Kort van stof

Kort van stof: oktober 2020

Stilte voor de storm in oktober, want het najaarsoffensief nadert met daverend gebrul. Een bescheiden Kort van stof, met toch genoeg titels voor de langere avonden en de inhuizige momenten van deze tijd. Laten we er vooral de voordelen van blijven inzien. Daar gaan we, in sneltreinvaart:

West Legends 1 – Wyatt Earp’s Last Hunt (Daedalus): toen de uitgeverij deze reeks aankondigde leek het om een reeks historisch onderlegde oneshots te gaan rond legendarische personages uit het Wilde Westen. Na lezing van dit eerste deel blijkt niets minder waar. West Legends zijn eigenlijk gewoon spannende en totaal fictieve cowboyverhalen met, voor het gemak en de herkenbaarheid, een Wyatt Earp of Billy the Kid in de hoofdrol. Niet getreurd! Dit eerste deel valt te omschrijven als “Wyatt Earp jaagt op de Jack the Ripper van het Wilde Westen” en dat is een dolle boel. Een grote cast die als radertjes perfect in de plot passen en ouderwetse, dolle westernpret. Meer moet dat soms niet zijn.

Onbemande dreiging 2 – Ondergang van de V1 (Dupuis): Project Aphrodite was een plan van de geallieerden om tijdens WOII oude bommenwerpers om te turnen tot vliegende bommen die met grotere precisie een doelwit zouden kunnen raken. Gewoonweg neerstorten op het doelwit en klaar is Kees. Het verhaal van Project Aphrodite wordt in deze trilogie zwaar geromantiseerd en gepresenteerd via de romance van de bloedmooie ingenieur Louise en de wildebras met het gouden hart, piloot Doug. De actie, spanning en aantrekkelijke tekeningen maken echter dat we vlotjes over die dooddoeners heen lazen en ons een half uurtje prettig vermaakt hebben.

Junk 1 – Terugkeer (Hum): geweldig eerste deel van een tweeluik over een groep desperado’s die nog een keer bij elkaar komt om op zoek te gaan naar een schat en ondertussen ook probeert te ontdekken wie de verrader in hun midden is. Hoe de vork precies in de steel zit, blijft in dit deel nog even spannend. Maar volgende maand ligt het vervolg al in de winkel, dus hoeven we niet te wanhopen. Geweldig gestileerd tekenwerk, lekkere dialogen en een verhaal dat op veel vlakken andere westerns overstijgt. Zomaar het album van de maand, als we daaraan zouden doen.

Suske en Wiske junior 3 – In naam der wet! (Standaard Uitgeverij): voor het derde album met grappen voor de allerkleinsten zijn makers Kim Duchateau en Charel Cambré duidelijk gaan zoeken in de bak met nevenpersonages en gizmo’s uit de hoofdreeks: Vitamitje, de klankentapper, de Gyronef en de Terranef passeren allemaal de revue. Net op het punt dat je zou gaan denken dat de inspiratie misschien een beetje op is komen ze met agent Fons op de proppen, een kommaneukende agent die constant “In de naam der wet!” staat te brullen. Dat is grappiger dan u nu denkt.

Storm Hommages (L): Storm bestaat al bijna een halve eeuw volgens de inleiding van dit hommage-album. De vijfenveertigjarige krachtpatser met het kekke giletje wordt bezongen in zeven typische hommageverhalen: te kort voor een echt verhaal, te lang voor een sterke grap of clou. Voorin het album staat het verhaal De poort naar Ellders: een onafgemaakte strip van Lodewijk (“de Godfather van de Nederlandse strip”), Molenaar en De Vos, die nu is afgerond met een veelzeggende opmerking van Storm: die figuur zien we later nog wel eens een keertje. Zal dus ongetwijfeld vervolgd worden.

Bloedkoninginnen: Tseuh Hi 2 – De drakenvrouw (Daedalus): slotdeel van een verhaal over de opkomst van een tirannieke concubine van de Chinese Keizer in de 19de eeuw. De setting en achtergrondinfo zijn interessant genoeg, de grote lappen tekst en mager uitgewerkte personages wat minder. Aan de grafische kant komen de personages goed uit de verf maar wordt de afwezigheid van achtergronden op een nogal irritante manier verdoezeld met een soort van digitale behangpapiertjes. Eentje voor de liefhebbers van geschiedenis.

Nevada 1 – Lone star (L): lekker beginalbum van een trilogie die niet speelt in de Amerikaanse Silver State, maar in Mexico. Nevada is namelijk de naam van een soort bounty hunter, die op zoek moet naar een verdwaalde acteur. Prima opmaat van een verhaal dat nog alle kanten op kan. Het tekenwerk is in ieder geval dik in orde, maar hé: dat is van Colin Wilson en die kan wel een cowboy (Blueberry, Tex Willer) tekenen natuurlijk. Ook in deze modernere setting is hij vaardig. De inkleuringen doen een tikje filmisch aan en dat is fraai. Verwacht geen arthouse, maar onvervalste Hollywood.

Les Misérables 1 – Fantine (Daedalus): een stripversie van de klassieker van Victor Hugo. Je zou kunnen denken dat dat een saaie bedoening wordt, maar deze strip is echt lezenswaardig. Het boek is bedoeld voor een jong lezerspubliek en heeft daarom een nogal knullig werkdossiertje achteraan. Wellicht dient dat om leerkrachten te overtuigen de strip in de klas te gebruiken. Los daarvan heeft deze aanpak wel als gevolg dat het verhaal in een flitsend jasje gegoten werd. Het geheel is uitgewerkt in een soort van Europese manga en ook dat draagt bij aan een aangenaam vlotte lezing.

Mattéo – vijfde periode (september 1936 – januari 1939) (Daedalus): Jean Gibrat kan tekenen als een baas. Hoewel hij zijn personages rechtstreeks op zijn schetsen inkleurt, lijken ze springlevender dan onze familieleden op de foto’s van het Heilig Vormsel van ons kleine nichtje. Er pompt bloed door hun aderen en geen inkt. Het verhaal speelt zich af tijdens de Spaanse burgeroorlog. Omdat die nog niet zo vaak belicht werd in stripvorm komt dat lekker fris over, ook al hangt de plot aan elkaar met meer toevalligheden dan je bij elkaar kan schrapen in de gemiddelde Hollywoodfilm. De vertaling wemelt van de fouten. Voor deze recensie openden wij het boek op een willekeurige pagina en het was meteen prijs: “Nee, maar geef toe, waarom mogen wij ons dat niet uitkiezen?” Wat wil dat zelfs in Godsnaam zeggen?

Suske en Wiske – De sonometer (Standaard Uitgeverij): dat is leuk, een Sus en Wis op de oude manier. Dus geen borstjes, geen mobieltjes en geen al te moderne fratsen. Hoewel: in dit verhaal, dat ooit in gang werd gezet door meneer Vandersteen zelf, zitten juist wel wat moderniteiten die nu op een vriendelijke en geestige manier gedateerd aandoen. Bijvoorbeeld de sonometer: een apparaat waarmee je de akoestische druk van het geluid kunt meten. Ene professor Tellebol (what’s in a name?) wekt de aandacht van allerlei duistere sujetten en onze vrinden helpen de prof natuurlijk een handje. Het fraaiste van alles is de wonderschone Wiske, met een prachtige haardracht en dito jurkje. En natuurlijk de cameo van mangaka Osamu Tezuka, laten we die niet vergeten.

Tussen vier muren 1 (Daedalus): tekenaar Laurent Astier gaf een stripworkshop in de gevangenis en leerde daar de gangster Jean-Claude Pautot kennen. Samen maakten ze deze strip, gebaseerd op waargebeurde feiten uit het leven van Pautot. We hebben dat zinnetje nog nooit met zoveel korrels zout genomen. Hoewel bad boys meestal aantrekkelijke personages zijn, werkt de hang naar heldhaftigheid en grandeur van Pautot hier serieus op de zenuwen. Vakkundig worden een leven en acties, die toch heel veel echte mensen geraakt hebben, voorgesteld als een avontuur van een antiheld met een gouden hart. Het helpt ook niet dat Pautot blijkbaar een wandelend cliché is. Zelfs in de flink houterige en mager vertaalde teksten schuwen de makers de platst getreden paden niet: “Ik wist van bij ’t begin dat het slecht zou aflopen.” Blijven over: mooie prentjes. Dat wel.

Jeremiah 38 – Gesnapt? (Dupuis): oké, het is waar: Hermann wordt oud en de Jeremiahstrips die hij elk jaar aflevert zijn enkel nog doordrukjes van de brandend actuele dystopische pareltjes die hij afleverde in de eerste twintig delen. Maar toch is deze aflevering een goed getekend, spannend tussendoortje. De relatie tussen vrijbuiters Jeremiah en Kurdy en de oude, burgerlijke zuurpruim Martha wordt de laatste albums weer uitvergroot, wat zorgt voor enkele grappige scènes.

De klusjesman (De Harmonie): de klusjesman van de president van Amerika (niet Trump) krijgt te horen dat hij vanaf morgen op mag passen op het koffertje met de knop voor de atoombom erin. Net op dat moment wordt hij vervangen door een dubbelganger. Dit bevreemdende kinderboek zal ook gesmaakt worden door volwassenen. De personages gedragen zich zoals het figuren in kinderboeken betaamt: alle absurditeit die hen overkomt wordt aanvaard met een uitgestreken gezicht. De suspension of disbelief wordt hier zover opgerekt dat het boek een bijna Lynchiaans sfeertje krijgt.

Kortom (Hum): een gratis magazine-achtig blaadje met een aantal korte verhalen van Fred, de begaafde beroepsfantast die ons Philemon schonk. Uitgeverij Hum, die maar door blijft gaan met het uitbrengen van vergeten pareltjes uit het ouevre van Fred, trakteert de lezer op een lekker kluifje dat je gratis krijgt bij aankoop van een boek uit het fonds van Hum. (Als we wat mogen suggereren: haal dan meteen dat eerste deel van Junk in huis.) Hoogtepunt is het Wasco-esque verhaal Een cadeau voor Kerstmis waarin Fred de wetten van de leesrichting en zwaartekracht tart. Zalig!

Purple Heart 2 – Project Bluebird (Le Lombard): na een wat teleurstellende lancering verrijst deze reeks uit de as van haar eerste deel. Joshua Flannagan, WOII-veteraan, werkt als privédetective in Amerika. In dit deel raakt hij verstrikt in een geheimzinnig web van intriges rond een dubbele moord op Hawaï. Het lijkt of de makers zich in dit tweede deel volledig verzoend hebben met de pulp van hun setting en personages en niet meer de moeite doen om realistisch uit de hoek te komen. Een goede zet, aangezien dat wat als pulp gepresenteerd wordt aan veel minder kwaliteitseisen moet voldoen en gewoon als een lekkere guilty pleasure kan genuttigd worden.

Inbreker 1 – De sleutel (Oogachtend): eerste deel van drie albums die spelen in een René Hausman-achtige wereld die alleen een stukje grimmiger is. Olav Mensson komt erin terecht en weet lang niet waar hij is. Gaandeweg raakt de waar-vraag wat op de achtergrond en is het meer wat, hoe en vooral waarom? Olav wordt gevangen genomen, gedwongen moedermelk te drinken, weigert dan en wordt gered door een andere dame die er met Olav vandoor gaat. Ver zullen ze niet geraken, klinkt de cliffhanger. Duidelijk openingsdeel van een verhaal dat overigens heel verdienstelijk is uitgebeeld: in gewassen zwartwit-tinten met een tikje beige. Totaal sfeervol, ook al gaat alles wel heel rap voorbij. Kan toch zomaar iets moois worden; dit houden we in de gaten.

Oliver Page & de tijddoders 2 (Glénat): een tijdreisverhaal vol met gaten in de plotkaas. Bovendien gebruikt scenarist Desberg, toch geen sukkelaar, een heleboel platgewalste tijdreiscliché ’s om zijn verhaal vorm te geven. Er wordt zelfs niet geprobeerd om ze een beetje fris of aannemelijk te maken. “Oh nee, ik zie mijn oudere ik sterven, kan ik mezelf redden met deze kennis?”. “Ik heb snel geld nodig! Wacht, ik koop op deze rommelmarkt in het verleden gauw een Monet of twee om in de toekomst te verpatsen.” Het enige lichtpuntje zijn de vlotte tekeningen van Griffo, die zijn cv met deze reeks geen dienst heeft bewezen.

New York Cannibals (Le Lombard): Een New York in de jaren 1970 of 1980 dat bevolkt wordt door freaks: een vol getatoeëerde, bodybuildende politieagente, een Vietnamveteraan zonder benen, een albino mama die zich in de gangen onder de stad ontfermt over de verschoppelingen van The Big Apple en nog een hele resem andere weirdo’s. Samen raken ze verstrikt in een thriller die geen enkele van de personages onberoerd zal laten. Leuk en creepy sfeertje en prachtige tekeningen van François Boucq. (Lees hier een uitgebreide recensie)