Wat zou er gebeuren als niet Huck maar Jim verslag zou doen van hun reis langs de Mississippi? David F. Walker en Marcus Kwame Anderson nemen deze vraag als uitgangspunt voor hun hervertelling van Mark Twain’s Huckleberry Finn. Dat levert een prachtig getekend en tot nadenken stemmend verhaal op, dat echter bij vlagen betweterig aandoet en daardoor uiteindelijk weinig van doen heeft met het origineel van Mark Twain.
Walker en Anderson beginnen Big Jim and the white boy met een slimme omkering. De uitspraak van Mark Twain – “never let the truth get in the way of a great story” – wordt gebruikt om ruimte te creëren voor een wat als-vraag. Wat als Twain in Huck Finn slechts een gekuiste geschiedenis heeft opgetekend van de reis van Huck en Jim? Wat als er in werkelijkheid veel meer gebeurd is? Direct erna komt een bejaarde Jim aan het woord: “Zo is het niet gegaan!” Twain heeft roman geschreven, maar Jim kent de waarheid: “Laat mij je vertellen wat er echt gebeurd is.” Jim, Walker en Anderson hebben de lezer bij de strot en laten niet meer los tot hun verhaal klaar is.
Zij hebben namelijk nogal wat te vertellen. Ze verwijten Twain dat hij Jim in gebroken Engels laat spreken, dat hij van Jim een passief karakter heeft gemaakt en dat Twain in zijn verhaal de ogen sluit voor het alomtegenwoordige leed en geweld van de slavernij. Daarom is verdere omkering nodig. In plaats van Huck treedt Jim op de voorgrond. Want – zo stellen Walker en Anderson – Twain heeft bewust niet verteld dat Jim de slavernij ontvluchtte, daarna met geweld andere slaafgemaakten bevrijdde en vervolgens als soldaat vocht tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog.
Zo ontstaat een nieuw geheel waarin klassieke scènes uit het boek worden herverteld en aangevuld met nieuwe verhalen en commentaren van een bejaarde Jim en andere familieleden. Dat levert een verhaal op dat behalve actie ook veel context biedt. Dat gebeurt in een realistische, maar cartooneske stijl, die benadrukt dat Huck Finn in essentie bedoeld was als jongensboek en avonturenroman. Wanneer Jim en anderen spreken, wordt gebruikgemaakt van een regelmatige vlakverdeling, terwijl actiescènes worden verbeeld met een speelse en effectieve pagina layout. Walker en Anderson blijven zo trouw aan Twains gevoel voor avontuur en de verbondenheid tussen Huck en Jim, die meermaals wordt benadrukt.
Maar er is meer aan de hand. Met hun hervertelling mengen Walker en Anderson zich in een decennialange discussie over Huck Finn, die vooral draait om de vraag of het boek, de auteur en de hoofdpersoon racistisch zijn. Het ene kamp wijst erop dat Huck toch zijn vriend Jim helpt de slavernij te ontvluchten. Critici benoemen dat diezelfde Huck maar weinig interesse toont in zijn reisgenoot (die bij vlagen ook nog eens als een stereotype wordt neergezet). Een derde positie wordt ingenomen door literatoren, die benadrukken dat Twain zich met zijn ironische stijl en atypische verhaalopbouw onttrekt aan eenduidige interpretaties: je kunt van een ironisch geschreven kinderboek niet verwachten dat het ook een ronkend betoog is tegen slavernij.
Walker en Anderson zien dat anders. Ze vinden dat Twain te weinig aandacht had voor Jim en zijn familie, waardoor hij ‘de slaafgemaakten hun menselijkheid ontkende’ en ‘een soort apologie schreef voor slavernij’. Dat soort opmerkingen, gelukkig beperkt tot twee of drie plaatsen, leiden af van het eigenlijke verhaal, zijn niet nodig en bovendien niet waar. Daarbij leidt het tot een stijlbreuk met het origineel. Want Twains vuistregel was: vertel het verhaal, moraliseer niet en laat de lezer zelf conclusies trekken.
Het standpunt lijkt ook door te werken in de gekozen tekenstijl. Vergelijken we bijvoorbeeld de twee antikoloniale klassiekers – Max Havelaar en Heart of darkness – met elkaar, dan zien we dat de eerste een heldere stijl combineert met een politieke boodschap, terwijl de tweede zowel in vorm als inhoud ondoorgrondelijk blijft. In hun stripadaptaties blijven Eric Heuvel en Jos van Waterschoot respectievelijk David Mairowitz en Catherine Anyango grotendeels trouw aan deze vormkeuze, waardoor de klare lijn van de Havelaar-strip markant afsteekt tegenover de mysterieuze houtskooltekeningen in de Heart of Darkness-graphic novel.
Door voor Big Jim een eenduidige tekenstijl te kiezen, nemen Walker en Anderson sterk afstand van de ambigue schrijfstijl van Twain, waarin niets is wat het lijkt en elke uitspraak voor meerderlei uitleg vatbaar blijft. Terwijl Twain een boek schreef dat zich onttrekt aan eenduidige interpretaties, nemen de makers van Big Jim daar geen genoegen mee. Zij kiezen ervoor Huck Finn als uitgangspunt te gebruiken voor een ander verhaal over Jim, die naast militante abolitionist ook een rol krijgt als liefdevolle vader en family man.
De vraag dringt zich dan ook op of dit nog een grafische bewerking is van een Amerikaanse klassieker, zoals de kaft stelt, of een nieuw verhaal dat op de klassieker reageert. Een vervolgvraag kan zijn of dat uitmaakt. Dit boek is immers niet bedoeld als een hommage, maar als een correctie op een terechte klassieker.
David F. Walker & Marcus Kwame Anderson – Big Jim and the white boy. Penguin Random House. 282 pagina’s. $ 35,00