Sommige kunstenaars hadden geen psychiater nodig, maar een goede striptekenaar. Bart Proost uit Lommel klapte eerder al het hoofd van Caspar David Friedrich open, en duikt nu in het duistere brein van de Spaanse gigant Goya.
Francisco de Goya y Lucientes (1746–1828) is een van die kunstenaars die nooit helemaal in een hokje past. Begonnen als een gevierd hofschilder van de Spaanse kroon, eindigde hij als een man die zijn muren bekladde met demonen, spoken en bloeddorstige goden. Zijn carrière is één grote paradox: aan de ene kant was hij de lieveling van de elite, aan de andere kant schilderde hij de gruwelen van oorlog en menselijk verval met een eerlijkheid die zijn tijd ver vooruit was.
In het boek van Bart Proost zien we die ontwikkeling scherp terug. We starten bij de ambitieuze jonge Goya die via connecties en talent opklimt in Madrid. Hij portretteert de machthebbers, trekt rond met theatergezelschappen, flaneert op de juiste feestjes. Maar alles begint te kantelen wanneer hij op 46-jarige leeftijd doof wordt door een mysterieuze ziekte. Vanaf dat moment verandert niet alleen zijn leven, maar ook zijn kunst radicaal.
Proost toont dit keerpunt visueel én thematisch. De vrolijkheid verdwijnt uit de tekeningen en maakt plaats voor een zwaardere sfeer, met meer nadruk op contrast, zwart-wit, dreiging. Goya’s wereld wordt stiller, maar zijn schilderijen beginnen te schreeuwen.
Spanje in Goya’s tijd was geen rustige plek. De Inquisitie hield nog altijd de touwtjes stevig in handen, de burgerij was verdeeld en met de komst van Napoleon laaide het geweld op. Goya was daar geen buitenstaander in. Hij zag hoe mensen werden gemarteld, geëxecuteerd en verminkt, en hij legde het vast. Niet om te choqueren, maar om te documenteren.
We zien bijvoorbeeld hoe hij zijn beroemde prentenserie Los Desastres de la Guerra maakt, een reeks huiveringwekkende etsen waarin de ellende van de onafhankelijkheidsoorlog met rauwe precisie is weergegeven. Geen heldendaden of glorie. Alleen mensen die elkaar verscheuren.
Een van de krachtigste onderdelen van het boek is de manier waarop Proost Goya’s Pinturas Negras (Zwarte schilderijen) in beeld brengt. Deze serie werd pas ontdekt na zijn dood en hing oorspronkelijk op de muren van zijn eigen huis. Geen enkele schilder uit die tijd durfde zoiets duisters te maken. En het zat dus letterlijk op z’n huiskamermuur.
We zien ook zijn confrontaties met censuur, zijn latere ballingschap in Bordeaux en zijn obsessieve verhouding met de geheimzinnige Leocadia, met wie hij zijn laatste jaren doorbrengt. Dat zijn partner (waarschijnlijk) 40 jaar jonger was, helpt mee aan zijn reputatie als zowel genie als zonderling.
Dit boek gaat niet alleen over familiebanden, maar is er ook een. Proost schreef en tekende, zijn moeder Bie Flameng deed de inkleuring, en zijn vader Luc zorgde voor een historisch dossier achterin dat alles netjes kadert zonder het spontane te smoren. Het maakt van Goya een warme, liefdevolle uitgave. Misschien heb je juist die liefde nodig om iemand zo getormenteerd recht te doen.
De stijl is expressief, ruw, met een zwart-wit basis die doordrenkt is van dreiging. De spaarzaam toegevoegde kleuren werken als emotionele detonaties. Een rokerig geel voor lafheid, bloedrood voor razernij. Hier is over nagedacht.
Net als bij zijn eerdere boek over Friedrich maakte Proost geen sluitend verhaal. Er blijft ruimte voor twijfel en dat is waarom het werkt. Dit is geen ‘Goya for Dummies’, maar een uitnodiging tot verdieping. Het boek werkt aanstekelijk, je krijgt zin om zelf op ontdekking te gaan. Na het lezen ben ik meteen diep in Wikipedia gedoken, heb ik zijn Zwarte schilderijen bekeken, en me verwonderd over dat beestachtige portret van Saturnus die zijn eigen zoon verorbert. (Wie dat geen stripwaardig beeld vindt, heeft zijn innerlijke puber begraven.)
Proost weet hoe hij historische figuren toegankelijk kan maken zonder ze te versimpelen. Hij gebruikt het medium strip als interpretatiemachine en stimuleert je om verder te kijken dan de plaatjes. Net als bij zijn Friedrich-boek denk ik: “Wacht, hoe zat dat ook alweer met die oorlogen? Waarom was hij doof? Wie was die vrouw met wie hij uiteindelijk in ballingschap leefde?” En voordat je het weet zit je in een YouTube-rabbit hole over de Spaanse Inquisitie. Een goed boek geeft geen antwoorden, maar roept de juiste vragen op.
Goya: Licht en Schaduw is niet perfect. Soms hapert het ritme en je merkt dat Proost bij momenten meer wil vertellen dan er in de kaders past. Dat hoort bij een boek als dit. Goya zelf was ook niet bepaald een man van de rechte lijnen.
Wat staat is een liefdevol gemaakt portret dat nieuwsgierig maakt. Het zet je aan om verder te lezen, te kijken, te googlen, en misschien zelfs eens stil te staan bij dat duistere schilderij in een museum waar je normaal gedachteloos langsloopt.
Bart Proost: Goya: Licht en Schaduw. Saga Uitgaven. 56 pagina’s hardcover. € 22,95