jacen Burrows levert een ware krachttoer in Moore’s twee boeken. Lovecrafts verhalen hebben iets broeierigs. Hij beschrijft de wereld zoals hij is, maar tegelijkertijd klopt er iets niet. Onder de oppervlakte gaan monsters schuil. En hoe beter je kijkt, hoe sneller het misgaat. Burrows spiegelt dat gegeven met een naturalistische stijl, die telkens ook wat off is. Niets is wat het lijkt, lijkt hij te willen zeggen – en dat is precies waar het Moore om te doen is.