De uitspraak valt bijna terloops. Claude Monet, op hoge leeftijd en aan het einde van zijn krachten, zegt tegen Alois, de Vlaamse tuinman-soldaat: “Alleen schoonheid kan ons redden.” Niet als filosofische stelling, maar als een laatste verzuchting.
Die zin zindert na, en vormt de fundering waarop Joris Vermassen zijn monumentale graphic novel Soldaat-Hovenier heeft gebouwd. Hij heeft er meer dan tien jaar aan gewerkt, en de laatste vijf daarvan nam hij de lezers van de 9e Kunst mee in het maakproces.
Het boek speelt zich af in de diepste duisternis van de twintigste eeuw – het West-Europese front tijdens de Eerste Wereldoorlog – maar is geen groteske weergave van bombast en heroïek. Wat overblijft is het op waarheid gebaseerde verhaal van Alois, de opa van Vermassen: een man die niets anders wil dan planten, snoeien en ordenen. En die gedwongen wordt om te doden, te zwijgen en te lijden.
Aan de vooravond van de oorlog laat Alois zijn vriendin Clothilde achter in het door de Duitsers bedreigde België, om zijn dienstplicht te vervullen. Hij is een man van orde en kalmte die liever een snoeischaar dan een geweer gebruikt. Wanneer hij toch soldaat wordt, doet hij dat met plichtsbesef en berusting. In de totale chaos voorafgaand aan de oorlog worden in alle haast krakkemikkige forten gebouwd en (jonge)mannen marcheren naïef zingend hun noodlot tegemoet. Alois weet instinctief wat hem boven het hoofd hangt, maar hij houdt zich vast aan de orde van de natuur. Samen met zijn onwrikbare geloof in God bieden de planten en bloemen houvast. Hij ontmoet zij oude vriend Raymond en gezamenlijk trekken ze ten strijde.
Wat volgt is een beklemmende tocht door het morele moeras van de Grote Oorlog. Alois is gewend aan stilte, orde en seizoenen. Wat hij aantreft, is het tegenovergestelde, een wereld waarin geen onderscheid meer lijkt te bestaan tussen leven en sterven, tussen rechtvaardigheid en toeval.
Terwijl zijn kompaan zich overgeeft aan lust, dronkenschap en de roes van het vergeten, blijft Alois trouw aan zijn geloof, zijn vriendin, zijn waarden en de natuur. Die trouw is een vorm van standvastigheid die geen verlossing biedt, maar eerder eenzaamheid. En toch, hij wijkt niet. Dat klinkt als een klassieke tegenstelling tussen hedonisme en ascese, maar Vermassen doet iets subtielers. Hij toont geen heilige, maar een man die worstelt en verlangt. Die zich inhoudt en weet dat zijn morele keuze hem niet per se geluk zal brengen.
Het verhaal wordt gedragen door een reeks brieven tussen Alois en zijn geliefde Clothilde. Ze zijn het hart van het boek, en tegelijk het deel dat het meeste schuurt. In een dappere maar ongelukkige keuze heeft Vermassen deze brieven in een handschriftachtige typografie laten afdrukken –artistiek verantwoord, maar op momenten nauwelijks leesbaar. En dat is jammer, want juist in die brieven wordt de kloof voelbaar tussen wat gezegd wordt en wat verzwegen blijft. Het is vaak zwoegen om de teksten goed te kunnen lezen, maar het werk wordt beloond.
Beide geliefden doen hun uiterste best de ander te sparen. Ze beschrijven de realiteit van de oorlog en de bezetting met een beleefde omzichtigheid die meer verbergt dan onthult. Pas als het echt niet anders kan, sijpelt de rauwe waarheid door. Wat volgt is een pijnlijk mooi portret van twee mensen die elkaar liefhebben door te zwijgen. Die elkaar beschermen door te liegen. En die pas laat – te laat – inzien wat dat zwijgen heeft gekost.
De subtiliteit van de brieven is smullen. Zo valt in de aanhef een wereld aan emoties te ontdekken. Alois begint kort na vertrek zijn teksten met “Waarde Vriendin”, maar hoe langer hij wegblijft hoe meer zijn begeerte toeneemt en hij aanvangt met “Beminde Vriendin”. De jaren waarin hij definitief weg lijkt te drijven resteert enkel een afstandelijk “Beste”.
De sleutelscène in het boek is de ontmoeting met Claude Monet, die aan zijn beroemde tuin werkt in Giverny. Het voelt als een vreemde droom, midden in de waanzin van de oorlog vinden Alois’ handen opnieuw aarde en orde. Vermassen laat Monet het klinkklaar samenvatten: Geen enkel kunstwerk kan zich meten met de natuur.
Uitgerekend op deze plek wordt Alois geconfronteerd met zijn grootste kwelling, wanneer hij de ware liefde vindt. Hij vecht tegen zijn verlangens en blijft trouw aan zijn geloof en zichzelf. Wat hij overhoudt is waardigheid, maar geen geluk.
Door het verhaal heen duiken regels op van Rainer Maria Rilke. Ze functioneren als onderstroom van een gevoelswereld die nergens expliciet wordt uitgesproken. Zijn schitterende poëzie is dubbel uitlegbaar en zowel van toepassing op de gruwelijke oorlog als de innerlijke strijd die Alois voert.
Diezelfde schoonheid keert terug in de tekeningen van Vermassen. Ze zijn sober, ingetogen, maar rijk aan detail. Geen bombastische oorlogsbeelden, maar kaders vol modder, regen, bomen, brieven. Elk paneel ademt terughoudendheid en is met zorg geplaatst. Zelfs als de dood onontkoombaar blijkt – ook na de oorlog is het leven meedogenloos – blijft er iets over dat standhoudt. Een klein stukje aarde. Een beetje orde. Een vorm van schoonheid.
Soldaat-Hovenier is geen grafisch pamflet, geen oorlogsepos, geen liefdestragedie – en toch is het dat allemaal. Bovenal is het een ode aan schoonheid als laatste bastion van menselijkheid.
Joris Vermassen – Soldaat-Hovenier. Borgerhoff & Lamberigts. 472 pagina’s. softcover. € 35,00