Artikelen

Interview Marcel Ruijters en Marc-Antoine Mathieu: over albums vol eigenzinnige logica en rare eilanden

Stripauteurs die over een wit vel gebogen zitten, hebben de vrijheid volledig nieuwe universa te scheppen. Weinig auteurs zijn daar zo bedreven in als Marc-Antoine Mathieu en Marcel Ruijters. De laatste heeft net een nieuw album uit.

Met zijn nieuwe album Observator levert Marcel Ruijters zijn vijfde album af in wat we gemakshalve de 1913-reeks noemen. Met eerder al Het 9e eiland, Pola, Eeuwig 1913 en De tweelingparadox creëerde hij een uniek universum dat hem naar eigen zeggen ‘blijft voeden met nieuwe ideeën’. Een wereld waarin hij kan spelen met tijd en logica en waarop hij zijn voorliefde voor sideshows kan botvieren en kan spelen met de ongeschreven wetten van het medium strip.

Tijdens de vorige editie van de Stripdagen Haarlem sprak Ruijters (1966) in het theater van de Philharmonie met de Franse stripauteur en geestverwant Marc-Antoine Mathieu (1959) over het ‘scheppen van werelden’.

Beide auteurs verleggen grenzen in hun werk en doen dat met de nodige humor. Net als Ruijters bedacht ook Mathieu voor zijn Maurits Cornelis van Esk-albums een uniek universum met heel eigen regels waarin hij speelt met alle wetten van het beeldverhaal. Van het letterlijk doorbreken van kaders in het album De oorsprong tot het goochelen met de chronologie van een vertelling in Het proces: alles in deze serie tart de logica. Maar Mathieu’s inspiratiebronnen zijn dan ook niet voor niets Franz Kafka en Maurits Cornelis Escher.

,,Zoals zoveel stripauteurs, schrijvers en filmmakers zit ook mijn hoofd vol verschillende werelden’’, vertelde Mathieu. ,,En dat komt, denk ik, omdat we over het algemeen niet tevreden zijn over onze eigen wereld. Je wilt als maker herscheppen, verrassen, en dan vormt zich al snel een eigen universum met een eigen logica. De ene keer bedenk je dat al voordat je gaat schrijven, de andere keer ontstaat zo’n nieuwe wereld al schrijvende beetje bij beetje. Laboratoriumonderzoek, noem ik zo’n proces.’’

Dat laboratoriumonderzoek moet volgens Mathieu niet worden gezien als al te veel redeneren en onderzoeken wat wel en wat niet werkt in een verhaal. ,,Heel vaak heb je een basisidee en daaruit ontwikkelt zich op natuurlijke wijze een verhaal. Mijn basisprincipe is vooral: als ik mezelf weet te verrassen, dan verrast het de lezer vast ook.’’

Verrassen doen de boeken van Mathieu stuk voor stuk. Het oeuvre van de Fransman is groot, al is er slechts een klein deel vertaald. In het Nederlands zijn drie delen uit de Maurits Cornelis van Esk-reeks verschenen bij Sherpa. Naast De oorsprong en Het proces ook Wachten op K… In het Frans heet de hoofdpersoon Julius Corentin Acquefacques. De achternaam is een fonetische omdraaiing van het woord Kafka. In het Nederlands is het personage vernoemd naar de graficus Escher.Marc-Antoine Mathieu - DécalageMathieu gebruikt de avonturen van deze ambtenaar op het ministerie van Humor om de grenzen van het medium strip te verkennen. En dat doet hij ook in zijn albums buiten deze reeks. Zoals in het eveneens bij uitgeverij Sherpa verschenen album De tekening waarin het Droste-effect een heel nieuwe betekenis krijgt. Of waag je eens aan het album uit de Louvre-reeks De krochten van het Vourlé. Of aan de tekstloze albums 3’’ of (S.E.N.S.), beide verschenen bij Delcourt en te verkrijgen via de betere speciaalzaak. Wie zich openstelt voor Mathieus werelden wordt altijd weer aangenaam getroffen door de spitsvondigheid van de auteur.

In Ruijters werelden is dat niet anders. Ooit timmerde hij als beginnend stripmaker aan de weg met zijn Dr. Molotow-albums waarin hij een soort Mad Max-achtige wereld creëerde vol freaks. Later gooide hij hoge ogen met zijn tekstloze nonnen-verhalen, verzameld in de bundels Sine qua non, Inferno en Alle heiligen. Verhalen waarin Ruijters speelde met het idioom van middeleeuwse gravures. De laatste jaren leeft hij zich uit in zijn 1913-universum, waarvan dus het net verschenen Observator de vooralsnog laatste exponent is.

Voordat Ruijters aan een nieuw project begint, is hij bezig met het woord ‘ontevredenheid’, vertelde hij daar over. ,,Een kunstenaar is altijd ontevreden met datgene wat er al is. Je wilt iets toevoegen aan wat al bestaat en dat brengt je tot plaatsen die je niet kent. En verder. Zo ontstaat al snel een eigen wereld. Waarbij je hoopt dat je een lezerspubliek bereikt dat net zo geamuseerd is bij het lezen van je werk als jij tijdens het maken ervan. Net als Mathieu wil ik verrassen. De lezer wil graag weten wat er op de volgende pagina gaat gebeuren. Datzelfde geldt voor de maker, alleen hij zal het zelf moeten creëren.’’

Toen hij aan zijn album Het 9e eiland begon, wist hij nog niet dat er nog veel meer albums zouden volgen. Sterker, ook het verloop van dit eerste verhaal stond bij aanvang nog niet vast. ,,Het niet weten waar je uitkomt, is net zo belangrijk als het wel weten voor een kunstenaar’’, vindt Ruijters. ,,Juist die onzekerheid zal sommige stripmakers misschien afschrikken. Daarom werken ze liever aan een project waarbij een aantal parameters bij voorbaat vaststaan. Maar anderen met een meer artistieke inslag, vinden die onzekerheid juist spannend. Dat is wat hen drijft.’’

Mathieu herkent wat Ruijters zegt. Toen hij De oorsprong maakte, het eerste verhaal van Maurits Cornelis van Esk, wist hij ook niet dat het het begin zou zijn van een langer lopende serie. In het Frans zijn er inmiddels zeven delen verschenen. ,,De oorsprong zou aanvankelijk een op zichzelf staand album worden. Maar net zoals Marcel Ruijters zegt: je hebt als maker niet alles in de hand, verre van. Er ontstond als vanzelf een nieuw verhaal en nog een en nog een.’’

Krochten van het VourleHij vergelijkt het met het wandelen door een onbekend landschap: ,,Je weet niet waar je heen gaat, maar er is een soort kracht die je ertoe aanzet verder te gaan. Veel verhalenmakers worden gedreven door het gevoel dat de echte wereld niet helemaal bij hen past. We hebben een beetje de pretentie die te vervangen door een alternatief universum. Ik probeer dat een beetje met humor te doen, zodat het voor de lezer niet te moeilijk is om te slikken.’’

Allebei noemen ze de auteur Fred Aristidès met zijn veelgeprezen serie Philemon als voorbeeld. Een strip waarin de auteur de personages door de kaders op de pagina’s liet bewegen en zo speelde met de traditionele wetten van het stripmedium. ,,Ik ben opgegroeid met die strips’’, aldus Mathieu. ,,Het hele Philemon-universum heeft een gigantische invloed op de stripmakers van mijn generatie.’’

Ruijters roemt Philemon als ‘zeldzaam voorbeeld’ van een klassieke stripreeks die met de jaren alleen maar beter is geworden. De serie draait om sprookjesachtige eilanden in de vorm van het woord Atlantische Oceaan en dat idee sluit weer aan bij een van Ruijters’ lievelingsboeken: The Phantom Atlas. Het is een verzameling van oude primitieve zeekaarten met daarop eilanden die niet bestaan en die worden bevolkt door mythische wezens. ,,Dat principe intrigeert me: die eilanden hebben wel – en soms eeuwenlang – in de hoofden van mensen bestaan.’’ Wie Observator en de andere 1913-albums leest, ziet hoe ook daar allerlei fantasie-eilanden een prominente rol spelen.

Mathieu vindt dat stripmakers veel meer openstaan voor allerlei invloeden van buitenaf dan bijvoorbeeld filmregisseurs. ,,Dat komt doordat we een tamelijk triviaal product maken: een stripverhaal. Wij zijn toch een beetje tweederangs kunstenaars. Stripmakers zijn daardoor bevrijd van de plicht om uitmuntend werk te maken. Mijn ervaring is dat dat veel collega’s nieuwsgieriger maakt naar wat je allemaal voor nieuwe werelden kunt scheppen.’’

Wie het hele gesprek wil terugzien, kan hier de link vinden.