
Het eerste deel van dit tweeluik is nu in het Nederlands verschenen. Alleen heeft Dorisons nieuwste project iets meer pretenties.
1629 is gebaseerd op het waargebeurde relaas over de schipbreuk van de Batavia, een schip van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) dat onderweg naar Azië vastloopt op een rif voor de kust van Australië. Het gist en broeit dan al lang onder de bemanning, die ontevreden is over het harde bewind van de leiding van het schip, maar voor er muiterij uitbreekt zinkt de Batavia. Het bloedbad dat de overlevenden van de schipbreuk vervolgens onder elkaar aanrichten op het eiland waar ze zijn gestrand, spreekt al eeuwen tot de verbeelding.
Dorison heeft zich goed ingelezen in de historische bronnen. De twee hoofdpersonen in zijn versie van het Batavia-drama hebben echt bestaan. Eerst is daar Lucretia Jans, de vrouwelijke passagier die in Batavia had moeten worden herenigd met haar echtgenoot. Daarnaast volgen we Jeronimus Corneliszoon, de onderkoopman van de VOC, die de muiterij leidde en een waar schrikbewind voerde over de overlevenden van de schipbreuk. Wie het verhaal kent, weet dat Jans in het tweede deel – dat nog zal verschijnen – als seksslavin moet dienen voor Corneliszoon. Tijdens diverse slachtpartijen zullen zo’n 120 van de 200 overlevenden omkomen.
Maar dat is allemaal voor later. In dit eerste deel van 1629 schetst Dorison de opmaat naar de verschrikkingen. Het bewind van de VOC is gericht op het zo veel mogelijk winst maken voor de aandeelhouders, waardoor er maximaal beknibbeld wordt op bijvoorbeeld het eten voor de bemanning aan boord. De kust van Afrika is nog niet eens bereikt of de scheepsbeschuiten zitten al vol wormen. Dorisons beschrijving van hoe het eten wordt bereid, is authentiek. Net als zijn beschrijving van de slechte hygiëne aan boord. Neem daarbij het gebrek aan drinkwater, de verzengende hitte en de dagelijkse lijfstraffen om de bemanning (die veelal uit randfiguren bestond, die de leiding onder de duim wilde houden uit vrees voor muiterij) en je begrijpt direct waarom de Batavia een varend vaatje buskruit was.
Tekenaar Thimothée Montaigne zet dat alles in al zijn lelijkheid op papier. Sommige pagina’s lijken welhaast ingekleurd met stront om de barre omstandigheden aan boord over te brengen bij de lezer. En dat lukt. 1629 is een geloofwaardig relaas over een historische slachtpartij die nog altijd tot de verbeelding spreekt.
Hoewel veel van wat Dorison beschrijft gebaseerd is op bestaande bronnen, is een groot deel van zijn scenario ook eigen invulling. En op zijn Dorisons doet hij dat met veel nadruk op de dunne lijn tussen goed en kwaad. Corneliszoon is in zijn versie meer dan een failliete apotheker die op de vlucht is voor schuldeisers; hij is in 1629 ook een hedonist die de religieuze dogma’s van die dagen verwerpt.
Dat laatste is overigens niet helemaal uit de duim gezogen, want de echte Corneliszoon was voor hij aanmonsterde waarschijnlijk bevriend met de omstreden schilder Johannes van der Beeck. Die Haarlemse schilder werd beschuldigd van ketterij, nadat hij een op zijn zachtst gezegd losbandig leven leidde vol seks met getrouwde vrouwen en drankgelagen. Die relatie met Van der Beeck wordt in het eerste deel van 1629 niet verder aangestipt. Wel zet Dorison Corneliszoon neer als een rasmanipulator tegenover de in het leven teleurgestelde Jans die aanvankelijk gevoelig lijkt voor zijn opmerkingen. Dorison maakt zijn pretenties waar. 1629 is een vakkundig in elkaar gezette strip geworden, die de nodige historische wetenswaardigheden mixt met wat simpel psychologisch drama en veel actie. Niks mis mee.
Xavier Dorison en Thimothée Montaigne – 1629 deel 1: De apotheker van de duivel. Standaard. 136 pagina’s. hardcover. € 35,00