Hoe doelgroepmarketing een mooie u-bocht kan maken: het lezersbereik van strips, beeldverhalen en graphic novels is aanzienlijk maar in het grotere geheel toch bescheiden. Wel flink groter dan dat van poëzie, dat het met een handjevol liefhebbers moet rooien. Poëtische strips, dat is dan de verkleinende trap van bereik. En als er nóg verder wordt genuanceerd, met een specifieke periode of antieke stroming, dan verzoekt men de goden om een lezerspubliek.
Marc Weikamp legde het boek Marketing voor dummies terzijde en deed exact het laatste: hij maakte Dichter in de Achterhoek in zes beeldverhalen, een collectie van zes verstripte gedichten die gemeen hebben dat de makers ervan uit de Achterhoek komen. En dan blijkt frappant: juist door de strenge criteria is het een heel fijne en interessante collectie met grafische poëzie geworden.
Ten eerste ademt het album de Achterhoek, dat gebied dat globaal grenst aan de Overijsselse streken Salland en Twente in het noorden, de Duitse grens in het oosten en zuidoosten, de Oude IJssel in het zuidwesten en de IJssel in het westen; daar waar vroeger de veldtochten van Normaal plaatsvonden, in boerenschuren en op gerooide maisvelden in het najaar. De Achterhoek heeft iets magisch, iets boers en wijds. En het gekke: dat zit allemaal in Dichter in de Achterhoek.
Er is geen ontkomen aan de boerenrockers van Normaal en ook Weikamp laat hun voorman, Bennie Jolink, aan het woord: zijn ‘gedicht’ Oerend hard (‘Langzaam rijden dat deeien zie nooit, dat vonden zie toch maar tied verknooid’) staat keurig ingeklemd tussen Eensklaps roeken van H.C. ten Berge en Hoonte van Gerrit Achterberg.
De werkwijze van Weikamp is bijzonder: hij koos zes gedichten, teksten zo je wil, die op een of andere manier de sfeer en het gevoel van de Achterhoek verbeelden en maakte er een verstripping van in verschillende grafische stijlen. Soms levert dat een mooie spanning op, zoals bij A.C.W. Starings Herdenking, een gedicht uit 1820 over liefde, die Weikamp in het nu laat plaatsvinden, waarbij de zoete herinnering zichtbaar blijft op het scherm van een mobiele telefoon.
Bij Hoonte van Achterberg mist de toegevoegde waarde van de illustratie: wat we lezen is ongeveer wat we zien. De subtekst van Achterberg wordt verstopt in de kadrering, maar omdat de tekst integraal op de pagina’s staat, kan de lezer volstaan die te volgen. De plaatjes worden zo decor. Als we lezen Vlak voor de ramen staat het boomtheater / insecten trekken strepen langs de ruit, dan ziet de lezer deze strepen – nota bene de beweeglijnen uit het klassieke stripidioom.
Bijzonder is dan weer de aanpak van het openingsgedicht van Willem Sluiter, een lokale dichter uit de zeventiende eeuw die de term Achterhoek als eerste muntte. Hij schreef in 1668: Waar iemand duisent vreugden soek, Mijn vreugt is in dees’ achter-hoek. De oude woorden kaatsen op illustraties van een caravan, een campingplaats, een zwembadje en een route-app op – weer – een mobiele telefoon.
De tekeningen van Weikamp zijn gestileerd. Hij laat zien meerdere technieken te beheersen, al blijft zijn hand zichtbaar. Met name de kleurstellingen van de gedichten zijn mooi en verrassend: Weikamp kiest steeds voor rustige kleuren, maximaal drie. Dat pakt sterk uit. Het zorgt ervoor dat er in de opeenvolging van de gedichten genoeg variatie zit én tegelijk een onderlinge eenheid.
Het idee van het verstrippen van gedichten, die als tekst een integraal onderdeel van het geheel zijn, pakt niet altijd goed uit. Het levert vaak doublures op: wat je leest is wat je ziet, behalve de beeldspraak die – als het goed is – ergens te ontdekken valt, zoals dat in de oorspronkelijke tekst ook gebeurt. Je zou willen dat de tekenaar hetzelfde doet met beelden als de dichter met zijn tekst.
Een simpel, illustratief voorbeeld, niet uit Weikamps werk: als een dichter zegt dat het herfst is in zijn hoofd omdat zijn geliefde vertrok, dan zien we dwarrelende blaadjes en kale bomen op de achtergrond. Terwijl hij de herfst in zijn hoofd gerust in het voorjaar kan voelen: de geliefde wacht niet tot oktober voor ze vertrekt. Dat is een valkuil die nauwelijks te ontwijken is. Ook Weikamp ontkomt er niet aan, zoals we zien bij Achterbergs strepen op de ruit.
En toch slaagt Weikamp met zijn serie verstripte gedichten op een onvermoed punt: door te kiezen voor gedichten die thematisch verwant zijn, wordt de lezer er steeds dichtbij gehouden. Wie Dichter in de Achterhoek leest vermoedt dat de gedichten in elkaar haken: de eerste zet de toon voor de tweede, enzovoort. Dat is een interessante ontdekking. Logisch misschien, omdat Weikamp op het omslag ook nog eens expliciet maakt dat het gedichten zijn die geschreven zijn in de Achterhoek, over de Achterhoek. Dan móet het wel kloppen.
Marc Weikamp – Dichter in de Achterhoek in zes beeldverhalen. Syndikaat. 64 pagina’s hardcover. € 17,95.