Hoe lees je een verhaal dat uit plaatjes bestaat? Barbara Stoks De filosoof, de hond en de bruiloft, kreeg bij het verschijnen in 2021 unaniem lovende recensies. Toch gingen die recensies destijds vooral over de teksten en kerngedachten, met af en toe een compliment voor de heldere tekeningen. Ze bevestigden daarmee dat de strip als beeldverhaal nog altijd onvoldoende serieus wordt genomen. Had Stok niet net zo goed of beter een essay kunnen schrijven? Nee, want wie het boek herleest met aandacht voor het verhaal dat de beelden vertellen, ontdekt een verrassende, uiterst romantische natuurfilosofie.
De hoofdpersoon van De filosoof, de hond en de bruiloft is Hipparchia, een cynische denker die echt geleefd moet hebben in de vierde eeuw voor Christus, maar over wie verder weinig bekend is. Aan het begin van de strip staat ze op het punt te worden uitgehuwelijkt aan een Athener, maar voelt ze zich aangetrokken tot de vrijheid van denken en van leven die de filosofie biedt. Later gaat ze zelfs zover dat ze het afgesproken huwelijk weigert. Ze kiest ervoor om een vrij leven zonder huis of bezittingen te delen met de cynische filosoof Crates.
Beelden lezen met Barthes
Tot zover een samenvatting die puur op de tekst steunt – en die dus het punt van de strip als strip compleet mist. Hoe kun je recht doen aan de betekenisrijkdom van een plaatje, dat volgens het cliché meer zegt dan duizend woorden? Een antwoord op die vraag bood de semiotiek of tekenleer van het beeld, in de jaren zestig onder meer ontwikkeld door Roland Barthes. Aan de hand van een reclamefoto betoogde Barthes dat een beeld geladen was met betekenis, met culturele en andere codes die een appel aan de kijker deden, bijvoorbeeld om het product te kopen.
Wat maakte het uit dat die boodschap niet in woorden, maar in beeldtaal uitgedrukt was? Het effect van de reclamefoto als foto was dat hij ‘het culturele naturaliseerde’. Barthes bedoelde daarmee dat de foto, door zijn schijnbare natuurlijkheid, vanzelfsprekendheid en betrouwbaarheid, de in het beeld verborgen betekenissen aan het zicht onttrok. De culturele en ideologische codes, die de kijker probeerden te beïnvloeden, werden door de foto witgewassen of verontschuldigd. Zo werd het moeilijker voor de kijker om zich van die beïnvloeding bewust te worden. Barthes’ analyse van de reclamefoto had daarom een maatschappijkritische lading: tegenover de voor het kapitalisme kenmerkende naturalisering van het culturele moest een culturalisering van het natuurlijke staan. Door reclamefoto’s en andere beelden als teksten te lezen, zou je ze van hun natuurlijke evidentie beroven en er kritisch over kunnen spreken.
Het interessante is dat Stok nog antikapitalistischer is dan Barthes en de consumptiecultuur harder aanvalt (ze bespot de moderne koopziekte in haar portret van het oude Athene, waar de beroemdste kleermaker ‘Armanios’ heet), maar daarbij een diametraal tegengestelde weg inslaat. De hier getoonde bladzijde is daar een voorbeeld van. Terwijl twee familieleden van Hipparchia babbelen over haar huwelijk, droomt zij van een leven voor de filosofie. De beelden zeggen meer dan de woorden: zo heeft de tegenstelling tussen de vrije en de gekooide vogel op het bovenste plaatje geen commentaar nodig. Let ook op de bloesemende takken linksonder: net als die boom voelt Hipparchia een drang om te bloeien, een natuurlijk proces dat in stilte doorgaat, ook als ze er niet over kan praten. Verder valt op dat de tekstballonnen van de andere vrouwen netjes binnen de lijntjes blijven, terwijl Hipparchia’s tweede tekstballon, net als haar verlangens, onbedwingbaar voorbij de rechte kaders krult.
Cynisch of romantisch?
Waarom is wat Stok doet te beschouwen als het tegenovergestelde van wat Barthes deed? De in de strip alomtegenwoordige vogels, honden en andere wezens vullen haar plaatjes niet als couleur locale, maar als betekeniselementen met vaak meer gewicht dan de tekst. Waar Barthes van de natuurlijkheid van het beeld terug wilde naar de culturele codes, wil Stok juist van de heersende normen terug naar de natuur. Alleen is haar natuur niet oppervlakkig en illusoir, zoals die van Barthes, maar rijk aan betekenis en aan verwante zielen, zoals Hipparchia zich in haar honden herkent (‘cynisme’ komt van het Oud-Griekse kynikós, ‘honds’).
Stok haalt haar inspiratie bij de cynici en bij andere klassieke filosofen die de natuur (physis) tegenover normen en conventies (nomos) plaatsten. Toch heeft ze volgens mij meer raakvlakken met een andere stroming uit een andere tijd, al noemt ze die nergens: de romantiek, waar Hipparchia’s grenzeloze verlangen de perfecte uitdrukking van is. Net als de cynici zetten veel romantici zich af tegen de heersende cultuur door voor de natuur te kiezen: Rousseau werd niet voor niets de ‘nieuwe Diogenes’ genoemd. Voor Novalis en Schelling was de natuur geen verzameling data en wetmatigheden, zoals ze in de wetenschappelijke revolutie was geworden, maar een rijk waarin mensen, dieren en andere entiteiten met elkaar verbonden waren. Daarom waren de romantici de grondleggers van een nieuw, ecologisch natuurbesef en is Stok ook in die zin hun erfgenaam.
Bovendien beschreven juist de romantici een natuur waar je jezelf in kon vinden, omdat ze je gelijke was. ‘Zolang ik zelf identiek ben aan de natuur,’ schreef Schelling, ‘begrijp ik wat levende natuur is, net zo goed als ik mijn eigen leven begrijp; begrijp hoe dit algemene leven van de natuur zich in een veelvoud aan vormen, in geleidelijke ontwikkelingen, in langzame, maar zekere toenaderingen tot de vrijheid openbaart; zodra ik echter mezelf en met mij al het ideële van de natuur scheid, blijft er niets van over dan een dood object en ik hou op te begrijpen hoe een leven buiten mezelf mogelijk zou zijn.’
De verbeelding van een ommekeer
Droge wetenschappers hadden volgens de romantici geen toegang tot die ervaring van de natuur. Er was een andere manier van kijken voor nodig, een poëtisch kijkend denken dat Schelling ‘intellectuele aanschouwing’ noemde. Dat denkende zien nam de objecten niet simpelweg waar, maar herkende zichzelf erin. Het aanschouwde de kracht van de geest in de natuur en de kracht van de natuur in de geest.
Wat die intellectuele aanschouwing van de romantici precies behelsde en hoe ze te realiseren was bleef helaas vaag. Grote filosofen als Kant en Hegel haalden er daarom hun neus voor op. Ze vonden dat de romantici met hun poëtische denken het serieuze redeneren in begrippen uit de weg gingen. Ongeveer zoals het beeldverhaal nog altijd als het minder serieuze broertje van het geschreven verhaal wordt beschouwd. Die overeenkomst bracht me trouwens op een gedachte, toen ik Stoks boek door de ogen van de romantici bekeek: wat als dat geheimzinnige aanschouwende denken van Schelling de vroegste kiem van de stripkunst was? Wat als de romantici geen dichters waren, zoals ze zelf zeiden, maar striptekenaars die hun stiel gewoon nog niet hadden gevonden?
Hoe dat ook zij, De filosoof, de hond en de bruiloft is een prachtboek. Meer nog door zijn vorm en zijn beeldtaal dan door zijn verhalende inhoud inspireert het om het roer om te gooien en de kapitalistische rat race in te ruilen voor een andere levenswijze. Aan het begin zien we de jonge Hipparchia die naar bed moet, maar zich op de trap omdraait om naar de leeskamer te sluipen. Aan het einde maakt ze dezelfde kerende beweging nog eens, als ze zich omdraait om van haar verbouwereerde familie terug te rennen naar haar Crates. Zo’n ommekeer hebben we in een of andere vorm allemaal wel nodig. Nee, niemand verplicht ons om met een Athener te trouwen, maar we zijn allang uitgehuwelijkt aan fossiele industrieën, smartphones en Amazon, dus we kunnen de radicaal-romantische stripsofie van Stok goed gebruiken.
Joris Verheijen is docent filosofie aan de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie in Utrecht en aan een Amsterdams gymnasium. Onlangs promoveerde hij cum laude aan de Erasmus Universiteit met een proefschrift over radicaal-romantische onderwijsfilosofie.