Kort van stof

Kort van stof : september 2020

Een flinke stapel nieuwe strips deze maand en dus ook een tjokvolle Kort van stof, alles zoals gebruikelijk in sneltreinvaart, eerlijk en voluit. Daarover gesproken: er was nogal wat gedoe over de vorige aflevering en daarom hebben we een disclaimer toegevoegd aan het eind van deze Kort van stof waarin we kort alles even uitleggen – ook weer voor het gemak van onze lezer. Gaan we:

Olympus Mons 4 – Millennials (Daedalus): Reusachtige vliegende schotels storten in de loop der eeuwen neer op aarde (en elders). We volgen verschillende verhaallijnen van teams die de tuigen onderzoeken in 334 voor Christus, de Middeleeuwen, vandaag de dag en in de toekomst (op Mars). Een originele opzet voor een degelijk sciencefictionverhaal. Veel ontploffingen, veel plot, maar de menselijkheid en de emotie die de makers in de strip trachten te injecteren hebben weinig effect, waardoor het geheel wat steriel aandoet.

Miko (Hanabi): Fraai manga-kleinood van Evi Nijs over de jonge priesteres Chizu die een opdracht moet vervullen, ze draagt een kistje bij zich dat ze moet afleveren. Onderweg krijgt ze gezelschap van een ronin die iets te bewijzen heeft en die haar meer dwars zit dan helpt. Desondanks doorstaan ze allerlei beproevingen. Het verhaal heeft een bijzondere tred, is geheimzinnig van toon en het tempo is mooi langzaam. Ook voor niet-ingewijden in de Japanse cultuur is dit een sfeervol verhaal met zeggingskracht. Het beste werk van Nijs tot nu toe, buiten kijf: om te ontdekken.

Ravencroft 1 & 2 (Silvester): Ashley en Joyce Ravencroft gaan bij hun vreemde oom en tante wonen omdat hun ouders gestorven zijn in een vliegtuigongeluk. Op een dag levert de postbode een kist met geheimzinnige beeldjes die mama en papa Ravencroft blijkbaar nog net voor hun dood verzonden hebben. Dat is de start van een spannend avontuur vol puzzels, actie, mysterie en humor. Een zeer geslaagde strip voor – pakweg – twaalfjarigen, die alles wat goed is aan Indiana Jones, Disney en een scheutje H.P. Lovecraft bundelt in een mooi getekend tweeluik.

Er was eens… Het leven 3 – De botten en het skelet (Silvester): Wie in de jaren tachtig opgroeide kent ongetwijfeld de tekenfilmreeks waarop deze strip gebaseerd is. Daarin wordt de werking van het menselijk lichaam uit de doeken gedaan door bloedlichaampjes, virussen en dergelijke te presenteren als wezens met een eigen willetje en persoonlijkheid. De strips zijn iets minder geslaagd en een beetje braaf, maar het ijzersterke concept houdt de boel recht. We moeten uiteraard ook in het achterhoofd houden dat dit kinderstrips zijn en dat die qua braafheid vaak mikken op de grootste algemene deler.

Rode Ridder 267 – Mordred (Standaard Uitgeverij): Zo hé! Waar de Rode Ridder met zijn maatje Allis in de afgelopen delen maar een beetje ronddoolde en er niet werkelijk iets gebeurde wat de spanning vast kon houden, gaan het in dit deel ineens vliegensvlug. Lancelot duikt op en gedrieën gaan ze op een drafje naar Merlijn, die stervende is. Ongelooflijk, ze zaten dus al die tijd al vlakbij! Die dekselse Mordred is ze op het spoor en wil voorkomen dat het trio zich bij Merlijn meldt. Niet voor niets: de oude baas wil nog snel een opvolger aanwijzen en Mordred heeft geen belang bij meer gegadigden. De cliffhangers buitelen over elkaar heen, hier heeft iedere Rode Ridder-fan al die tijd naar uitgezien. Hoera!

Nestor Burma 14 – De ratten van Montsouris (Casterman): Een onbehouwen privédetective die verzeild raakt in een kluwen van moord, lekkere vrouwen, mysterieuze inbraken en dies meer. Zo’n opzet kennen we uiteraard al wel. Het succes van detectivereeksen hangt af van het karakter van de detective zelf en Nestor Burma is een winner. Zoals in elke strip noir zet de voice over de toon en omdat Burma een Fransoos is gaat die van hem voluit. Dat soort vertelstemmen zit er nogal eens faliekant naast, maar die van Burma werkt wonderwel. Zijn cynisme snijdt als de beesten en zijn vitriool brandt nog echt. Tekenaar François Ravard doet zijn beste Tardi-imitatie. Begrijpelijk, Tardi is immers de geestelijke vader van Nestor Burma, toch zou iets meer eigengereidheid de strip nog beter maken.

De wolf (Casterman): En dan komt vanuit het niets de strip van de maand binnen. De wolf heeft een extreem simpel concept: in de bergen wonen een herder en een wolf. In de winter worden ze vier maanden lang afgesneden van de bewoonde wereld. De herder wil zijn kudde beschermen, de wolf wil schaapjes eten. Een rauwe, bloederige, niets ontziende strijd barst los tussen de twee. Auteur Jean-Marc Rochette kleedt zijn verhaal in duisternis, primaire driften en enkele laagjes poëzie. Dat alles brengt hij in beeld met brede vegen van zijn penseel en tekeningen die even stug en hoekig zijn als de natuur, immens en onverzettelijk. Machtig boek. (lees hier een andere, uitgebreide recensie)

Suske en Wiske 354 – De zwijgende Zwollem (Standaard Uitgeverij): Het was even geleden dat we een reguliere Sus en Wis lazen, en of dit 354ste nummer daar enige verandering in zal brengen is nog maar de vraag. Het verhaal is compleet ongeleid: een man met een speelgoedmanie is onder hypnose zijn fantasie verloren. Tenminste, zijn fantasie is verplaatst in zijn speelgoed, om het even samen te vatten. Suske en Wiske moeten iets oplossen, maar weten lang niet precies wat of hoe. Op de laatste bladzijde is iedereen blij: hoera, hij is genezen! En hij is niet de enige.

Dans met mij 1 – De revelatie (Diedeldus): Daedalus lanceert met Diedeldus een nieuw sublabel. De imprint wil strips in de markt zetten voor jonge lezertjes (8 tot 10 jaar) maar ook voor twaalfplussers. Dat is een segment waarvoor weinig strips gemaakt worden, wat ervoor zorgt dat de stripwereld zeer veel lezers verliest als kinderen twaalf jaar worden. Dans met mij is een voorbeeld van een reeks voor de iets jongere lezers. De reeks heeft alles om te slagen: gestroomlijnde tekeningen, genoeg puberperikelen om vijftig dagboeken mee te vullen en meer drama dan een toneelstuk van Shakespeare. We willen niet klinken als de oude, witte cisgenders die we zijn, maar dit is wel echt een stripreeks voor wie (M/V/X) zich als meisje identificeert.

De grote zeeslagen – No Ryang (Glénat): Intussen kent u het recept van deze reeks oneshots over de grootste zeeslagen uit onze geschiedenis: academisch verantwoord spektakel. Zonder al te zwaar op de hand te zijn of de lezers dood te slaan met hele lappen tekst wordt deze keer een zeeslag tussen Japan en China in de zestiende eeuw uitgevochten. De strip doet wat hij belooft en deze aflevering is dubbel de moeite waard omdat ze schepen, geschiedenis en cultuur behandelt die niet zo gek vaak belicht wordt.

Robbedoes bij de Sovjets (Dupuis): De heren Tarrin en Neidhardt mogen een Robbedoesstrip maken en, fuck me, wat doen ze dat goed! De Graaf van Rommelgem wordt ontvoerd en in volle Koude Oorlog moeten Robbedoes en Kwabbernoot hem redden uit de klauwen van de Ruskies. De makers smijten met alle clichés die je maar kan bedenken om het rode gevaar neer te zetten en geven er hier en daar een hilarische persoonlijke draai aan. Het verhaal heeft massa’s vaart, temeer omdat het soms lijkt alsof er stukken uit ontbreken. De lezer moet zelf heel wat invullen en dat maakt de leeservaring nog net iets flitsender.

Keizerin Charlotte II – Het rijk (Blloan): De Belgische prinses Charlotte en de Oostenrijkse aartshertog Maximiliaan zetten in 1864 voet aan wal in Mexico om daar voor keizer en keizerin te spelen. Maximiliaan houdt het al snel voor gezien en Charlotte neemt het op zich om, te midden van een addernest vol politiek gekonkel, wat broodnodige veranderingen door te voeren. Prachtige tekeningen, een perfect geloofwaardige cast en tragiek die van de pagina’s druipt. Een verhaal dat op ware gebeurtenissen gebaseerd is maar leest als een perfect geoliede trein. (lees hier een andere, uitgebreide recensie)

Zwanendrifters (Scratch Books): En weer een debuut van een Belgische afstudeerder. Dido Drachman schreef en tekende het verhaal van het jonge meisje Bettie dat het niet werkelijk heeft getroffen met haar thuissituatie, met een zak van een vader en een broer die afglijdt. Mams is die misère jaren eerder al ontvlucht. Bettie probeert erachter te komen wie haar moeder was en wat haar bewoog. Het verhaal ontwikkelt zich traag naar een fraai slot. Het is boeiend te ontdekken dat bij jonge, Belgische tekenaars Judith Vanistendael nooit ver weg is: zij begeleidt ongeveer alles en iedereen en haar stem begint steeds nadrukkelijker door te sijpelen in de strips die er kleinmenselijk, poëtisch en bescheiden van worden. Of dit steeds wenselijk is, is iets voor later.

Nachtwacht 5 – Het monsternest (Standaard Uitgeverij): Bij een vijfde deel van een stripreeks mogen we de rekening al eens opmaken. Nachtwacht is een spin-off van een Vlaamse televisiereeks voor de jeugd. De strips kunnen onderhand op eigen benen staan. Het concept zit goed: een vampier, een weerwolf en een elf beschermen de wereld tegen demonen en ander kwaad. Dat gegeven wordt gemengd met de perikelen waar een puber mee te maken krijgt (verliefdheid, begot). Peter Van Gucht houdt zijn scenario’s simpeler dan wat hij voor Suske en Wiske schrijft, wellicht met de doelgroep in het achterhoofd. Steve Van Bael heeft de personages perfect in de vingers en levert puik tekenwerk.

Visa Transit (Concerto Books): Prima stripequivalent van Kerouacs On the road, hoewel dat boek er niet aan ten grondslag ligt. De Crécy vertelt namelijk zijn eigen verhaal, dat van hem en zijn broer als ze in 1986 besluiten met een roestbak naar Turkije te reizen, dwars door het voormalige Oostblok. Achter in de Citroën Visa hebben ze een schattig boekenplankje getimmerd met genoeg poëzie voor een reis vol diepgang en filosofie. Daar komt het uiteraard niet van, omdat er van alles gebeurt waar de twee twintigers niet over hebben nagedacht. Niet spannend of ontroerend, maar gewoon prettig om te lezen: sommige dingen zijn mooi van zichzelf. Toch jammer dat de lezer er pas op de laatste bladzijde moet achterkomen dat dit het einde is van deel 1: nergens wordt melding gemaakt van een vervolg, of wat ons te wachten staat. Raar, slordig.

Lotta 1 – Net even anders (Standaard Uitgeverij): Marloes de Vries lanceert een gagstrip rond Lotta, een meid van om en nabij de veertien jaar. De strip mikt duidelijk op een publiek dat jonger is. Lotta moet een soort van oudere zus verbeelden waar een achtjarige naar kan opkijken. De gags zijn nogal melig en voor de hand liggend, maar we kunnen ons voorstellen dat een achtjarige een kick krijgt van de avonturen van puber Lotta. De tekeningen zijn liefelijk. Daar doet u mee wat u wilt.

De onderzoeken van Enola Holmes 1 – De dubbele verdwijning (Diedeldus): Sherlock en Mycroft Holmes blijken een jonger zusje te hebben: Enola. Zij roept de hulp van haar oudere broers in wanneer hun mama verdwijnt. Een prachtconcept gegoten in oogverblindende aquareltekeningen. Kan niet misgaan! Of wel? De vertaling strooit kak in het eten. Taalfouten, dialect, krampachtig stramme dialogen: het kan niet op. Bovendien kent de vertaler het verschil niet tussen “je-jij”, “ze-zij” en “we-wij” en kiest hij/zij resoluut voor de ij-vorm. Daardoor lijkt het alsof alle personage constant de nadruk leggen op wie nu juist wat gedaan heeft. Het verschil tussen de werkwoorden “gaan” en “zullen” is ook ver zoek. Zij van de uitgeverij moeten alvast niet verwachten dat wij verder gaan geraken dan bladzijde tien.

Een seconde later (Dupuis): De tweelingzus van stripteaseuse Blandine verdwijnt plotsklaps in het niets terwijl ze in een rijdende wagen zit. Haar vriendje, een nogal egocentrische eikel en de bestuurder van die wagen, schrikt zo hard dat hij tegen de vangrail rijdt. Uiteraard denkt iedereen dat hij haar vermoord heeft. Blandine gaat op onderzoek uit en ontdekt dat er wel meer mensen zonder ook maar één klein spoortje verdwijnen. Het verhaal draait duidelijk niet om wat die verdwijningen veroorzaakt maar over wat zo’n traumatische ervaring doet met de achtergeblevenen. De hele strip wordt meer gepresenteerd als thriller dan als graphic novel, waardoor we een soort van onduidelijk koek-, staart-, kip-noch-eiverhaal krijgen voorgeschoteld met een einde dat in een graphic novel mooi had gestaan, maar dat de thrillerliefhebber toch wat op zijn/haar honger laat zitten. Mooie prenten van Maltaite wel, beetje retro, beetje sexy, beetje Yves Chaland. (lees hier een andere, uitgebreide recensie)

Furore 26 – Strips (Schreuders etc.): Heerlijk themanummer van het fraaiste tijdschrift van Nederland, over strips zoals groot op het omslag staat (in de Robbedoes-kopletter van Roba). Alles ziet er lekker gedateerd uit, met bijdragen over Samplerman Yvan Guillo, het Gele Teken (!), het eiland Amoras (!) en nog maar eens de smeuiige verhalen rond Prince Vaillant en ongeveer iedere tekenaar die vrijelijk uit die oerstrip plagieerde. Ook strips van Typex en Mark Smeets, en een echt Beatles-beeldverhaal. Plus duizend kleine leesdingetjes die allemaal even relevant als noemenswaardig zijn. Ach, wat zullen we zeggen? Deze mag op de stapel, mee naar huis.

Super Kaka 3 – De tempel van Seth (Silvester): Het afsluitende deel van de avonturen van Super Kaka. Deze Europese strip met manga-neigingen gaat over de leerlingen van de Imagi-school. Sommige kinderen hebben zoveel fantasie dat ze een droomwezentje met magische krachten in het leven kunnen roepen. Bij Luca is dat een klein drolletje met een cape dat naar aardbeien ruikt. Luca wordt ontvoerd en opgesloten in de tempel van Seth. (Eigenlijk een wolkenkrabber.) Zijn klasgenoten gaan op missie om hem te bevrijden. Alle remmen gaan los in deze finale. In een verschroeiend tempo wordt het ene hilarische gevecht door een ander goed gechoreografeerd duel opgevolgd, uiteraard gelardeerd met absurde humor. Een aanrader onder alle jongerenstrips van deze maand. Wie niet van een kaka met superkrachten houdt heeft geen hart.

Roodbaard 1 – Gehangen maar niet dood (Dargaud): Roodbaard, de schrik der zeven zeeën, krijgt een update met dit eerste deel van een nieuwe reeks. De makers houden wat goed is: boeiende personages en historische weetjes over het piratenleven. Ze overgieten dat vervolgens met een modern sausje. Iets meer humor, een iets hoger tempo en ronden dat aan het einde van de strip af met een twist om ‘U’ tegen te zeggen. Tekenaar Stefano Carloni heeft duidelijk goed naar de jongen Enrico Marini gekeken, maar cultiveert een iets realistischer benadering. Een goed eerste deel, met ruimte om te groeien.

Zombies Nechronologies 3 – De Pest (Daedalus): Het derde deel van een reeks oneshots in het universum van hoofdreeks ‘Zombies’. Verbluffende tekeningen, vooral in de overzichtsshots van de zombiehordes. Over het verhaal valt weinig te zeggen omdat we ook hier na een aantal pagina’s opgegeven hebben wegens praktisch onleesbaar. Een willekeurig extract van iemand die over het testen van zombievirus praat: ‘Wij hebben het zoveel mogelijk getest… Op cellen, ratten, apen, vissen, insecten, planten, maar wij wisten pas wat voor vlees wij in de kuip hadden, toen wij varkens ermee hebben ingeënt.’ Wij vonden deze strip pas leuk toen wij er vliegen mee hadden doodgeslagen.

De 5 Rijken 2 – Iemand die nog leeft (Daedalus): In het eerste deel van deze reeks werden de plotlijnen uitgezet, de personages voorgesteld en een cliffhanger van formaat in ons gezicht geslingerd. In dit tweede deel gaat men met hetzelfde elan voort en worden de zaken verder uitgediept. Omdat de introducties van de baan zijn kan er nu heel wat meer vaart gezet worden achter de verschillende intriges die elkaar doorkruisen. Absurd goede strip over de machtsstrijd tussen de vijf koninkrijken van verschillende diersoorten, met veel aandacht voor het gekonkel en de motivaties van alle personages.

Rani 8 – Markiezin (Le Lombard): Deze reeks wordt in de markt gezet als het laatste werk van sterscenarist en bijna-pensionado Jean van Hamme. In werkelijkheid werd het scenario door een minder getalenteerde minion geadapteerd van een tv-reeks, die Van Ham The Man al in 2011 schreef. En dat is eraan af te lezen. Alle noodzakelijke verhaalbeats worden mooi achter elkaar gezet, dat wel, maar er is amper ruimte voor motivatie en realistische emotie. Zo kan het dat Rani (Anna Karenina nog aan toe) op een enkele pagina van suïcidaal naar intens gelukkig verandert. De tekeningen zijn niet spectaculair goed. Gelukkig is de prima inkleuring een schoolvoorbeeld van hoe men minderwaardige tekeningen toch iets meer elan kan geven.

Little Nemo (Dupuis): Laat Frank Pé, van Ragebol en Zoo, maar mooie dieren tekenen. Dat kan hij als geen ander. En laat hij nu groot bewonderaar zijn van Winsor McCay’s schepping Little Nemo. We tellen 1 + 1 en houden een schitterend boek in onze handen: groot, met stofomslag en daarin korte bewerkingen van klassieke Nemo-afleveringen. Wie het doorbladert is meteen gegrepen door de speelse droompagina’s, een hommage waardig. En toch wringt het een beetje: de strips zijn te weinig Frank; dit is zoals we Nemo kennen of herinneren, maar dan getekend door een ander. Hij had er iets meer van zichzelf in mogen stoppen, zoals Hermann dat deed met zijn Nick-bewerkingen. Maar verder: vooral veel mooie dieren, oogstrelende plaatjes en een album dat je er zeker nog eens bijpakt.

Aaron (Oogachtend): Ben Gijsemans debuteerde in 2014 met Hubert: verbluffende tekeningen, mager verhaal. Met deze nieuwe voornaam blaast Gijsemans ons uit het water. Door herhaling, lang volgehouden, beklemmende scènes en een perfecte opbouw zet hij een verhaal neer dat je bruut naar de keel grijpt. Gijsemans weet de kleinburgerlijke atmosfeer die zijn boek nodig heeft perfect te treffen. Hij schuwt het niet zijn voorbeelden, onder andere Chris Ware en Windsor McCay, te laten doorschemeren in zijn boek. Prachtwerk met een heikel thema, dat we om uw leesgenot te vrijwaren niet zullen onthullen. #NoSpoilers. (lees hier een andere, uitgebreide recensie)

Urbanus 190 – Het drama van Wortelana (Standaard Uitgeverij): Wars van alle goed fatsoen en realisme neemt Urbanus het deze keer op tegen de toverkol Wortelana. De ene ongeloofwaardige na de andere absurde gebeurtenis wisselen elkaar af in een verschroeiend tempo. Een rattenval als deurbel, agressieve groenten, een marginale en mannelijke versie van K3 zullen de lezers deel zijn. Niet voor fatsoenrakkers of moraalridders.

Optic Squad 1 – Mission Seattle (Daedalus): De Optic Squad opereert in een niet zo verre toekomst en bestrijdt de internationale georganiseerde misdaad in opdracht van de Verenigde Naties. Alle agenten krijgen nanocamera’s ingeplant in hun ogen zodat een team van trackers hen kan volgen en ondersteunen vanuit het hoofdkwartier. Die back-up kan drones sturen om te helpen in een vuurgevecht of stimulerende en kalmerende middelen toedienen aan de agenten in het veld. Een interessante invalshoek, zeker omdat de makers de beleving van de agenten in het veld en de back-up trackers mooi tegen elkaar uitspelen. Een gedegen actiethriller met een afgerond verhaal en met genoeg rode draad om er ook een interessante overkoepelende verhaallijn aan vast te knopen.

De Kiekeboes 156 – Blauwblauw (Standaard Uitgeverij): Een samenloop van omstandigheden (hoe kan het ook anders) zorgt ervoor dat de Kiekeboes en buurman Van der Neffe zich naar Frankrijk begeven. Charlotte Kiekeboe om haar nieuwe hobby als oenoloog te beoefenen, Fanny om haar vermiste vriendin Alanis te zoeken en Van der Neffe om in een therapeutisch resort zijn ex-vrouw probeert terug te winnen. Scenarist Bruno de Roover zorgt voor een goed gestructureerd mysterie en de nodige grappen om een perfect Kiekeboe-album af te leveren en Steve Van Bael, één van de uitverkoren tekenaars die geestelijke vader Merho vervangt, levert tekeningen af die amper van die van Merho zelf te onderscheiden zijn.

Licht (Blloan): Wilbert Van der Steen verraste met zijn prachtige debuut Zon. In deze opvolger rondt Van der Steen zijn verhaal af. Net als in het eerste deel betovert hij ons met zijn charmante tekeningen en ontroerende personages. Er ontbreekt echter diepgang en de ontknoping van het verhaal leunt op een nogal flink aantal toevalligheden. De gebeurtenissen volgen elkaar vaak iets te snel op zodat het verhaal moeilijk te volgen is. Er rees bij ons een donkerbruin vermoeden dat de auteur door de uitgever gedwongen werd een verhaal dat nog enkele afleveringen duren moest in één album te persen. Een spijtige zaak. Het talent van Van der Steen verdient beter. (lees hier een andere, uitgebreide recensie)

Mijn kameraad Che Guevara (Oogachtend): In 2008 raakt journaliste Hilde Baele in Kigali toevallig aan de praat met Mzee Jérôme Sebasoni. De man hing fantastische verhalen op over de moord op zijn oom, zijn strijd als kindsoldaat, zijn tijd als gids van Che Guevara in Congo en zijn verblijf in Cuba. Hilde schakelt vriend en tekenaar Jeroen Janssen in om samen het verhaal van Jérôme uit te spitten en te documenteren. Hun speurtocht leidt hen door verschillende Afrikaanse landen en naar Cuba en mondt uit in gesprekken met oud-generaals, paters uit de brousse en het nageslacht van Che Guevara. Verwacht geen strip of mooi gestructureerde lineaire documentaire, maar vooral prachtige en kleurrijke tekeningen bij anekdotische, ontroerende en diepmenselijke citaten, die zijn gegrepen uit het echte leven. Samen vormen die een prachtboek.

 


Disclaimer

  1. De recensies van Kort van stof worden geschreven door een aantal redacteuren van 9e Kunst. Soms is er al een uitgebreide recensie gepubliceerd en daar verwijzen we dan naar aan het einde van het kortvanstofje. Die uitgebreide recensies zijn op naam en de lezer mag ervan uitgaan dat de korte recensie niet van dezelfde redacteur is. En ja, zo kan het gebeuren dat de ene redacteur het geweldig vindt en de andere niet. Dat is niet raar.
  2. Sommige redacteuren hebben de aparte gewoonte om in meervoud te schrijven. Die schrijven bijvoorbeeld: we hebben ons geamuseerd met dit album. Dat betekent niet dat de voltallige redactie van 9e Kunst het album heeft gelezen en zich er unaniem mee heeft vermaakt. Ieder kortvanstofje is geschreven door een enkele redacteur.
  3. Een kortvanstofje is een mening en geen feit. Er zijn net zoveel meningen als stripalbums, dus zie deze rubriek vooral als een handvat. Doe er je voordeel mee of sla het in de wind, doe gerust desondanks. Dat we niet overal positief over schrijven komt omdat het onmogelijk is om áltijd maar óveral lyrisch over te zijn. Dat is niet fair naar de kritische lezer. Eerlijk duurt het langst.
  4. Jouw mening is voor ons net zo belangrijk, dus blijf ons vooral je kritiek en medeleven mailen. Dat wordt gewaardeerd: zo leren we onze lezer kennen.