Omslagbeeld: Chris Ware – Jimmy Corrigan the Smartest Kid on Earth
Jean Paul Van Bendegem is niet alleen filosoof, maar ook stripliefhebber. Hij houdt van stripmakers die experimenteren met vorm en inhoud. Naar aanleiding van een boek over abstracties in de strip geeft hij zelf een bescheiden aanzet tot een catalogus van experimentele, abstracte strips.
De aanleiding voor deze bijdrage is drievoudig. In de eerste plaats ben ik sowieso gefascineerd door het stripverhaal. In de tweede plaats ben ik een groot fan van experimenten met vorm en inhoud die je niet alleen in de literatuur, beeldende kunst, film en filosofie vindt, maar die ook rijkelijk aanwezig zijn in de negende kunst. Dat is een van de redenen waarom ik zo gefascineerd ben door het werk van Chris Ware – hoe kan het anders – maar ook dat van Marc-Antoine Mathieu. Beiden spelen een belangrijke rol in deze bijdrage. Ik voeg er meteen aan toe dat in Stripgids 5 (juni 2019, pp. 104-109) een voorpublicatie stond van Mathieus De krochten van het Vourlé. Hij wordt erin omschreven als ‘filosoof-stripmaker’, waarmee ik het volmondig eens ben. En in de derde plaats is er een aantal jaren geleden een tweedelig boek verschenen onder redactie van Aarnoud Rommens, Abstraction and Comics – bande dessinée et abstraction (Luik: Presses Universitaires de Liège, 2019). Zoals de titel aangeeft, is het onderwerp abstractie in de strip, maar het is voor alle duidelijkheid geen saai academisch boek geworden. Wel een experimentele exploratie van een belangrijk thema.
Wat mag de lezer verwachten van deze ‘filosoof-striplezer’? Het is niet mijn bedoeling het oeuvre van Mathieu uitputtend te bespreken. Dat is intussen iets te omvangrijk en gevarieerd en zou op zijn minst iets van boeklengte vereisen om het recht te doen. Wat ik wél wil proberen, is zowel bescheiden als ambitieus. Bescheiden omdat ik alleen maar een eerste aanzet wil geven; ambitieus omdat ik wil uitzoeken of het mogelijk is om een algemeen kader te tekenen waarin alle denkbare vormelijke en inhoudelijke experimenten in het stripverhaal een plaats krijgen. Daardoor wordt deze tekst als het ware zelf een experiment!
Bescheiden én ambitieus
Als startpunt moet worden opgemerkt dat elk stripverhaal al een behoorlijke graad van abstractie veronderstelt. Denk aan een gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen die continu verloopt in de tijd. Je stapt uit de auto, neemt de inkopen uit de koffer, opent de voordeur en gaat naar binnen. Die stroom moet opgedeeld worden in een klein aantal stilstaande beelden – ‘stills’ om filmtaal te gebruiken – die de continuïteit moeten weten te bewaren.
Het is al vaak gezegd, maar in de lege ruimte tussen twee opeenvolgende kaders speelt er zich heel wat af. Er moet dus een code zijn om die omzetting van continuïteit naar discrete momentopnames mogelijk te maken. De basiscode is eenvoudig genoeg: na tekening 1 komt tekening 2, en dat betekent dat 1 zich eerder in de tijd afspeelt dan 2. Of: de leesrichting komt overeen met het tijdsverloop.
Ook als in het verhaal een flashback voorkomt, is het nog steeds een personage dat de flashback heeft en dus springen we terug in de tijd in het hoofd van het personage, wat vaak op een of andere manier wordt gemarkeerd om dit duidelijk te maken. Een klassiek voorbeeld is het wazig worden van de omtrekken van de kaders of het in beeld houden van het personage zelf. Uit diezelfde tijdsrichting volgt ook dat het verhaal een begin kent – het eerste beeld op de eerste pagina – en een einde dat vaak expliciet wordt aangeduid door het woord ‘Einde’ zelf, of bijvoorbeeld de iconisch knipogende Wiske. Dit klinkt natuurlijk allemaal ongelooflijk evident, maar ik vraag enig geduld!
Het bestaan van die code vormt meteen de basis van de samen te stellen catalogus. Want wie code zegt, zegt meteen ook ‘spelen’ met die code. En dus wordt de vraag op hoeveel verschillende manieren er kan worden gespeeld. Om te beginnen zal ik hier niet schrijven over vormexperimenten die te maken hebben met de schikking van de kaders die soms ingaan tegen het tijdsverloop. Een kader in een kader kan gelijktijdigheid uitdrukken, overlappende kaders kunnen de continuïteit versterken, een paginagrote tekening kan het tijdsverloop accentueren. Een perfect voorbeeld hiervan is het recent verschenen Rusty Brown van Chris Ware, nog iemand die de titel van filosoof-stripmaker verdient.
Ook zal ik niet ingaan op alle verhalen die het zonder tekst proberen. Dit laat heel wat vrijheid aan de lezer en de kans is dan ook klein dat twee lezers hetzelfde verhaal lezen. Twee recente voorbeelden: het prachtige en poëtische Zwerveling van Peter Van Den Ende en het intrigerende Béatrice van Joris Mertens, waarvan ik nog altijd niet zeker ben dat ik het verhaal begrepen heb. Maar er is meer mogelijk.
Spelen met de tijd
De kern van de code is zoals gezegd het lineaire verloop van tekening en inhoud. Wat als dat lineaire verloop echter in vraag wordt gesteld? Laat dat nu een onderwerp zijn waar de filosoof heel wat over te vertellen heeft. Als de tijd niet lineair is, kan hij circulair worden: de tijd is een cirkel waarop we maar rondjes blijven draaien. Dat is precies wat Marc-Antoine Mathieu doet in Le Décalage, deel 6 uit de reeks Julius Corentin Acquefacques, prisonnier des rêves (in het Nederlands: Maurits Cornelis van Esk, gevangen in dromen).
Wat we zouden kunnen beschouwen als de kaft van het verhaal is praktisch op het einde van het fysieke boek te vinden. De achterkant is pagina 6 en de voorkant pagina 7. Maar de kaft maakt deel uit van het verhaal en is dus niet het begin. Er is namelijk geen begin, en aangezien er ook geen einde is zou je de strip kunnen blijven lezen. Een variatie op dit thema is het palindroomverhaal, met als voorbeeld NogegoN van Luc Schuiten – voor een keer niet François – uit de reeks De holle aarde. Een palindroom is een woord dat hetzelfde blijft als je de letters van achter naar voor leest: kok, lepel, meetsysteem, enzoverder. Wat als de tijd zelf een palindroom is? Een verhaal verteld in de ene richting, geeft hetzelfde verhaal in de andere richting. Je kan de strip dus in twee richtingen lezen. De tijd is wel lineair maar ook symmetrisch, want het onderscheid tussen verleden en toekomst verdwijnt.
Maar daar hoeft het niet bij te blijven. De lineariteit zelf kan in vraag gesteld worden en dat is wat gebeurt in de veertiendelige reeks Levenslijnen, onder beheer van Frank Giroud, waar het beginverhaal zich vertakt in een aantal mogelijke, naast elkaar bestaande scenario’s die in het laatste deel op een sublieme wijze terug samenkomen. De tijd is dan niet langer een lijn maar een boom met vele vertakkingen.
Wat al deze voorbeelden gemeenschappelijk hebben, is dat ze een klassieke boekvorm hebben. Wat als ook daaraan wordt getornd?
Spelen met de drager
Hier gaat het om het fysieke object zelf, het ding dus dat je letterlijk in de handen houdt. Doorgaans heeft dat een rechthoekige vorm en een zekere dikte. De hele zaak is ingebonden, wat meteen een voorkeur oplegt bij het lezen. Van voorkaft naar achterkaft en van linker- naar rechterpagina. Hoe kan je hiermee spelen? De meest voor de hand liggende mogelijkheid is om het geheel niet meer in te binden. Het resultaat is een aantal losse objecten die wel samen horen, maar waarbij de lezer veel meer vrijheid krijgt in het leggen van verbanden.
Weinig verrassend kan ik ook hier Chris Ware aanhalen, maar nu met Building Stories. Het geheel bestaat uit een box die een aantal boeken en boekjes bevat, naast posters met een volledig verhaal erop en kranten, en het wordt puzzelen voor de lezer om er een geheel van te maken. Mathieu gaat hierin nog een stap verder door drie op zichzelf staande ‘verhalen’ – Homo temporis, Homo logos en Homo faber – samen te brengen in één doos, getiteld 3 Rêveries. Alleen zijn het geen drie boeken, maar respectievelijk een enkele, lange strook in accordeonvorm, een enkele, lange strook op een houten rol (zoals oude perkamentrollen) en een losbladige verzameling tekeningen met één tekening per blad.
Men kan nog vele stappen verdergaan. Waarom zou de drager per se van papier moeten zijn? Is het beroemde tapijt van Bayeux, zeventig meter lang, een halve meter breed, niet een schitterend voorbeeld? Een chronologische uitbeelding van de Slag bij Hastings in 1066 als oervorm van de strip. Of waarom geen strip als puzzel? Als alle stukjes dezelfde vorm zouden hebben dan zijn er zoveel uitkomsten als er rangschikkingen zijn. Het oneindige landschap is daar een mooi voorbeeld van. Een aantal kaartjes met een landschap erop kunnen naast elkaar geplaatst worden in gelijk welke volgorde omdat de randen altijd aansluiten. Bezoek even de website van Marc Vidal en bekijk ‘Un monde sans fin …’ om het concreet te maken.
Voor wie dit allemaal al behoorlijk woest vindt, heb ik goed nieuws: het moet eigenlijk nog beginnen! Tot nu toe is er nog niets gezegd over de onafhankelijkheid die men doorgaans aanneemt tussen het verhaal en de personages in het verhaal en het stripboek zelf. Anders gezegd, de personages in het verhaal zijn zich er niet bewust van dat ze in een verhaal zitten. Ook dat kan doorbroken worden.
Spelen met het spelen
Het is gigantisch wat er allemaal mogelijk wordt als er een vermenging ontstaat tussen het niveau van het verhaal zelf en het niveau dat spreekt over dat niveau. Als ik even de filosoof in mij aan het woord mag laten, duidt men dat tweede niveau aan als het metaniveau (letterlijk: ‘over het niveau’). Het meest voor de hand liggende voorbeeld is het beruchte en beroemde Album 26 uit de reeks De Kiekeboes en waarover ik Stripschrift al heb mogen schrijven in 2014: Een academisch filosoof verdedigt zich of (wat op hetzelfde neerkomt): een hommage aan Merho in Stripgids (jaargang 9, nummer 40, pp. 28-35). Een strip voorgesteld als een film die opgenomen wordt in een theater met, onder andere, tekstballonnen als decorstukken.
Was dat al behoorlijk experimenteel, dan wordt het nog beter in de handen van Pascal Jousselin, die zijn figuurtje Imbattable (Onklopbaar in Nederlandse vertaling) de vreemdste dingen laat doen. Imbattable weet dat een scène zich afspeelt in één kader maar dat er kaders rondom zijn waar hij toegang tot heeft. Dat stelt hem in staat de volgende grap uit te halen. Beeld je twee kaders boven elkaar in. In de onderste is een boom getekend met in de kruin een kat. In het kader erboven zit Imbattable die zonder probleem door te hurken de kat uit de boom kan halen. Maar – en dat maakt het zo boeiend – de lineaire tijd wordt wél gerespecteerd. Daardoor haalt hij de kat uit de boom vroeger dan het moment waarop de kat er effectief in zit. Je zou van minder logicus worden!
Verhaal met ‘overtredingen’
Het wordt tijd om af te ronden. Ik herhaal nog eens dat deze catalogus niet meer is dan een aanzet. Er zijn nog vele varianten te bedenken en dan ga ik voorbij aan het feit dat in één enkel verhaal verschillende ‘overtredingen’ kunnen samenkomen. Zo is het reeds aangehaalde Décalage van Mathieu niet enkel een spelen met tijd, maar ook een spel op metaniveau. De personages zijn zich er immers van bewust dat ze in een verhaal zitten. Bovendien zou er ook zeker moeten gekeken worden naar stripculturen buiten het Westen om te zien of er op andere manieren codes doorbroken worden (wat ik verwacht).
En wie weet, zal de catalogus naarmate die vollediger wordt, werken als een tabel van Mendelejev in de scheikunde (het periodiek systeem, red.). In de eerste rangschikking van de chemische elementen bleven er plekken open die later hebben geleid tot het ontdekken van nieuwe elementen. Op dezelfde wijze kan deze catalogus misschien nieuwe typen van experimenten opleveren!
Ik merk nu wel dat ik helemaal niets gezegd heb over het boek onder redactie van Rommens. Dat zal voor een andere keer moeten zijn, evenals een uitleg over de OuBaPo, de tak van de OuLiPo die zich toelegt op het stripverhaal. Bekijk alvast eens de Franstalige Wikipedia-pagina over Ouvroir de bande dessinée potentielle; dan zie je meteen waarom dit ook een aparte bijdrage verdient. Alleen nog dit: wie wordt vermeld als behorend tot de OuBaPo? Juist, Marc-Antoine Mathieu!
De 9e Kunst plaatst met enige regelmaat artikelen die eerder werden gepubliceerd in het tijdschrift Stripgids. Dit artikel verscheen in Stripgids #7, juni 2020