Artikelen

Het effect van recensies – of: hoe seriestrips zichzelf bedruipen

Het was een terloops zinnetje in het artikel waarin we het stripjaar 2024 in cijfers bespraken: er waren geen seriestrips in de toplijstjes van de redacteuren terechtgekomen. Hetzelfde geldt voor recensies: er zijn in 2024, net als voorgaande jaren, nauwelijks recensies van losse delen uit seriestrips verschenen op 9e Kunst, behalve in onze Kort van stof-afleveringen. Heeft dat te maken met het wezen van de seriestrip?

In dit artikel kijken we hoe seriestrips zich verhouden tot graphic novels, twee- of drieluiken en miniseries. Aan de hand van definities, de lezers, kopers en verkoopkanalen ontleden we het effect van recensies op de waardering van seriestrips. Dat effect zetten we vervolgens af tegen recensies die voornamelijk op 9e Kunst verschijnen: van graphic novels, one-shots en miniseries. Met deze hermeneutische aanpak bekijken we welke keuzes we maken bij 9e Kunst en wat voor ideeën daaraan ten grondslag liggen.

Definities en oorsprong

Allereerst de definities. Een seriestrip is een doorlopende stripreeks met afgeronde losse delen (zoals Lucky Luke, Robbedoes, Michel Vaillant) of met een min of meer doorlopende verhaallijn, waarvan de delen weliswaar los te lezen zijn, maar die pas hun waarde bewijzen in het grotere geheel (Thorgal, Elfen, Storm, Rode Ridder). Strips als Magasin General (8 delen), Medea (4 delen), De slang en de speer (5 delen) of Een godverdomse klootzak (4 delen) en alle cycli van Léo (Aldebaran et cetera) rekenen we niet als een seriestrip, omdat die reeksen een duidelijk einde hebben – het zijn eerder complete verhalen die zijn verdeeld over een aantal albums (Medea is in de Engelse versie bijvoorbeeld een enkel boek).

Seriestrips vinden hun oorsprong in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw en hebben sindsdien vooral bestaan bij de gratie van stripbladen als Robbedoes, Kuifje, Pep, Sjors en Eppo: twee of vier pagina’s per week en na afloop het complete verhaal in albumvorm. Het is een onverwoestbare formule, wat te zien is aan de volgnummers van de albums: Buck Danny 61, De Blauwbloezen 68 en Robbedoes 57. Dat er geen sleet zit op het concept, zien we bij Eppo, die van de eerdergenoemde stripbladen als enige over is in het Nederlandse taalgebied: daar ontstaan nog steeds nieuwe reeksen die op dezelfde wijze worden opgezet, met een albumpublicatie zodra het verhaal in het blad voltooid is.

De lezers en kopers

Het zou interessant zijn om te achterhalen wie de albums van die reeksen kopen: zijn het de lezers van Eppo of juist liefhebbers die het stripblad niet lezen? Wat zijn de verhoudingen? En om hoeveel lezers gaat het? Dat soort informatie – samen met oplagecijfers en verkoopaantallen – is het zwarte gat van de Nederlandse stripmarkt: die cijfers worden niet bijgehouden door een officiële instantie en de stripuitgevers zijn niet happig om die te delen, als ze die informatie al bijhouden. Het is de reden dat we eigenlijk geen idee hebben hoe groot de markt in Nederland is voor strips. In dat licht bezien is het goed (en verstandig) dat het succes van Lord of the flies van Aimée de Jongh breed uitgemeten werd met berichten over uitverkochte oplages, met verkochte aantallen. Het laat zien dat de strip ertoe doet: de media (tv, radio, krant) pikken het nieuws op, de titel verschijnt prompt in de CPNB top 60 en de algemene uitgeverijen, altijd op zoek naar verkoopsuccesjes, spitsen de oren.Terug naar de kopers van seriestrips. Omdat we niet exact weten wie zij zijn, ontkomen we er niet aan om aannames te doen. Toch kunnen we er vanuit gaan dat het leeuwendeel van de kopers niet af en toe een willekeurig deel koopt, zeker niet waar het verhalen betreft die een doorlopende onderliggende verhaallijn hebben. Mensen zonder kennis van zaken kopen niet gauw een Thorgal 34 in de boekhandel, je begint ook niet bij het derde deel van Harry Potter. Volgnummers, zeker hoge, schrikken de leek vooral af. Kopers van seriestrips zijn bekenden, zogezegd.

Seriestripkopers zijn heus niet allemaal verzamelaars of completisten, maar gezien de gesprekken op internetfora (bijvoorbeeld de zeer informatieve en openhartige discussies op De Getekende Reep) kunnen we ons toch niet helemaal aan dat idee onttrekken: veel stripliefhebbers blijven series kopen (sparen, verzamelen) omdat ze die nu eenmaal compleet hebben. Niets menselijks is de striplezer vreemd. Wie alle 38 delen heeft, koopt toch nummer 39. Het blijkt moeilijk afscheid nemen van iets wat al zo lang bij je is. En ach, wat is nu dat ene boekje? Er wordt op de fora opgebiecht dat de gekochte strips ongelezen in de kast terechtkomen. En ook de verhalen dat een reeks veel te lang wordt uitgemolken, ingezakt of verdund is en daarom niet meer de moeite waard, lees je vaker, al wordt daar meestal geen consequentie aan verbonden. Die strips worden, met enig gemok, toch aangeschaft. Heel soms lees je dat iemand is gestopt met Jeremiah, of iets dergelijks, maar dat is een uitzondering.

Ook belangrijk is dat de meeste seriestrips vooral in stripwinkels worden verkocht. Daar is het aanbod volledig en de goed geïnformeerde liefhebber kent er de weg. Zij weten exact wat er wanneer verschijnt en kunnen bij wijze van spreken binnen drie minuten alle nieuwe deeltjes van de plank grissen en afrekenen. Vroeger hadden de supermarkt en de kantoorboekhandel een redelijk aanbod, maar dat is zo goed als opgedroogd. Sommige gespecialiseerde boekhandel(keten)s hebben de nieuwe titels – en dan vooral de titels van Standaard Uitgeverij vanwege hun recht van retour – maar nooit volledige reeksen. Dan gaat het om de laatste Blauwbloezen, Tango of Team Rafale; wie de eerdere delen zoekt, vindt ze niet. Reguliere boekhandels hebben geen back catalogue van de stripseries in de schappen. Nieuwe lezers zal dat beperkte aanbod niet snel opleveren, je moet toch goed op de hoogte zijn van de titels wil je er wijs uit worden.

Het effect van een recensie

Waarom deze informatie belangrijk kan zijn: de stripserielezer is geïnformeerd en op de hoogte, leest vaak series uit goede gewoonte, haalt zijn strips bij de stripwinkel (of online via dezelfde kanalen) en besluit niet per nieuw album of die aangeschaft wordt of niet. Dat laatste zie je op twee plekken terug: op de fora waar nieuwe aanwinsten worden getoond en in de verkoopcijfers die we kennen uit Frankrijk, waar het leeuwendeel van onze series vandaan komt. Series doen het altijd goed, er zit weinig beweging in. Dat zeggen ook stripwinkeliers: voor series is een trouw publiek. Dus als het laatste deel van een reeks niet goed wordt besproken, dan heeft dat geen effect. Niemand laat dat ene album liggen als een recensent het te mager vindt. Het heet in lezerskringen dan gewoon ‘een minder nummer’ en gaat men op naar de volgende, dat hopelijk beter is, of ‘als vanouds’.

Als we het bovenstaande in ogenschouw nemen, wat heeft het dan voor zin om de nieuwe Buck Danny uitvoerig te bespreken? Of de nieuwe Franka? Of de laatste Elfen? De vaste lezers zullen hooguit op de hoogte worden gebracht dat er weer een nieuw deeltje in de winkels ligt, als ze dat al niet wisten. Voor de recensent roept de bespreking van een los deel vooral vragen op. Want is die recensie bedoeld voor de verzamelaar of voor alle lezers? Dit bepaalt of je iets moet zeggen over eerdere delen, de doorlopende verhaallijn, terugkerende personages, de kwaliteit van de tekeningen. Hoever moet je daarbij teruggrijpen en vooral: hoe is een recensie van deel 27 anders dan die van deel 21?

De keuze en kennis van nieuwe lezers

Het blijkt dat nieuwe lezers vooral kiezen voor graphic novels en complete verhalen die net als een roman kunnen worden gelezen. Ook de reguliere boekhandels kiezen steeds meer voor een aanbod van afgeronde verhalen en graphic novels omdat die meer aansluiten bij het leespubliek dat bij hun de boeken koopt. Die lezers, vaak niet per se ingewijde stripliefhebbers, kunnen juist wél baat hebben bij een gedegen recensie. Gedegen in de zin dat er iets meer over het medium wordt verteld, dat er iets extra’s wordt uitgelegd, bijvoorbeeld over kleurgebruik, beeldlezen, de ontwikkeling van personages, filmische aspecten, de dialogen, spanningsbogen en dergelijke; zaken die het lezen extra interessant maken en die de kennis van strips vergroot. Dat is voor de recensenten van 9e Kunst een belangrijk punt bij de keuze welke strip wordt besproken.

Zeker nieuwe lezers zijn niet altijd op de hoogte van hoe strips worden uitgegeven: dat er bijvoorbeeld een deel 1 verschijnt en dat je gerust meer dan een jaar op deel 2 moet wachten. Of dat je niet weet om hoeveel delen het uiteindelijk gaat. Een voorbeeld: de striplezers waren destijds erg enthousiast over Magasin General van Loisel en Tripp. Het eerste deel verscheen in 2006 en werd heel lovend besproken. Veel stripliefhebbers kochten deel 1 en zagen uit naar de rest. Dat werd een beproeving van acht jaar, want pas in 2014 verscheen het laatste deel. Voor de meeste striplezers is dat geen punt, zij weten dat het zo werkt. Maar voor de lezers van buiten de ingewijde kring is dat vreemd: die knappen af op zo’n trage en langgerekte verschijningsmodus. In een tijd van Netflix, bingen en alles-meteen-altijd is dat bijna prehistorisch. Tegen dat euvel helpt een compleet verhaal: een strip uit de Vrije Vlucht-reeks bijvoorbeeld, een graphic novel of een integrale versie van een twee- of drieluik. Vandaar dat we dat soort strips vaker zien in een reguliere boekhandel: die bedient vooral de andere lezer en niet de (geduldige) stripliefhebber.

Bij een strip die in delen verschijnt, speelt er nog iets: zoals een van onze recensenten onlangs meldde was hij niet overtuigd van het eerste deel van Een godverdomse klootzak, van (weer) Loisel en Pont. En dat lazen we meer. Nu het verhaal is afgerond, weet hij beter: hij noemt deze vierdelige reeks “zonder verpinken een klassieker in het genre”. Zo kan het gaan, maar dat zegt ook wat over het effect van een uitgebreide recensie van deel 1. Want wat als dat eerste deel traag op gang komt, met weinig drama, teveel uitleg en amper ontwikkeling? Zegt dat iets over de 75% die nog volgt? In dit geval dus niet. En zo verging het ook de reeksen Matteo en Gung Ho – om er twee te noemen. Een recensie van een eerste deel is uiteraard belangrijk voor een uitgever: is men enthousiast, dan zijn de navolgende delen verkooptechnische zekerheidjes. Maar een eerste deel geeft nooit een compleet of zelfs maar helder beeld van een verhaal. Het is daarom vreemd dat het eerste deel van De bondgenoten van Brecht Evens is genomineerd voor een Boon, de prestigieuze Belgische literaire prijs: het is het enige verhaal in de lijst van genomineerden dat niet voltooid is. De jury gaat ervan uit dat het wel goed zal komen, maar zeker weet die dat niet.

Andersom kan het ook: toen in 2018 het eerste deel verscheen van het tweeluik De Gouden Eeuw van Cyril Pedrosa was ik lyrisch. Ik vond het ronduit fantastisch. Mooi opgezet en uitgewerkt, grafisch was het een absoluut hoogtepunt. Twee jaar later kwam deel 2 en alles viel plat: het ineens onwaarschijnlijke verhaal was zakte volkomen in, werd afgeraffeld en met ducttape gestut. Grafisch was de schwung eruit, er moest teveel worden gezegd om het perfecte tempo van het eerste deel overeind te houden. Conclusie: een mager zesje. Maar wat prijkte er bij de jubelende recensie van deel 1? Het maximum van vijf ballen. Achteraf was de teleurstelling groter dan de aanvankelijke hosanna-stemming. Het zijn redenen om heel voorzichtig te zijn met de bespreking van eerste delen. Bovendien is het voor de stripkoper, die nu eenmaal niet alles kan kopen, prettiger om pas na voltooiing te lezen dat een strip de moeite waard is om aan te schaffen.

Nut en motivatie

Zoomen we uit dan zien we dat seriestrips worden gekocht en gewaardeerd, maar niet in gelijke mate. Een minder geslaagd album uit een reeks heeft nauwelijks tot geen impact op de verkoopcijfers. Het idee dat er een recensie nodig is om lezers te bewegen het nieuwste deel toch te kopen, is er amper. En dan kun je je in het verlengde daarvan afvragen: is het dan niet veel nuttiger om je energie te steken in de bespreking van een strip die iedereen (liefhebber, leek, fan, geïnteresseerde, cadeaukoper, bibliotheekmedewerker, inkoper en nieuweling) zou kunnen aanspreken? Bij 9e Kunst willen we juist óók (eigenlijk vooral) nieuwe lezers bereiken. We hopen door met enthousiasme te vertellen over strips de mensen te motiveren om ook strips te lezen, of meer, of andere. Dan zijn de graphic novels en de one-shots ideaal: het verhaal is af, de recensent kan tenminste alle inhoudelijke kanten van de strip bespreken en de lezer krijgt zo een goed beeld.

Is alles wat hierboven is beschreven in beton gegoten? Nee, zeker niet. Er zullen altijd individuele lezers zijn die het anders doen, zien of beleven. Of zich niet herkennen in het geschetste beeld. Het zij zo, het mag. Binnen de striplezerskringen bestaat het idee dat de media de seriestrip zelden bespreken, terwijl graphic novels veel meer aandacht krijgen. En dat klopt. Er worden nauwelijks losse deeltjes van seriestrips besproken. In dit artikel is een aanzet gedaan om dat te verklaren.