Artikelen

Mickey beslechtte de ‘Strijd om de Ballon’… behalve in het Nederlandse taalgebied

Disney-strips worden In het Nederlandse taalgebied vooral geassocieerd met de figuur Donald Duck, omdat een heel populair wekelijks kinderblad al decennialang zijn naam draagt. Maar de doorbraak van Disney begon destijds met een ander dier. In 1931, slechts een goed jaar nadat het tekenfilmmuisje zijn opwachting gemaakt had in de VS als dagbladstrip, startte al een vertaalde versie in een Nederlands weekblad. Doch dit was niet van lange duur, want zeven maanden later kaapten twee Nederlandse dagbladen deze stripreeks om ze onafgebroken tot aan de inval van de Duitsers in mei 1940 te publiceren. Problematisch was wel dat deze kranten na amper twee weken na de start besloten tot een drastische ingreep: ze amputeerden de ballonnen en voegden onderschriften toe.

Opmerkelijk genoeg besteedt het ruimste overzicht van de Nederlandse stripgeschiedenis (Strips! 200 jaar Nederlands beeldverhaal) helemaal geen aandacht aan deze ingreep en stelt het bovendien verkeerdelijk dat Disney’s muis debuteerde in De Telegraaf. In de Belgische stripgeschiedschrijving is het al niet veel beter, want – voor zover ik weet – heeft niemand de verspreiding van Mickey in de jaren 1930 in de pers in kaart gebracht.

Mickeys komst veegde de ouderwetse Europese strip met onderschriften en statische visualisering grotendeels van de kaart.

Zo’n twintig jaar geleden begon mijn zoektocht naar onbekende strips in de Belgische pers van voor 1940 via het steekproefgewijs fysiek doorbladeren van de toenmalige pers in bibliotheken. Zo stootte ik op een strook van Mickey Mouse in 1933 in de Vlaamse krant De Standaard. Sinds de digitalisering is zo’n onderzoek vergemakkelijkt omdat je nu van huis uit met trefwoorden vele jaargangen kan doorzoeken. Op basis van mijn recente vondsten zal blijken hoe verscheiden, en vaak amateuristisch, de publicatie van Mickey Mouse in de Lage Landen wel was. Bekijken we de ruimere context en vergelijken we met andere landen, dan krijgen we een beter idee van de impact van de komst van de muis in Europa. Er waren voordien wel al stripfiguren of -reeksen geweest met een aanzienlijke transnationale verspreiding zoals Charlie Chaplin, Bringing up Father of Adamson, maar Mickey zou ze alle overtreffen… en dat voor een van animatiefilm afgeleid product.

Mijn hypothese is dan ook dat nooit eerder één bepaalde stripreeks zo’n impact op het verdere verloop van talrijke nationale stripontwikkelingen had. Mickey’s komst, met in zijn kielzog een plethora aan Amerikaanse ballonstrips, veegde de ouderwetse Europese strip met onderschriften en statische visualisering grotendeels van de kaart, hoewel in enkele taalgebieden (o.a. Nederlandstalig, Duitstalig) oude tradities weerbarstig bleken en pas na de Tweede Wereldoorlog overstag zouden gaan. Na deze spectaculaire intrede begin jaren dertig zal Mickey weliswaar hevige concurrentie uit eigen ‘stal’ ondervinden en zal Donald Duck het heft overnemen. Maar ondertussen had het muisje zijn stempel al gedrukt…

Hoe Mickey in de krant belandde

Na Mickey Mouse z’n eerste publieke optreden in Steamboat Willie, een korte tekenfilm uit 1928, ging het – zoals bekend – ongelooflijk hard voor dit figuurtje. Er volgden nog talrijke tekenfilms en al gauw ook de eerste merchandise – al dan niet legaal. In 1929 werd de eerste Mickey Mouse Club in California boven het doopvont gehouden; amper drie jaar later telden die clubs, verbonden aan een lokale filmzaal, al zo’n miljoen leden. Dit idee van clubs omtrent een personage, zou later nog door stripuitgevers opgepikt worden: denk maar aan de Superman of America Club of Les Amis de Spirou.

Het grootste stripsyndicate, King Features zag al snel in de groeiende populariteit van Mickey Mouse een opportuniteit en contacteerde Ub Iwerks, de animator van de Mickey tekenfilms, om een dagstrip voor hen te produceren. De directeur van het syndicate, Joseph Connolly schreef hem op 24 juli 1929:

“Ik denk dat uw muisanimatie één van de grappigste zaken is die ik ooit in de cinema zag. Wilt u a.u.b. overwegen om er eentje in stripvorm voor de kranten te produceren. Mocht u de tijd vinden om dat te doen, dan zou ik zeer geïnteresseerd zijn in enkele exemplaren.”

Aangezien in zo’n uitgestrekt land als de VS bijna alle publicaties regionaal waren, kon een syndicate zoals King Features eenzelfde stripreeks meerdere keren aanbieden. Doorgaans moest de stripmaker wel ongeveer de helft van die opbrengst aan het syndicate laten, maar het bleef doorgaans een lucratieve deal voor beide partijen.

Een syndicate was echter geen neutraal doorgeefluik tussen auteur en publiek. Nogal eens probeerden een syndicate stripauteurs in een bepaalde richting te duwen. Zo vroeg King Features al snel na de start van de dagstrip van Mickey Mouse om er meer een avonturenverhaal van te maken, in plaats van een gagstrip met een dun verhaallijntje. Spannende vervolgstrips werden in die periode in de VS immers alsmaar populairder ten nadele van humorstrips, die de eerste drie decennia van de twintigste eeuw dominant waren. Op 1 april startte dus het eerste echte vervolgverhaal, Mickey Mouse in Death Valley. Het was tevens het begin van een nieuw genre, de funny animal adventure story (een later voorbeeld uit België is Chlorophyl van Macherot).

De macht van een syndicate was echter beperkt als de auteur al befaamd was. Zo herinnert de toenmalige Mickey Mouse-auteur Gottfredson zich een telegram eind 1932 naar aanleiding van een scene waarbij Mickey belaagd wordt door alligators. King Features vroeg om heel de sequentie te verwijderen, omdat het vrouwen en kinderen zou shockeren. Omdat het praktisch onmogelijk was om dat nog op tijd klaar te krijgen, vroeg de auteur advies aan Walt Disney en die antwoordde hem:

“Dat ze naar de maan lopen! Vergeet het maar, en ofwel bel ik hen of ik stuur een telegram dat ze naar de maan kunnen lopen.”

De sequentie verscheen ongewijzigd.

Mickey als dagstrip

Op 13 januari 1930 startte het New Yorkse Daily Mirror dus met een dagelijkse strook van Mickey Mouse. De eerste weken lag de klemtoon – zoals gezegd – veeleer op een gag per dag en was er maar een minimale continuïteit tussen de stroken. Bij de start was de strip nog geschreven door Walt Disney zelf en getekend door Ub Iwerks, maar deze laatste verliet even nadien Disney om een eigen studio op te richten. Win Smith nam het tekenwerk over, maar toen Walt aandrong dat hij ook de scenario’s zou maken, verbrak hij de samenwerking. Alzo kwam de strip in handen van een andere medewerker, Floyd Gottfredson, die de belangrijkste auteur van deze strip zou worden tot aan zijn pensioen in 1975. Hij was het die in eerste instantie de personaliteit van het hoofdpersonage verder zou ontwikkelen, omdat in een langlopend verhaal veel meer aspecten aan bod konden komen dan in een tekenfilm van enkele minuten. Tevens zou Floyd voor het nodige avontuur en bijhorende spanning zorgen, zodat de lezertjes elke dag uitkeken naar het vervolg. Zoals het syndicate gevraagd had, werd het dus meer een doorlopend avonturenverhaal, zonder evenwel de humor te vergeten.

Amerikaanse krantenstrips van begin twintigste eeuw waren gewoon inventiever en dynamischer dan wat er doorgaans in Europa gecreëerd werd.

Het duurde niet lang vooraleer de Mickey Mouse dagstrip ook buiten de VS werd gepubliceerd. King Features probeerde haar materiaal immers ook wereldwijd aan de man te brengen; kwestie van het maximale rendement uit een product te halen. Ook voor de buitenlandse afnemers was zo’n samenwerking interessant omdat zo’n aangekochte Amerikaanse strip, zelfs met de kosten van vertaling en lettering, goedkoper uitviel dan zelf een strip te laten maken door een lokale stripauteur – gesteld dat die al kon concurreren met het kwalitatieve niveau van het Amerikaanse materiaal. Amerikaanse krantenstrips van begin twintigste eeuw waren gewoon inventiever en dynamischer dan wat er doorgaans in Europa gecreëerd werd. Toch duurde het tot eind jaren 1920 vooraleer die internationale verkoop echt op punt stond, maar enkele jaren later domineerden de vertaalde Amerikaanse strips al de meeste nationale Europese stripmarkten.

Voor de verspreiding van King Features speelde de verantwoordelijke voor internationale verkoop, John Anthony Brogan in New York een centrale rol. Hij zette eind jaren 1920 in Europa verschillende agentschappen of samenwerkingen op: bijvoorbeeld in Frankrijk met Paul Winkler’s syndicate Opera Mundi, in Italië met de krant Corriere della Sera. De manier waarop Amerikaanse strips in Europa gepubliceerd werden, kon nogal verschillen van hun oorspronkelijke publicatie. Zo verscheen Mickey Mouse buiten de VS niet alleen als dagstrip, maar ook als weekbladstrip of werd meteen gebundeld in albumvorm. Niet alle buitenlandse publicaties zouden even respectvol met het origineel omgaan. Terwijl het Franse dagblad Le Petit Parisien of het Finse Helsingin Sanomat de strip in de originele vorm brachten, dus als een dagelijkse strook met ballonnen, verwijderde het Zweedse Stockholms Dagblad de ballonnen en verving ze door onderschriften. Weekbladen zoals het Duitse Kölnische Illustrierte Zeitung of het Italiaanse Illustrazione del popolo behielden de ballonnen, maar bundelden verscheidene dagstroken op één pagina, want één strook per week zou wat magertjes voor de lezers geweest zijn.

Tenslotte waren niet alle buitenlandse Mickey strips in die tijd van Noord-Amerikaanse oorsprong: in Engeland verscheen Mickey Mouse Annual, daarvoor werd nieuw materiaal gecreëerd door de Brit Wilfred Haughton.

Beloftevolle start in Nederland

De eerste Nederlandse vertaling van de Mickey daily verscheen niet in een dagblad, maar in een weekblad. Wereldkroniek verzamelde van 21 maart tot en met 12 september 1931 elke week zes dagstrips op één pagina onder de titel De lotgevallen van Mickey de muis. De twee verhalen die ze afdrukten waren Mickey Mouse Vs. Kat Nipp en Circus Roustabout, maar in de Nederlandse versie werden geen specifieke verhaaltitels meegegeven.

Wereldkroniek eerste Mickey afl. 1
Wereldkroniek, 21 maart 1931, allereerste Mickey-strip in het Nederlands, bron: https://inducks.org/issue.php?c=nl%2FWKRO310321

De tekstballonnen van de Engelstalige versie kregen een Nederlandse vertaling en werden handgeletterd. Tekstballonnen in strips waren op dat ogenblik binnen het Nederlandse taalgebied, en bij uitbreiding heel continentaal Europa, nog vrij uitzonderlijk. In navolging van behoudsgezinde opvoeders vonden uitgevers ballonteksten niet zo geschikt voor kinderen en gaf men de voorkeur aan onderschriften, want die leken meer op ‘echte’ literatuur. Die strips moesten tenslotte toch maar fungeren als een opstapje daarnaar. Over het algemeen oogde de Europese strip tot ver in de jaren 1930 ouderwets en stroef. Terwijl de Amerikanen al na de eeuwwisseling volop gebruik maakten van ballonnen, duurde het in Europa tot de jaren twintig vooraleer er enkele strips startten met ballonnen:

  • de Duitser Fritz Gareis met Bilderbogen des kleinen Lebens (1924),
  • de Fransman Alain Saint-Ogan met Zig et Puce (1925),
  • de Zweed Elov Persson met Kronblom (1927),
  • de Belg Hergé met Tintin (1929),
  • de Oostenrijker Ladislaus Kmoch met Tobias Seicherl (1930). 

Maar deze Europese ballonstrips bleven veeleer de uitzondering op de regel. Zelfs toen het Franse jeugdblad Coeurs Vaillants Hergé’s eerste verhaal Tintin au Pays des Soviets publiceerde, werden er onderschriften toegevoegd. Een praktijk die al sinds begin 20ste eeuw in continentaal Europa werd toegepast op de vertalingen van Amerikaanse ballonstrips.

Geamputeerde Nederlandse dagstrip

Twee weken nadat Mickey uit het weekblad Wereldkroniek verdween, startten twee Nederlandse kranten, de avondeditie van De Telegraaf en haar kopblad De Courant, Het Nieuws van den Dag met een dagelijkse strook van de toen al beroemde muis. Vermoedelijk is er een verband tussen het verdwijnen van de reeks in het weekblad en haar start in de dagbladen, maar verdere gegevens daaromtrent ontbreken.

Aankondiging Mikkie-strip 1 okt 1931 (detail)
De Telegraaf, 1 okt 1931, aankondiging Mikkie-strip, bron: Delpher

Op 1 oktober plaatsten beide titels een geïllustreerde aankondiging: een zwartwit-foto van een lachende Walt Disney met een guitige tekening van Mickey Mouse. Het verhaal dat ze publiceerden was echter niet van zijn hand, maar van Floyd Gottfredson (geïnkt door Al Taliaferro) – Walt fungeerde toen al als het individuele uithangbord van zijn firma.

Ter ondersteuning van de lancering organiseerden deze Nederlandse dagbladen een kleurwedstrijd voor kinderen: daarvoor was de eerste gepubliceerde strook extra groot afgedrukt, over de volledige breedte van de krantenpagina. Nadien zouden die stroken op kleiner formaat verschijnen, namelijk op de breedte van vier tekstkolommen. 

Vanaf 2 oktober verscheen dus de Nederlandse versie van het verhaal Mickey Mouse and the Ransom Plot (dat in de VS van 20 juli tot 7 november 1931 werd voorgepubliceerd). Opmerkelijk genoeg startten deze Nederlandse kranten niet met het begin van dit verhaal, maar met episode 43, dus bijna halfweg in het verhaal! De krant voorzag wel een beperkte tekstuele inleiding: een heel korte voorstelling van de hoofdpersonages en van de situatie.

De Telegraaf, eerste Mikkie-strip 2 okt 1931
De Telegraaf, 2 okt 1931, eerste Mikkie-strip, bron: Delpher

In tegenstelling tot Wereldkroniek vernederlandsten deze dagbladen de Engelstalige naam van de muis tot Mikkie Muis. De tekstballonnen werden in eerste instantie gewoon vertaald en handgeletterd, maar lang zou dat niet duren; op 10 oktober al verscheen de laatste strook met ballonnen. In de avondkranten van 12 en 13 oktober viel onverwacht geen Mikkie te bespeuren. Pas op 14 oktober was het muisje terug, maar niet met het onmiddellijke vervolg van het verhaal, want twee stroken werden overgeslagen (namelijk 9-16 en 9-17 van originele Amerikaanse nummering). De lezertjes moesten dit gat in de vertelling dan maar zelf oplossen. Opnieuw wijst dit op het luttele respect van die kranten, zowel voor het originele materiaal als voor hun jonge lezertjes.

14 oktober 1931 De Telegraaf
De Telegraaf, 14 okt 1931, eerste aangepaste Mikkie-strip, bron: Delpher

Wat nog erger was: voortaan verscheen de strip zonder tekstballonnen, maar met onderschriften, die zowel de situatie beschreven als de dialogen meegaven. De plaatsen in een plaatje waar een ballon decorelementen afdekte, werden ze soms deels bijgetekend (zoals in de eerste drie plaatjes) (ill. 5), maar evengoed werden samen met de ballonnen ook decorelementen uitgewist. Het resultaat was een teveel aan lelijke witte ruimtes in oorspronkelijk goed gevulde plaatjes. De Nederlandse kranten bleven tot begin mei 1940 (de inval van de Duitsers) deze amputatie halsstarrig volhouden.

 

Mickey Mouse onvertaald
Ter vergelijking de originele Amerikaanse versie, bron: Gerstein & Groth (eds.) (2011)

Belgische tweespalt

De Belgische kranten liepen enigszins achter op hun Nederlandse en andere Europese collega’s. Het Franstalige dagblad Le Vingtième Siècle, dat in zijn kinderbijlage Tintin al bracht, kondigde eind oktober 1932 de komst van Mickey aan, “in exclusiviteit voor België”! Vanaf 1 november 1932 verschenen Les aventures de Mickey in dit Brusselse dagblad in hun oorspronkelijke vorm (dus met ballonnen), niet zo verwonderlijk aangezien Mickey in het Franse dagblad Le Petit Parisien met ballonnen verscheen en dat in hun kinderbijlage al een ballonstrip (Hergé’s Kuifje) stond. Net zoals in de Nederlandse dagbladen startte dit dagblad niet met het eigenlijke begin van een verhaal, maar pas met de 37ste strook van The Great Orphanage Robbery! Dit verhaal liep ten einde op 25 januari 1933 en werd op 27 januari opgevolgd door Mickey Mouse Sails for Treasure Island. Maar dat tweede verhaal werd nooit volledig gepubliceerd, want het stopte halverwege: op 12 mei 1933 verscheen de laatste Mickey strip, zonder verdere uitleg, maar allicht tot opluchting van Hergé, want een directe concurrent minder.

Later dat jaar, op 24 oktober, startte de Waalse krant La Meuse met een nieuw Mickey verhaal (Pluto and the Dogcatcher): eerst onder de titel Pour nos jeunes lecteurs (Voor onze jonge lezers), later onder Nos feuilletons dessinés (Onze getekende vervolgverhalen). Dit initiatief was van veel langere duur, namelijk tot mei 1940.

Terwijl Franstalig België zich cultureel spiegelde aan Frankrijk, keek Vlaanderen veeleer op naar Nederland: de dagbladen De Standaard en Het Nieuwsblad opteerden bijgevolg voor de Nederlandse aanpak toen ze begin 1933 Mickey als dagstrips lanceerden: de onderschriften van De Telegraaf werden gewoon letterlijk overgenomen, maar in een ander lettertype gestoken. Tot mei 1940 bleef deze strip een vast onderdeel van beide Vlaamse kranten.

De avonturen van Mikkie en Bleskop. De Standaard 1933
De Standaard, 1933, Vlaamse overname van Nederlandse versie, bron: KBR

Toch was deze reguliere reeks niet de eerste strip in Vlaanderen waarin Mickey zijn opwachting maakte. In 1932 voerde de beeldende kunstenaar Frans Van Immerseel in Rond den Haard (n°37, 1932) de muis Miki op, in een strip met ballonnen! Er was evenwel geen vermelding van enig copyright.

Verdere Europese verspreiding

In de loop van de jaren 1930 zouden er in talrijke landen jeugdbladen ontstaan met Mickey Mouse (of een eigen variatie daarop) als titelheld: eerst in Italië, daarna in Frankrijk, Spanje, Groot-Brittannië, Joegoslavië, Zwitserland, Zweden, Polen… Meestal vrij succesrijk (bijvoorbeeld in Italië een oplage van 50.000 exemplaren), maar het was het Franse Le Journal de Mickey dat als een bom insloeg. Paul Winkler, die sinds 1928 het Opera Mundi syndicate bestierde en de exclusiviteit van King Features strips had bekomen, lanceerde zelf een weekblad met de muis als titelheld, omdat geen andere uitgever het wou doen. Le Journal de Mickey bracht niet alleen Disney strips zelf, maar ook ander Amerikaans materiaal (avonturenstrips) van King Features, die Winkler al in zijn portefeuille had. Het haalde al snel een oplage van 400.000 exemplaren. In Europa was er geen enkel blad dat, alle verhoudingen in acht genomen, zo’n succes kende. In navolging van dit weekblad verschenen andere jeugdbladen met Amerikaans werk, dus met ballonnen. Europese auteurs en uitgevers moesten zich nu wel aanpassen, wilden ze niet helemaal uit de markt geduwd worden. In vele Europese landen zien we nieuwe publicaties met Amerikaanse ballonstrips.

Enkele voorbeelden zijn:

  • in Italië Topolino (1933) en Lavventuroso (1934),
  • in Servië Strip en Crtani film (1934),
  • in Nederland Doe Mee! (1936),
  • in België Bravo! (1936), Spirou / Robbedoes (1938)
  • in Frankrijk o.a. Jumbo (1935), Junior (1936) en Hop-là (1937)

De doorbraak van de ballon was eind jaren 1930 in de meeste Europese landen een feit, maar in sommige landen zoals Duitsland of het Nederlandse taalgebied werd er nog aan vastgehouden – hoewel ze ook al eigen ballonstrips publiceerden.

Deze spectaculaire ontwikkeling werd dus afgeblokt door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog zou Mickey nog wel terugkeren als titelheld van enkele bladen in onder andere Frankrijk (Le Journal de Mickey) en Duitsland (Micky Mouse Magazin). Maar in België hield Mickey Magazine, met zowel een Franstalige als Nederlandstalige editie, het slechts vier jaar uit.

Ruim baan voor de kwakende eend!

De opmars van Mickey werd in continentaal Europa niet alleen gestuit door het uitbreken van de oorlog, maar eerder kreeg hij ook al vanuit de eigen ‘stal’ stevige concurrentie. Na een eerste verschijning van Donald Duck in de korte tekenfilm The Wise Little Hen (1934), konden Disney-medewerkers Al Taliaferro en Tom Osborne hem in 1936 opvoeren in hun Sunday Page (een wekelijkse strip in de zondagse bijlage) Silly Symphonies. Vanaf 1938 kreeg de eend ook een dagstrip, later gevolgd door een Sunday Page en vanaf 1942 ook in het nieuwe populaire comic book formaat. Maar eigenlijk was er al net voor de start van de Amerikaanse dagstrip door een Italiaan (Federico Pedrocchi) een Donald Duck strip gelanceerd in het nieuwe tijdschrift Paperino e altre avventure, genoemd naar de Italiaanse naam van de eend.

Na verloop van tijd werden er meer Disney strips door Europeanen geproduceerd dan door de Amerikaanse studio. Vanaf 2000 kreeg de Italiaanse zetel van Disney Publishing Worldwide zelfs de leiding van de Disney publicaties wereldwijd.

Tegenwoordig worden comic books vaak vereenzelvigd met superhelden, maar in de jaren 1950 was Walt Disney Comics veruit de best verkopende maandelijkse titel (met 3 miljoen exemplaren), daar kon Batman of Superman helemaal niet tegenop. Het comic book publicatieformaat zou na de oorlog trouwens in verschillende Europese landen worden overgenomen. Maar in tegenstelling tot de VS, waar comic books veeleer een maandelijks verschijningsritme hadden, opteerden landen zoals Italië, Denemarken, Duitsland en Nederland voor een wekelijks ritme van hun Donald Duck-bladen, de andere stripbladen voor de jeugd verschenen trouwens ook wekelijks. Door dit verschil in publicatietempo raakte de voorraad Amerikaans werk snel uitgeput. Om de nationale wekelijkse publicatie van voldoende materiaal te voorzien, werden in bovengenoemde Europese landen lokale Disney studio’s opgericht. Na verloop van tijd werden er meer Disney strips door Europeanen geproduceerd dan door de Amerikaanse studio. Vanaf 2000 kreeg de Italiaanse zetel van Disney Publishing Worldwide zelfs de leiding van de Disney publicaties wereldwijd.

Ongeziene impact van de muis

De komst van Mickey Mouse, vooral in de respectvolle versie (dus met ballonnen) heeft een beslissende invloed gehad op het verdere verloop van de Europese stripgeschiedenis. Zijn introductie plaveide de weg voor de import van ander Amerikaans stripwerk in de Europese pers.

Een voorbeeld van die doorbraak vinden we in de Waalse krant, La Meuse. Vanaf oktober 1933 publiceerde het dagblad – zoals al gezegd – Mickey en blijkbaar was dat zodanig succesvol dat de krant in 1936 met een heus stripoffensief op de proppen kwam: Mickey kreeg voortaan elke dag het gezelschap van vijf andere voornamelijk Amerikaanse ballonstrips (Popeye, Blondie, Secret Agent X, Tim Tylers Luck) en één woordloze Franse gagstrip Professeur Nimbus. La Meuse kondigde het aan als een ongeziene nieuwigheid, wat het, binnen de Belgische context, ook was. De redactie plaatste deze strips onder de hoofding feuilletons dessinés (getekende feuilletons), de term bande dessinée bestond toen nog niet. Tot de inval van de Duitsers werd dit stramien volgehouden.

Dat er eind jaren 1930 een andere wind waaide, blijkt ook uit de start van nieuwe jeugdbladen in België: Bravo! en Spirou / Robbedoes waren deels gevuld met Amerikaans werk, maar ook met ballonstrips door Franse en Belgische auteurs.

In het Nederlandse taalgebied verliep de overgang naar ballonstrips trager dan in de meeste Europese landen en mijn vermoeden is dat de keuze om onderschriften bij de publicatie van Mikkie te gebruiken daarbij een cruciale rol speelde.

Ook in Frankrijk hadden de Amerikaanse strips, voornamelijk in de nieuwe jeugdbladen, een enorm succes, zodanig dat de Franse perstekenaars zelf minder aan de bak kwamen. Hun verenigingen schreven al in 1936 een brief naar de Franse regering, waarin ze klaagden over die buitenlandse concurrentie en maatregelen eisten, welke pas in 1949 zouden volgen.

In het Nederlandse taalgebied verliep de overgang naar ballonstrips trager dan in de meeste Europese landen en mijn vermoeden is dat de keuze van de Nederlandse en Vlaamse kranten om onderschriften bij de publicatie van Mikkie te gebruiken daarbij een cruciale rol speelde. Nieuwe jeugdbladen zoals Doe Mee! of Bravo! zouden vanaf 1936 wel Amerikaanse ballonstrips opnemen, maar de meeste Nederlandse strippublicaties, zeker in de dagbladen, hielden vast aan onderschriften.

Vorming volgende generatie stripauteurs

Voor de jonge lezertjes was Mickey Mouse in de jaren 1930 een openbaring, het was aantrekkelijk omwille van verschillende redenen: niet alleen de bekendheid vanuit de tekenfilms, maar ook de eigen kwaliteiten als moderne strip: dynamische, spannende vertelling, ballonnen… Een aantal lezertjes van die periode kreeg de smaak te pakken om zelf zulke strips te gaan maken. Dat blijkt onder andere uit de getuigenissen van een aantal bekende auteurs:

De Fransman Albert Uderzo (o.a. van Astérix, Tanguy en Laverdure):

“Mickey was voor mij vooral de held van het eerste stripverhaal dat ik ooit las. Hij verscheen eerst als een bescheiden, maar dagelijkse strip in Le Petit Parisien. Daarna, vanaf de start werd ik een lezer van Journal de Mickey.

In die periode begon ik al tekenend te vertellen. Ik was zo’n tien jaar. Ik was sterk geïnspireerd door Walt Disney. Ik hield van de groteske stijl. Mijn personages leken kabouters met enorme neuzen en overdreven grote voeten.”

De Belg André Franquin (o.a. van Robbedoes en Guust Flater):

“Walt Disney, wauw, wat een plezier hebben we aan hem te danken! De Mickey Mouse-albums uit de Hachette-collectie waren mijn favoriete boeken; we gooiden ze weg, maar ik kocht ze lang daarna opnieuw. Het is ontroerend om te herontdekken wat we zagen toen we klein waren. (…) En toen ik die albums herontdekte, besefte ik dat ik daarin mijn vak heb geleerd…”

Franquin vond dat enorm veel expressie in de ogen en de gebaren zat, en leerde er handige technieken zoals een schaduw die een personage op de vloer zet.

Het zijn slechts twee getuigenissen, maar niet van de minsten, want talloze anderen zouden inspireren. Het belang van Disney’s muisje begin jaren 1930 kan dus niet onderschat worden.

 


Bronnen

Behalve de online bestanden van Delpher, de KBR en I.N.D.U.C.K.S., Lambiek Comiclopedia de volgende publicaties:

  • Beccatini, Alberto (2016). Disney Comics: The Whole Story, BearManor Media.
  • Gerstein, David, & Groth, Gary (eds) (2011). Walt DisneyMickey Mouse Race to Death Valleyby Floyd Gottfredson, Fantagraphics Books.
  • Gerstein, David & Groth, Gary (eds) (2011). Walt DisneyMickey Mouse Trapped on Treasure Islandby Floyd Gottfredson, Fantagraphics Books.
  • Goddin, Philippe (2008). Hergé. Levenslijnen. Biografie. Editions Moulinsart.
  • Groensteen, Thierry (2000). ‘Why are Comics Still in Search of Cultural Legitimization?’ In: Anne Magnussen & Hans-Christian Christiansen. 2000. Comics & Culture. Analytical and Theoretical Approaches to Comics. Copenhagen: Museum Tusculanum Press.
  • Haver, Gianni, & Meyer, Michaël (2016). ‘Paperinik, ou comment les Italiens sont parvenus à mettre des pantalons à Donald Duck.’ Marc Atallah & Alain Boillat (eds). BD-US: les comics vus par l’Europe, 59-78.
  • Lefèvre, Pascal (2006). ‘The Battle over the Balloon, The conflictual institutionalization of the speech balloon in various countries,’ Image (&) Narrative, Online Magazine of the Visual Narrative, N° 14, online. https://www.imageandnarrative.be/inarchive/painting/pascal_levevre.htm
  • Lefèvre, Pascal, Aerts, Kim, Caenepeel, Tim, & Minet, Dieter (2011). ‘De doorbraak van de strip als populair medium in de Vlaamse pers van de jaren dertig,’ Tijdschrift voor Mediageschiedenis, Vol. 14, N° 1, juni 2011, p. 5-24,
  • Philippsen, Christian, & Uderzo, Albert (1985). Uderzo de Flamberge à Astérix, Philippsen, p. 19.
  • Sadoul, Numa (1986). Et Franquin créa la Gaffe. Entretiens avec Numa Sadoul Distri BD, p. 20.
  • Scholz, Michael F. (2017). ‘US-Comics erobern Europa: Zur Geschichte eines Kulturexports von der Jahrhundertwende bis zur Mitte der 1930er Jahre.’ In: Matthias Harbeck, Linda-Rabea Heyden, & Marie Schröer (eds) Comics an der Grenze: Sub/Versionen von Form und Inhalt, Berlin: Christian A. Bachmann Verlag , 2017, 1, pp. 31-47.
  • van Helden, Willem (2013). ‘1900-1945.’ in van Willem van Helden, Rob van Eijck, Jos van Waterschoot, Joost Pollmann, Strips! 200 jaar Nederlands beeldverhaal, Lecturis.
  • Weber, Patrick (2014). La Grande Histoire du Journal de Mickey, de 1934 à nos jours. Glénat.
  • Zanettin, Ferderico (2017: 7-9). ‘Translation, censorship and the development of European comics cultures.’ Perspectives, 1-17.