Iets meer dan tien jaar geleden werkte ik als verkoper in Stripboekhandel De Noorman. Het was een rustige, doordeweekse winterdag, toen een vrouw de winkel binnenstapte, rechtstreeks op de balie afliep en zich voorstelde als Gerda van den Berg, de nieuwe inkoper van de Openbare Bibliotheek Arnhem (OBA, tegenwoordig Rozet Bibliotheek). Ze was ook verantwoordelijk voor de stripboekencollectie en was wat teleurgesteld over de staat waarin ze die had aangetroffen. Ze had het idee dat er meer mogelijk moest zijn. Dat waren we met haar eens, maar tja… strips krijgen nou eenmaal zelden veel aandacht. Dat verbaasde Gerda. Kijkend naar hoe vaak strip worden uitgeleend en in de bieb worden gelezen, vormden ze volgens haar een belangrijk onderdeel van de totale collectie. Je zou dus verwachten dat er juist wel aandacht voor zou zijn. Dat het tot dan toe niet gebeurd was, kwam waarschijnlijk door een gebrek aan kennis. Een probleem waar ook Gerda tegenaan liep. Vandaar haar vraag of wij haar misschien wilden helpen en dat wilde ik wel.
Foto boven dit artikel: scagliolabrakkee / © Neutelings Riedijk Architecten
Aanpassingen
De stripafdeling bestond uit een grabbelbak, weggeschoven in een verloren hoek, ingeklemd tussen een koffieautomaat en een leestafel. Als doelgroepen leek men genoegen te nemen met stripliefhebbers – die bereid waren net zolang te zoeken tot ze de kast gevonden hadden – en koffiedrinkers met een kwartiertje vrije tijd. Een hoek zoals er in die tijd helaas te veel waren in Nederlandse bibliotheken. Stripboeken hebben meestal helaas weinig prioriteit. Als eerste hebben we de afdeling daarom verplaatst naar een betere plek, om duidelijk te maken dat de strips vanaf nu een volwaardig onderdeel vormden van de collectie.
De tweede ingreep bestond uit het splitsen van de collectie in twee categorieën. Dit idee was ontstaan in De Noorman. Het was me opgevallen dat je de vaste klanten voor Nederlandstalige strips ruwweg in drie grote groepen kon indelen: de verzamelaars, de liefhebbers en de graphic novel lezers. Verzamelaars zijn de seriespaarders die het heerlijk vinden om met een klassiek avonturenverhaal een half uurtje weg te dromen. De graphic novel lezers hebben meer interesse voor persoonlijke verhalen in een persoonlijke tekenstijl. Daartussen zitten de liefhebbers, met interesse voor strips in al hun verschijningsvormen. De graphic novel lezers waren de laatste jaren duidelijk in opkomst, maar hadden vaak wat hulp nodig. Voor gelauwerde striplezers is een stripwinkel een warm bad met lage drempel, maar voor veel nieuwe lezers is het een andere planeet met een intimiderend groot aanbod. Dan is het fijn als iemand je wegwijs maakt. In de bibliotheek besloten we de collectie op te delen in series en graphic novels. Het is natuurlijk een waterscheiding, want er is geen harde streep te trekken, maar het bleek desondanks een effectieve remedie om de graphic novellezers van hun koudwatervrees af te helpen.
Gerda had haar eigen redenen om de collectie te willen splitsen. Zij wilde namelijk graag een betere sorteermethode introduceren waarmee de boeken op een logischere wijze in de bakken kwamen te staan. In een bibliotheek worden boeken standaard geordend op auteur. Een reeks als Blake en Mortimer, waarbij elk deel door andere auteurs is gemaakt, komt daardoor volledig verspreid te staan. Kies je daarentegen voor ordening op naam van de serie (of titel, in het geval van een one-shot), dan treedt datzelfde euvel juist op bij de graphic novels. Door de collectie te splitsen konden beide categorieën gesorteerd worden op de manier die het beste paste, dus de series op serienaam en de graphic novels op de naam van de auteur.
Al schuivend hebben we uiteindelijk nog een extra categorie toegevoegd, gevuld met cartoons en secundaire literatuur. Op het eerste gezicht misschien een vreemde combinatie, maar in de praktijk werkte het.
Een bibliotheek is immers geen archief, maar een selectie courante titels en uitleencijfers zijn belangrijk
De derde verandering was een idee van Gerda. De OBA had een tafel staan bij de uitleenbalie met daarop leestips. Gerda was misschien geen striplezer, maar ze wist wel welke thema’s populair waren en welke boeken ze mooi vond. Voortaan roomde ze elke week de nieuwe stripuitgaven af, om een aantal albums tussen de leestips te zetten. Iets dat voorheen nooit gebeurde.
De vierde en laatste ingreep was misschien wel de meest voor de hand liggende: het op orde maken van de collectie. Ik ging met een kammetje door het assortiment, daarbij geholpen door recente uitleencijfers, om alles van weinig waarde er tussenuit te vissen. De ontstane ruimte werd gelijk dubbel opgevuld met een selectie van toptitels die in de afgelopen twee jaar waren verschenen. Dat bleek nog een secuur werkje. Een bibliotheek bedient een breed publiek, dus je wilt ook een breed assortiment. Dat moet je echter niet overdrijven, om al te obscure titels te vermijden. Een bibliotheek is immers geen archief, maar een selectie courante titels en uitleencijfers zijn belangrijk.
Om de kwaliteit ook in de toekomst hoog te houden keek ik vanaf dat moment mee bij het inkopen. Gerda legde me het aanbod voor en ik vertelde wat belangrijke titels waren en waarom. Door die uitleg leerde Gerda waar ze op moest letten en werd mijn hulp steeds minder noodzakelijk. Zo hebben we twee jaar samengewerkt, tot mijn hulp uiteindelijk niet meer nodig was.
Resultaten
De reactie op onze inspanningen liet niet lang op zich wachten en was zeer bemoedigend. Nog voor ik de eerste uitleencijfers kreeg doorgespeeld, begonnen klanten in De Noorman enthousiast te vertellen dat we echt eens een kijkje moesten nemen in de bibliotheek omdat daar interessante dingen gebeurden. Ook de geluiden van Gerda waren zeer positief. De uitleen was duidelijk gestegen en de boeken op de tafel met leestips waren altijd snel weg. De succesverhalen werden bevestigd door de uitleencijfers van het eerste jaar.
Het aantal nieuw aangeschafte stripboeken was in 2010 bijna 3 keer hoger geweest dan in 2009. Dat kwam natuurlijk doordat we de belangrijkste titels uit de twee voorgaande jaren hadden aangeschaft, maar zelfs als we die inhaalslag niet meerekenden, was het aantal nieuwe titels nog altijd dubbel dat van 2009. Dit was zonder meer de verdienste van Gerda, die ervoor had gezorgd dat de inkoop van de strips een duwtje had gekregen.
Onze inspanningen hadden dus geleid tot 60% meer uitleen van nieuwe titels, zonder nadelige gevolgen voor de bestaande collectie
Het totaal aantal uitleningen steeg in 2010 eveneens met bijna een factor 3. Dat was het gecombineerde resultaat van meer boeken en een hogere populariteit van de nieuwe titels. Keek je echter naar het gemiddeld aantal uitleningen per nieuw boek, dan was er nog steeds een stijging zichtbaar van zo’n 60% ten opzichte van 2009. Voor de bestaande stripcollectie bleef het aantal uitleningen gelijk. Onze inspanningen hadden dus geleid tot 60% meer uitleen van nieuwe titels, zonder nadelige gevolgen voor de bestaande collectie.
Vooral dat laatste punt suggereerde dat de gestegen cijfers niet alleen werden veroorzaakt door bestaande bezoekers die nieuwe boeken waren gaan lenen, maar ook door het aantrekken van nieuw publiek. Als gevolg van het feit dat we de collectie nieuw leven hadden ingeblazen, maar zeker ook door deze beter te presenteren. Vooral het splitsen en zodoende overzichtelijker maken van de collectie bleek een gouden greep. Alleen al die specifieke aanpassing leverde niet alleen in de winkel veel positieve reacties op, maar ook daarbuiten. Ik ontmoette regelmatig mensen die daarvan getuigden. Voor veel nieuwe lezers was de stripwereld hiermee toegankelijk en aantrekkelijk geworden.
Dat was ook terug te zien in de top 15 van meest geleende strips in 2010. Waar die in 2009 nog voor tweederde uit genrestrips bestond en eenderde uit graphic novels, waren de verhoudingen het jaar daarop omgekeerd. Bovendien bungelden de graphic novels niet meer onderaan de lijst, maar voerden ze hem aan. Dat zal niet alleen het gevolg zijn geweest van een verhoogde interesse. De behoefte strips te lenen, in plaats van ze te lezen aan de leestafel – onder het genot van een kartonnen bekertje automatenkoffie – is nou eenmaal groter bij een lijvige graphic novel dan bij een avonturenverhaal van 40 pagina’s.
Conclusies
De samenwerking met Gerda heeft mij een aantal belangrijke lessen geleerd. Om te beginnen blijkt het wel degelijk mogelijk te zijn om mensen geïnteresseerd te krijgen in stripboeken en een succesvolle stripcollectie te onderhouden in een bibliotheek. De tweede is dat het bewerkstelligen van een verbetering niet het gevolg is van een of twee ingrepen, maar van een aantal ingrepen die elkaar versterken. Alles moet kloppen. Maar de belangrijkste is dat je iemand nodig hebt binnen de organisatie die interesse toont en bereid is zich ervoor in te spannen. Zonder een minimum aan enthousiasme en toewijding is het onbegonnen werk.
De belangrijkste les is dat je iemand nodig hebt binnen de organisatie die interesse toont en bereid is zich voor strips in te spannen
Dat laatste was ook de reden dat we Gerda’s collega’s vanaf het begin hebben betrokken bij onze plannen. Om iedereen enthousiast te krijgen, was ik uitgenodigd een korte lezing te geven over stripboeken en hun culturele en literaire belang. Ik had de nadruk gelegd op hun geschiedenis, de rol van Nederland daarin en de actuele status en opmars die de strip genoot in een aantal andere landen. Ondanks het feit dat de meeste mensen zichzelf bij aanvang als leken betitelden, ontdekte iedereen wel ergens een aanknopingspunt en ontstonden er na de lezing geanimeerde gesprekken. Daarmee was draagvlak verzekerd.
Drempels waren er ook. Het budget bijvoorbeeld was natuurlijk niet onuitputtelijk. Om dat enigszins te ondervangen werden er andere titels gekocht voor de vestiging Kronenburg in Arnhem-Zuid. Zo konden albums rouleren worden waardoor beide locaties virtueel een iets ruimer assortiment kregen. Op zeker moment stapte men over op een centraal inkoopsysteem voor alle (aangesloten) openbare bibliotheken in Gelderland, wat het mogelijk maakte een zogenoemde achtergrondcollectie bij te houden. Deze bevindt zich in Deventer, maar de computers van de lokale bibliotheken beschouwen hem als onderdeel van hun eigen collectie. Zoek je in Arnhem naar een titel die zich in de achtergrondcollectie bevindt, dan zal de computer aangeven dat hij beschikbaar is, maar wel gereserveerd moet worden. Titels die naar verwachting weinig geleend zullen worden, maar zo bijzonder zijn dat men toch graag een exemplaar wil hebben, worden aan de achtergrondcollectie toegevoegd.
Door het splitsen van de collectie in drie categorieën waren er verschillende coderingssystemen nodig, zodat alle strips na uitleen weer op de juiste plek konden worden teruggezet. Ook door mensen zonder kennis van zaken. Alle strips kregen daartoe letters op het omslag en afhankelijk van de categorie waren dat er één (eerste letter van de naam van de serie voor genrestrips), twee (eerste letters van de naam van de auteur voor auteursstrips) of vier (eerste letters van het thema of rubriek voor de cartoons en secundaire literatuur). Dat zorgde op zijn beurt voor de noodzaak dat de mensen die de boeken in het computersysteem invoerden en de etiketten op de ruggen plakten het onderscheid moesten kunnen maken. Dat werd opgelost door dat onderscheid eerder in de keten – dus bij de inkoop – aan te brengen.
Dit improvisatiewerk laat zien dat er nog wel iets te verbeteren valt. Niet iedere bibliotheek zal immers zo inventief zijn of al die moeite willen nemen. Ik heb me afgevraagd of een extra NUR-code de oplossing kan zijn. De 3-cijferige NUR-codes worden door bibliotheken (maar ook boekwinkels) gebruikt om de boeken op rubriek te zetten. Jammer genoeg zijn ze gemaakt door mensen zonder kennis van strips, die bovendien geen weet hadden van graphic novels en soortgelijke genres. Voor verreweg de meeste stripboeken zijn de mogelijkheden beperkt tot ‘Strips algemeen’ (360) en ‘Realistische strips voor volwassenen’ (363). Dat laatste kan zowel voor Michel Vaillant als Maus worden gebruikt en biedt dus niet de mogelijkheid de collectie te splitsen. Gelukkig zijn er binnen de categorie ‘Strips’ nog 3 onbenutte NUR-codes over. Die kunnen wellicht nuttig worden gebruikt.
Tenslotte
Vorig jaar, toen ik de bibliotheek voor het laatst bezocht, waren alle aanpassingen die Gerda en ik destijds hadden doorgevoerd nog steeds van kracht, ondanks het feit dat de bibliotheek van locatie is verhuisd, ze hun collectie (dus niet alleen strips) op een andere manier zijn gaan presenteren en ze van naam zijn veranderd (ze heten nu officieel Rozet Bibliotheek). En zo af en toe hoor ik nog steeds positieve verhalen van mensen die regelmatig naar tevredenheid een stapeltje stripboeken uitzoeken, zelfs als ze zichzelf niet per se als striplezer zien. Met name dat laatste is in mijn ogen een teken dat het – nog steeds – werkt.
Veel bibliotheken hebben ervoor gekozen hun collecties af te slanken, zodat er in Gelderland nog maar een paar zijn met een stripafdeling voor volwassenen
Doordat de inkoop tegenwoordig regionaal wordt geregeld is Gerda een stoeltje opgeschoven, maar ze ontfermt zich nog steeds over de stripafdeling in Arnhem. In Rozet worden stripboeken min of meer behandeld als alle andere boeken. Dan is het ineens mogelijk dat ze op de tafel met tips komen te liggen, zoals we eerder zagen, maar ook dat ze in tassen met verrassingsinhoud worden gestopt. Een tas met literatuur krijgt een graphic novel mee, een tas met thrillers een verstripte Agatha Christie. Het laat eens te meer zien hoe belangrijk het is dat er iemand rondloopt met enthousiasme voor strips.
Natuurlijk ziet men ook in de bibliotheek dat boeken, en daarmee ook strips, het tegenwoordig moeilijk hebben. Kinderen lenen nog altijd heel veel strips. Onder kinderen jonger dan 12 jaar neemt het de laatste jaren zelfs toe, maar zodra ze boven die leeftijd komen loopt het hard terug. Dat verval wordt zelfs elk jaar significant groter. De uitleen onder volwassenen is daarentegen vrij stabiel (2020 met een korreltje zout genomen), maar wel bescheiden. Dat geldt voor Rozet Bibliotheek en naar ik vermoed in sterkere mate voor bibliotheken elders. Feit is in ieder geval dat veel bibliotheken in de afgelopen jaren hun stripafdeling voor volwassenen hebben opgedoekt. In Gelderland zijn er nog maar een paar over. Het roept de vraag op of de bibliotheken in kwestie hun afdeling misschien hadden kunnen redden met beter beleid. Het is wrang dat in deze tijd van ontlezing nota bene de stripboeken – die volgens menig onderzoek de beste kans maken tieners aan het lezen te krijgen – uit de collectie worden geschrapt. Hopelijk weet Herman Roozen, kersverse Stripmaker des Vaderlands, dit tij te keren en zien we in de toekomst meer bibliotheken met kwalitatieve en levensvatbare stripcollecties. Het bevorderen van strips in de bibliotheek is namelijk een van zijn speerpunten voor de komende drie jaar.