Er zijn maar weinig schrijvers van wie de naam een waarschuwing is geworden. Orwell is niet zomaar een auteur; hij is een begrip. Een geest die hardnekkig blijft rondspoken in elke discussie over macht, censuur en controle. Of het nu gaat om overheidsbeleid of de gebruikersvoorwaarden van je smartphone, vroeg of laat valt het woord: Orwelliaans. En dan weet je dat het menens is.
Dat maakt het leven van George Orwell – geboren als Eric Arthur Blair – misschien nog wel fascinerender dan zijn werk. Een man die zich steeds tussen de regels door bewoog: tussen links en rechts, tussen rebellie en discipline, tussen schrijver en activist. Zijn biografie is niet slechts een opsomming van gebeurtenissen, maar een spiegel van de twintigste eeuw.
En dus verschijnt er nu Orwell, een graphic novel door Pierre Christin (bekend van Ravian) en tekenaar Sébastien Verdier. Uitgegeven door Concerto Books in een bloedmooie rode hardcover die opvalt als een alarmsignaal in je boekenkast. Orwell prijkt op de cover als een soort iconisch boegbeeld, iets tussen heilige en revolutionair. De belofte is duidelijk: dit wordt een belangrijk boek.
Het verhaal is chronologisch opgebouwd en volgt de bekende lijnen van Orwells leven. Van zijn jeugd in Brits-Indië en kostschooljaren in Engeland, via zijn tijd als koloniaal politieman in Birma, zijn omzwervingen als schrijver tussen de arbeiders in Londen en Parijs, tot zijn deelname aan de Spaanse Burgeroorlog en zijn schrijverschap op de Hebriden. De biografische aanpak is degelijk, informatief en coherent. Maar ook… braaf.
Dat zit ’m vooral in de toon en structuur. Christin, een veteraan in het vak, kiest voor een soort museumachtige vertelvorm. We wandelen door de expositie van Orwells leven en krijgen keurig toelichting bij ieder hoofdstuk. Alles klopt, alles is historisch verantwoord, maar nergens word je als lezer echt uitgedaagd of meegesleurd. Waar is de rebellie? Waar is de innerlijke strijd van Orwell zelf?
Want Orwell was allesbehalve braaf. Hij was een wandelende paradox. Een Engelse gentleman met afkeer van de upper class. Een socialist die zijn eigen partij fel bekritiseerde. Een patriot die het Britse rijk verafschuwde. Hij schreef over armoede, maar bleef altijd een buitenstaander in de wereld van de armen. In deze graphic novel blijft hij – ironisch genoeg – toch vooral een observator. Een man met een pijp en een boek, die dingen meemaakt, maar zelden zelf kleur lijkt te bekennen. Je mist zijn woede, zijn twijfels, zijn worstelingen.
Ook de tekenstijl draagt bij aan dat afstandelijke gevoel. Verdier kiest voor een realistische klare lijn in zwart-wit. Het is technisch knap, bij vlagen zelfs elegant, maar ook wat vlak en, eerlijk is eerlijk, saai. Visueel word je zelden verrast.
Dat verandert gelukkig bij de tussenhoofdstukken, waarin gasttekenaars als Manu Larcenet, Blutch, André Juillard, Enki Bilal en anderen hun interpretatie geven van Orwells belangrijkste werken. 1984, Animal Farm, Homage to Catalonia – ze worden door deze grote namen tot leven gebracht in kleur, in stijl, in energie. Die paar pagina’s zijn de parels van het boek. Ze doen beseffen wat er mogelijk was geweest als Verdier en Christin iets meer durf hadden getoond. De kracht van Orwell ligt immers niet in de volgorde van zijn levensjaren, maar in zijn ideeën, in zijn woede, in zijn scherpe pen en zijn scherpe blik. Die vlamt even op in die gastbijdragen en dooft dan weer uit in het volgende sobere hoofdstuk.
Wat het boek ondanks zijn tekortkomingen toch bijzonder maakt, is het moment waarop het verschijnt. Orwell is actueler dan ooit. Je kunt geen avondjournaal kijken zonder het gevoel dat je een hoofdstuk uit 1984 in de praktijk ziet. De surveillancestaat is reëler dan hij ooit was. De Newspeak leeft voort in politieke soundbites en social media bubbles. Zelfs Animal Farm, ooit een satire op het stalinisme, lijkt ineens toepasbaar op de algoritmisch bestuurde chaos van nu.
In die zin is het goed dat dit boek bestaat. Het herinnert aan de mens achter de mythe. Het toont hoe Orwell gevormd werd door zijn tijd, zijn keuzes, zijn omgeving. En het maakt zijn werk tastbaarder, vooral voor een jonger publiek dat hem misschien alleen kent van memes en citaten op protestborden.
Maar als biografie voelt Orwell soms te netjes. Te verklarend. Het is alsof Christin je bij de hand neemt en zegt: “Kijk, dit is waar hij zijn ideeën vandaan haalde.” In plaats van je zelf te laten ontdekken, te laten voelen. Orwell was geen man van uitleg. Hij was een man van confrontatie. Zijn werk roept op tot nadenken, tot weerstand, tot ongemak. Dat had deze strip ook mogen doen.
Een mooi voorbeeld van een geslaagde passage is hoe het boek uitlegt waarom Orwell zichzelf Orwell noemde. Eric Blair werd George Orwell om zichzelf te bevrijden van zijn verleden, om zijn ideeën een stem te geven zonder ballast. Die naamsverandering is geen trivia, maar een essentieel onderdeel van zijn schrijverschap. Het is het moment waarop de man Eric plaatsmaakt voor de schrijver Orwell. Dat moment krijgt in het boek terecht gewicht en is misschien wel het meest menselijke stuk van de hele biografie.
Orwell is een verzorgde, stijlvolle graphic novel. Het biedt een nuttig overzicht van het leven van een van de meest invloedrijke schrijvers van de twintigste eeuw. Voor wie weinig van Orwell weet, is het een uitstekende introductie. Voor kenners voelt het als een gemiste kans. De gastillustraties verrijken het boek en tonen hoe krachtig zijn werk kan zijn als het écht tot leven wordt gebracht.
Maar net als Orwell zelf, is dit boek soms afstandelijk, observerend, analytisch. Het mist hartstocht. Het mist strijd en is meer een schoolbord dan een pamflet. Een boek over een schrijver die vocht met woorden, zou zelf ook een beetje moeten vechten.
Pierre Christin & Sébastien Verdier – Orwell. Concerto Books. 160 pagina’s hardcover. € 34,99