Artikelen

De rijke erfenis van Jacobs: gekleurd en met een korrel zout, maar interessant vanwege de toestanden

De strips van Blake en Mortimer zijn een goudmijn voor uitgeverij Dargaud-Lombard. Ondanks alle kritiek van fans en critici blijven de lezers de albums kopen. Het maken van de albums zorgt nogal eens voor ondraaglijk tekenaarsleed, als we de verhalen mogen geloven, of is dat misschien een mythe die de uitgevers rond de reeks al te graag in stand houdt? De echte geschiedschrijving van de post-Jacobs periode van de reeks de avonturen van Blake en Mortimer moet nog plaatsvinden. Dankzij de Nederlandse vertaling van De erfenis van Jacobs, een boek over de auteurs van die nieuwe reeks, is er nu een tussenstand na 25 jaar. Via interviews geven ze een inkijkje bij vele, maar helaas niet alle betrokkenen.

Onlangs verscheen De erfenis van Jacobs door Jean-Luc Cambier en Eric Verhoest. Is het een interviewboek of een oral history met spaarzame contextualisering? Het boek is een luxueus uitgegeven vertaling en bewerking van een Franstalig boek dat in 2018 verscheen bij Dargaud. In het boek vertellen de auteurs de geschiedenis van de nieuwe reeks stripverhalen van Blake en Mortimer uitgegeven door datzelfde Dargaud. Verhoest en Cambier spraken met alle auteurs zowel tekenaars als scenaristen van de succesreeks die telkens goed is voor meer dan 400.000 verkochte albums (met uitschieters van 450.000 verkochte albums in het eerste jaar en 60.000 in het volgende, zoals bij Het testament van William S. uit 2016).

Het blijkt echter net als bij Edgar Pierre Jacobs, de geestelijke vader van de oorspronkelijke reeks, vaak een jarenlange strijd om een album tijdig klaar te krijgen. De vloek van Jacobs zoals de auteurs het noemen speelde vooral voor de Franse striptekenaar Ted Benoit een rol. Maar ook andere striptekenaars zoals René Sterne, diens echtgenote Chantal De Spiegeleer of Antoine Aubin liepen vast.

Die artistieke worsteling behoort ook een beetje tot de mythe van de reeks. Het is algemeen geweten dat Jacobs eindeloos werkte aan elk nieuw album. Jacobs maakte maquettes, documenteerde zich uitvoerig en maakte voorstudies, proefversies, storyboards enzovoort. Het maakte zijn uitgever bijna radeloos. Aan de andere kant was Jacobs steeds ontevredener over de manier waarop zijn albums uitgegeven werden door Editions Le Lombard/Lombard Uitgaven. De slechte kleurendruk ergerde hem mateloos,zodat hij toen zijn contract afliep opstapte en zelf een uitgeverij opzette. Dezelfde uitgeverij die Jacobs zo verfoeide geeft nu na overname en fusie met Dargaud Benelux in 1997 als Dargaud-Lombard zijn albums maakt uit. Jacobs’ œuvre belandde in het uitgeeffonds door de derde uitgeverij/naamloze vennootschap bij die fusie met Le Lombard, namelijk Les Editions Blake Et Mortimer.

Dargaud-Lombard is een Belgische uitgeverij die in het laatste gepubliceerde boekjaar 2021 (publicatie in juni 2022) een omzet boekte van 65 miljoen euro tegenover 42 miljoen euro in 2020. 20 miljoen euro winst voor belastingen en 14 miljoen euro nettowinst waarvan 3 miljoen euro naar de moedermaatschappij in Parijs ging. In 2021 vierde Dargaud het 75-jarige bestaan van de reeks Blake en Mortimer. Dat gebeurde met het nieuwe album De laatste zwaardvis en speciale nevenedities, luxe-edities en herdrukken.

Het financiële belang voor de uitgeefgroep kan nauwelijks onderschat worden sinds het succes van het eerste album De Zaak Francis Blake in 1996. Regelmatig komt dit aspect langs in de hoofdstukken van het boek, zonder dat de auteurs erbij stilstaan. De striptekenaars en scenaristen praten ronduit over de zeer goede maandelijkse vergoedingen door Dargaud. Een enkele keer komen boetes of inhouding ter sprake wanneer deadlines gemist zijn.

Het verhaal van de voortzetting van de reeks en de erfenis van Jacobs komt in het eerste deel van het boek zeer duidelijk naar voor. Jacobs vond een jonge uitgevers in Claude Lefrancq en Christian Vanderhaeghe met wie hij Les Editions Blake et Mortimer opzette. Als tegengewicht ontstond Studio Jacobs dat het laatste woord kreeg en de rechten op de reeks Blake en Mortimer bezat.

In 1989, twee jaar na het overlijden van Jacobs, kondigde Lefrancq een nieuw album aan. Zo verscheen eindelijk het vervolg op De 3 formules van professor Sato getekend door Bob de Moor, volledig naar scenario en découpage van Jacobs. De ontvangst door recensenten was tamelijk negatief, maar het album was een succes ondanks het rammelende scenario van Jacobs. Eigenlijk was het eerste deel destijds al een album te veel voor Jacobs.

In 1991 liet Lefrancq weten dat hij de uitgeverij, waar hij ondertussen 96% van de aandelen van bezat, wilde verkopen. Op dat moment was Philippe Biermé, de eigenaar van de Studio Jacobs die de nieuwe albums mocht maken, nog niet bereid zijn aandelen te verkopen. Alle grote Franstalige stripuitgeverijen Dupuis, Casterman, Les Humanoïdes Associés en Dargaud traden in het strijdperk. Wat niet in het boek staat is dat ook de Nederlandse uitgeverij Big Balloon Publishers (toen deels in handen van het beursgenoteerde uitgeefconcern VNU) een poging ondernam, maar snel afhaakte.

In juli 1992 haalde Dargaud de uitgeverij binnen en Fabrice Giger van Les Humanoïdes Associés bereikte rond dezelfde tijd een akkoord met Biermé voor de overname van de Studio. Beide overnemers contacteerden trouwens dezelfde striptekenaars om de reeks verder te zetten. Uiteindelijk verkocht Biermé in oktober 1992 ook aan Dargaud.

Het probleem van Dargaud was nu om een auteursteam op te zetten. De eerste tekenaar waar ze aan dachten was Ted Benoit bekend van de klare-lijn-cultstrip Ray Banana. De tweede naam die viel was Floc’h. Pikant detail in dit boek is dat Floc’h telkens opnieuw verworpen wordt als potentiële opvolger en nu bij verschijnen van de Nederlandse vertaling klaar is met het inkten van een album van 120 bladzijden.

Pas in 1996 zal De Zaak Francis Blake verschijnen. Het is een eerste album waarvan niemand wist of het zou aanslaan. De moeizame creatie wordt op zeer eufemistische manier beschreven. Met veel respect voor de briljante Ted Benoit die psychisch niet opgewassen bleek voor de taak of de druk vanuit Parijs en Brussel. Dargaud koos als scenarist haar meest succesvolle scenarist: Jean van Hamme. De Brusselaar was op dat moment met de reeksen XIII, Thorgal en Largo Winch de absolute ster onder de scenaristen.

De problemen met Benoit ondanks zijn prachtig werk leidden tot een einde van de samenwerking na twee moeizaam afgeronde albums. Benoit wierp zelf de handdoek in de ring. Ondertussen had Dargaud al een tweede team op de reeks gezet met Lombard-uitgever Yves Sente als scenarist en André Juillard (bekend van Roodmasker, Alwin, Arno en De 7 levens van de Sperwer) als tekenaar. Het verhaaltje over het anonieme scenario dat Sente zou hebben afgeleverd, klinkt weinig overtuigend. Na zijn debuut als scenarist met het tweede post-Jacobs-album is Sente nu al 25 jaar scenarist voor de reeks en schrijft hij ondertussen ook voor andere reeksen. Net als een romancier moet een scenarist desnoods zijn eigen mythe verzinnen en vormgeven.

Door het voorspelbare en misschien zelfs voor de uitgever welkome wegvallen van Ted Benoit zocht Dargaud een tekenaar om met Van Hamme te werken. Die opvolger, René Sterne (bekend van de reeks Adler bij Lombard), stierf echter aan een hartstilstand na een twintigtal platen. Zijn weduwe Chantal De Spiegeleer (bekend van de reeks Madila Bay), nam het over maar kon de taak technisch niet aan.

Opnieuw toverde Dargaud Etienne Schréder tevoorschijn die in de kantoren van de uitgeverij maandenlang met De Spiegeleer aan het afwerken van het album werkte. Haar opvolger was dit keer geen bekende striptekenaar. Antoine Aubin bleek Jacobs zelfs beter na te volgen dan Ted Benoit. Alleen Van Hamme en Aubin bleken geen match. Het klikte niet. Van Hamme leek ook uitgekeken op de reeks en haakte af. Veelschrijver Jean Dufaux bood zich spontaan aan en kreeg de opdracht. Dufaux en Aubin was bijna een nog slechtere combinatie: ze botsen voortdurend.

Opnieuw moest Schréder opdraven om de meubelen te redden en de deadlines te halen (wat uiteraard niet lukte). De Septimus-golf is het vervolg op Het Gele Teken. Het album verkocht ondanks hevige kritiek niettemin even goed als de andere albums uit het post-Jacobstijdperk. Aubin weigerde echter het tweede deel met Dufaux te maken. Dufaux had een contract voor één album, maar bleek dat te interpreteren als een album in twee delen van 62 pagina’s. Aan het einde van deel één kwam dus veel kunst-en-vliegwerk te pas.

Dufaux hield voet bij stuk voor zijn tweede deel. Dus mocht Schréder nu zijn eigen album tekenen (de storyboards en de decors) met de Franse striptekenaar Christian Cailleaux die de personages voor zijn rekening nam. Dit keer van meet af aan een duobaan. Helaas staat over deze samenwerking bitter weinig in het boek. Logisch want ten tijde van de oorspronkelijke Franse editie was van Cailleaux nog geen sprake.

Het boek eindigt daarom eigenlijk met een ander auteursteam: Teun Berserik en Peter Van Dongen (bekend van Rampokan). Die samenwerking tussen twee Nederlandse striptekenaars van de klare lijn komt wel uitvoerig aan bod over hun eerste twee albums naar scenario van Sente. Ondertussen verscheen van dit duo in 2021 De laatste zwaardvis naar scenario van Van Hamme. Recent werkten ze aan twee albums die in 2023 en 2024 moeten verschijnen.

Voor de verweesde Aubin vond Dargaud een duo scenaristen José-Louis Bocquet en Jean-Luc Fromental. Eigenlijk is enkel de uitgever Fromental een echte scenarist (bekend van nieuwe Lucky Luke-verhalen na de dood van Morris). Bocquet is een journalist en romancier met een passie voor strips.

Ondanks het nieuwe schrijversduo deed Aubin nog steeds meerdere jaren over een album. Acht uur in Berlijn dat met vertragingen een voorziene verschijningsdatum in 2020 had, verscheen pas eind 2022. Het laatste interview in het boek is met Aubin en draagt de toepasselijke titel Drie jaar eenzaamheid.

Wie merkwaardig genoeg met twee pagina’s en een kort tekstje midden in het boek staat, maar niet als striptekenaar van de reeks, is Floc’h. Achter dit pseudoniem schuilt Jean-Claude Floch bekend van Rendez-vous in Sevenoaks, Op zoek naar Sir Malcolm en Dossier Harding. De naam Floc’h viel in 1992 tezamen met die van Ted Benoit. Zijn sfeerschepping en thematiek in de jaren 1980 benaderden die van Jacobs wellicht het meeste. Zijn kompaan en scenarist François Rivière interviewde Jacobs, meermaals in die periode. Rivière schreef enkele jaren geleden als enorme Jacobs-fan een biografische strip over Jacobs met striptekenaar Philippe Wurm (onlangs in het Nederlands verschenen als Edgar P. Jacobs: De doemdromer). Dezelfde Wurm die door Sente en de Saint Vincent werd afgewezen als tekenaar van een album van Blake en Mortimer.

Eric Dubois van de Fondation E.P. Jacobs beweerde onlangs dat Jacobs eigenlijk neerkeek op Rivière en kritiek had op het werk van de toen jonge scenarist en toch wel unieke publicist over stripverhalen. De auteurs tonen een reclameprent en een Blake en Mortimer-plaat die Floc’h voor zijn plezier tekende. In 2021 raakte bekend dat Floc’h werkt aan een album van Blake en Mortimer buiten de reeks, op scenario van Bocquet en Fromental. Floc’h gaf merkwaardig genoeg veel ongezouten kritiek op wat anderen tegenwoordig van Blake en Mortimer maakten.

De erfenis van Jacobs is een zeer boeiend boek dat het verhaal brengt zoals Dargaud het graag ziet. Dus met de mythe van het onmenselijk zwoegen om elk album klaar te krijgen, zoals Jacobs worstelde met elk nieuw album. Qua bron voor een geschiedenis van de stripuitgeverij is het daarom te gekleurd, maar als bron over de stripauteurs en de ontstaansgeschiedenis van de albums uit de reeks vormen de interviews en de uitwerking een mooie basis. Verklaringen zijn dikwijls met een korrel zout te nemen. De soms lukraak geplaatste prachtige illustraties dragen niet altijd bij tot het verhaal waar ze bij staan. Zeker diegene zonder bijschrift. Op die manier is naast een leesboek vooral een mooi kijkboek.

Jean-Luc Cambier en Eric Verhoest – De erfenis van Jacobs. Standaard Uitgeverij.  280- pagina’s hardcover. € 39,99.



De verzwegen derde: de Fondation Jacobs

Een spijtige lacune in het boek vormt de rol van de Fondation Jacobs. Philippe Biermé nam in 1989 na de dood van voorzitter Louis Bos (voormalig commercieel directeur bij Lombard) diens rol over. Biermé was fotograaf en werkte bij Lombard op de repro-afdeling. Daar leerde hij Jacobs kennen hielp hem met het reproduceren van verloren originelen voor nieuwe albumuitgaven met nieuwe inkleuring. Tijdens de reconstructie van De U-straal om er een album van te maken voor Lombard was Biermé cruciaal geweest bij het belichten en fotograferen van oude exemplaren van het stripweekblad Bravo. Biermé groeide daardoor uit tot de rechterhand van Jacobs en kwam zo aan het hoofd van diens Studio en werd bestuurslid van zijn stichting.

Andere bestuursleden bij oprichting waren uiteraard Jacobs zelf en onder andere zijn persoonlijke vriend de kunstschilder en striptekenaar Jacques Laudy, de nieuwe uitgever Claude Lefrancq, de toneelregisseur Jacques Burgraeve, de journalist Pierre Lebedel, de grafisch vormgever bij Editions Hachette Claude Le Gallo, de Jacobs-biograaf Jean-Marc Guyard, de latere artistiek directeur van het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal en lid van de Fondation Hergé Charles Dierick en de scenarist van de reeks Harry Dickson en uitgever bij Editions Art et B.D en Les Editions Ligne Claire Christian Vanderhaeghe.

Na de dood van Jacobs werd ook striptekenaar Bob de Moor een tijd lid van het bestuur van de stichting. De Antwerpenaar De Moor tekende immers het tweede deel van De 3 formules van professor Sato.

In 2017 brak een schandaal uit bij de Fondation E.P. Jacobs. Biermé werd door Dierick en Lebedel beschuldigd van diefstal van originele platen en tekeningen die opdoken bij het veilinghuis Artcurial en Galerie Maghen in Parijs. Biermé verdedigde zich door te beweren dat beiden voor Dargaud ageerden. Een andere reden volgens Biermé was dat hij wou samenwerken met de voormalige advocaat van Hergé, Nick Rodwell. Deze laatste was gehuwd met de weduwe van Hergé en leidde de Fondation Hergé. Dierick zou stokken in de wielen steken uit rancune omdat hij was weggestuurd.

In 2019 stelde de onderzoeksrechter Biermé in beschuldiging. Ondertussen waren originele platen voor fortuinen verkocht. In Hong Kong betaalde een verzamelaar  117.000 euro voor een geïnkte plaat uit Het Gele Teken. Door het overlijden van tal van bestuursleden had de stichting de vereffening moeten aanvragen en was Biermé als vereffenaar aangesteld. Die vereffening werd teruggedraaid in de loop van 2021.

Momenteel zijn naast het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, de uitgeverij Dargaud-Lombard en de Studio Jacobs onder andere de journalist en scenarist Thierry Bellefroid, striptekenaar Etienne Schréder en oudgedienden Dierick en Lebedel bestuurslid.

De reden waarom de Fondation die de archieven van Jacobs beheert nergens in het boek een plaats kreeg is een mysterie. Misschien omdat bij de Franse editie Dargaud nog niet de plak zwaaide bij de Fondation. In 2022 traden vertegenwoordigers van Dargaud toe tot de raad van bestuur. Tijdens de opening van de tentoonstelling rond De U-straal in 2023 sprak Dubois van de renaissance van de stichting.