Strips

Dochter van René Goscinny kaapt haar vaders biografie

Het verhaal van de goscinny's omslagIn de week na de dood van Albert Uderzo verscheen een vertaling van de stripbiografie van die andere geestelijk vader van Asterix: René Goscinny. Zuiver toeval natuurlijk. Al zal de uitgever misschien een klein sprongetje van vreugde hebben gemaakt bij het nieuws over de dood van Uderzo in de hoop op extra publiciteit voor dit boek.

Het verhaal van de Goscinny’s heeft als ondertitel: De geboorte van een Galliër. Inderdaad wordt in deze stripbiografie ook uit de doeken gedaan hoe Goscinny en zijn maatje Uderzo aan de keukentafel het idee voor Asterix kregen, misschien wel de meest succesvolle strip aller tijden. Maar de titel slaat bovenal op Goscinny zelf. Want hoewel hij geboren is in Parijs, is hij als peuter met zijn familie geëmigreerd naar Argentinië en lag het helemaal niet voor de hand dat hij ooit terug zou keren naar Frankrijk. Hij verkoos de Verenigde Staten om zijn droom waar te maken en professioneel tekenaar te worden. Het liefst was hij in dienst gegaan bij Walt Disney. Maar het leven van Goscinny nam meermaals rare wendingen en uiteindelijk omarmde hij alsnog zijn Franse (Gallische) wortels.

Zowel voor wie al het nodige denkt te weten over Goscinny als voor de Goscinny-leek is dit boek een aangename leeservaring. Op toegankelijke wijze verhaalt de Franse striptekenares Catel (hier bekend van de stripbiografie Kiki van Montparnasse) over het leed van de joodse familie-Goscinny in de vooroorlogse jaren en de oorlog zelf en over het bewonderenswaardige doorzettingsvermogen van René Goscinny. Hoewel hij slechts een zeer beperkt tekenaar is, weet hij toch met heel, heel hard werken een voet tussen de deur te krijgen. Hij raakt bevriend met inmiddels legendarische strippioniers als Jijé, Morris, Harvey Kurtzman en Jean-Michel Charlier. Hij werkt onophoudelijk en ontdekt uiteindelijk dat zijn kracht zit in het verzinnen van verhalen voor anderen.

De vele anekdotes in deze biografie, maken het boek net zo rijk als een gemiddeld Goscinny-scenario. Hoogtepunt is wel dat Goscinny net na de oorlog uit zichzelf wat illustraties maakt bij een boek van Honoré de Balzac. Zijn oom, een drukker in Parijs, verleent hem een vriendendienst en drukt één exemplaar van het geïllustreerde werk buiten weten van de uitgever om. Vervolgens gaat Goscinny met dit boek in de  Verenigde Staten bij potentiële klanten langs, zich voordoend als een gerenommeerd Frans illustrator.

Wat de biografie verder de moeite waard maakt, is dat het ruim geïllustreerd is met werk uit de privécollectie van Goscinny. Jeugdtekeningen, hier nooit uitgegeven stripwerk en vroege versies van getypte scenario’s voor de eerste door Goscinny geschreven Lucky Luke of de eerste Asterix: het is allemaal in het boek terug te vinden.

Helaas zit er ook een mindere kant aan Het verhaal van de Goscinny’s. Het boek gaat namelijk niet alleen over René maar deels ook over zijn dochter Anne, in Frankrijk een tamelijk bekend schrijfster. De hoofdstukken over vader en dochter wisselen elkaar af. Het is ergerniswekkend dat Anne en Catel goed bevriend zijn. De biografe voert zichzelf ook op. De hoofdstukken die over Anne gaan, ontstijgen daardoor het niveau niet van: ‘O Anne, wat bewonder ik jou toch’ en ‘O Catel, ik vind jou ook zo geweldig!’ Het glazuur springt werkelijk van je tanden. De twee maken inmiddels ook samen een kinderboekenserie (Le monde de Lucrèce) en dat wordt gepresenteerd als de apotheose van deze biografie. Het gedweep van de twee met zichzelf ontsiert echt de biografie van veelschrijver René Goscinny. De hoofdstukken over Anne zijn hinderlijke onderbrekingen, omdat je als lezer nog veel meer vrolijke wetenswaardigheden over de grote Goscinny had willen lezen.

Gelukkig gaat slechts een deel van dit boek over Anne, wat overblijft is meer dan het lezen waard. Niet alleen voor liefhebbers van Asterix en Lucky Luke, maar ook voor elke beginnende stripmaker is dit eigenlijk verplichte kost. Wie leest hoe onmenselijk hard mensen als Goscinny, Uderzo en Charlier hebben moeten werken voor ze doorbraken, beseft dat er maar één manier is om het te maken: talent is niet genoeg, je moet ook bereid zijn te zweten. En dat deed Goscinny als geen ander. Maar met wat een resultaat!

Catel – Het verhaal van de Goscinny’s: de geboorte van een Galliër. Uitgeverij De Geus. 344 pagina’s, pocket. € 24,99