Artikelen

Joris maakt een strip 4: De Ware Lijn

Joris Vermassen werkt aan een nieuwe beeldroman. In een reeks columns doet hij het complete proces uit de doeken. In deze vierde aflevering kijkt hij terug op de soorten lijnen die hij zette, en waar hij uiteindelijk op uit kwam.

Mijn eerste strips tekende ik in de Klare Lijn, ooit de dominante religie in stripland — Hergé was God en Joost Swarte zijn dienaar. Die klinische, gekmakende lijn dwong je alles in detail te tekenen, van de spaken in een wiel tot de tegels in een vloer. Ik wist toen niet anders, op de kunstschool was ik grondig gebrainwasht. Ik tekende dat allemaal met een Rotring. Het was een rotding; je trok een strakke lijn en plots liep die inkt weer vast. Er zat niets anders op dan alles te demonteren en onder de kraan schoon te maken om enkel vast te stellen dat het nog steeds niet werkte.

Later ontdekte ik Robert Crumb, Art Spiegelman en anderen die het niet zo nauw namen met de strakheid van een lijn. Ik verving mijn Rotring door een inktpot met kroontjespen en kraste me een weg op papier. Zo’n klassieke kroontjespen is eerst weerbarstig maar zodra ze een beetje naar je hand staat kan je er wonderlijke dingen mee doen. Ik begon te spelen met dikkere en dunnere lijnen om meer diepte te scheppen, en met arceringen kon ik vijftig tinten grijs creëren — weg dwingelandij van de Klare Lijn, leve de Krabbellijn! Toch begon ook dit me te irriteren. Wreef ik voor de zoveelste keer per ongeluk in een nog natte lijn, moest ik dat met een scheermesje wegschrapen, of erger, afdekken met Tipp-Ex, die witte smurrie. Het was een processie van Echternach: drie stappen vooruit en twee achteruit. Als striptekenaar wil ik vooral dat het een beetje vooruitgaat. Ik wil een verhaal tekenen waarbij de lijn mijn gedachten volgt. Mijn droom is te tekenen zoals ik schrijf. Ik wil dat de lezer de tekeningen vergeet en helemaal in het verhaal opgaat — zoals je je bij een roman niet bewust bent van de woorden of bij een film de montage niet ziet.

Ik stopte met strips. Ik had er het geduld niet meer voor. Het tergend trage tekenproces was kennelijk niet aan mij besteed. Veertien jaar raakte ik geen pen meer aan. Ik stortte me op andere expressievormen: cabaret, radio, televisie… Ik kreeg scenariosteun voor een film, die maar niet in productie ging. Ten langen leste herwerkte ik dat verhaal tot een beeldroman, Het Zotte Geweld. Deze keer wilde ik geen gedoe meer met vastlopende inkt of vlekken. Het moest snel en efficiënt. Ik tekende alles met een rollerball pen — zo’n ding waarmee je eigenlijk schrijft. De lijn droogt meteen, je kunt lekker doortekenen. Ik beperkte me tot de basics, een beetje zoals kinderen tekenen: kopvoeters in een minimaal decor.

De reacties op mijn Snelle Lijn waren gemengd. Literaire mensen reageerden enthousiast, stripmensen koeltjes. ‘Te veel cartoonstijl’, oordeelde een uitgever. ‘De simpele lijnen en felle kleuren zijn in tegenspraak met de dramatische inhoud van het verhaal’, besloot het stripfonds.
‘Idioten,’ dacht ik, ‘ik weet wat jullie willen, jullie verwachten zo’n graphic novel-stijltje, wel, jullie zullen zo’n stijltje krijgen!’ Bij wijze van grap tekende ik een paar pagina’s opnieuw, nu in een potloodlijn met een gedempte steunkleur. Iedereen vond deze stijl subtieler, mooier, suggestiever dan de rollerballversie. Ik kon hen geen ongelijk geven; de idioten hadden het bij het rechte eind. Voortschrijdend inzicht, heet dat. Ik tekende de hele zwik opnieuw; 128 pagina’s, dat kostte me nog een jaar, maar het wierp zijn vruchten af. Ik kreeg subsidies, vond meteen een uitgever en er kwam een Engelse vertaling.

Never change a winning horse, en dus begon ik mijn huidige beeldroman, De Hovenier, weer met potlood en papier. Tot mijn duim begon tegen te spartelen. Artrose, oordeelde de dokter. Het jarenlange krassen en gommen eiste zijn tol. Ik maakte van de nood een deugd. Ik teken nu helemaal digitaal, met een Apple pen op iPad in het tekenprogramma Adobe Fresco. Het is mijn redding geworden. Een lijn trekken is pijnloos, ik hoef nauwelijks druk uit te oefenen om de dikte te veranderen. Gommen is nu een fluitje van een cent. Toch kostte het me de nodige tijd om de juiste tool te vinden. De eerste vijftig pagina’s tekende ik met een digitaal potlood. Maar dat had niet dezelfde finesse als een echt potlood. Ik besloot alles opnieuw te tekenen met een digitale kroontjespen, dat ding dat ik twintig jaar geleden zo had vervloekt. Het werkt wonderwel. De digitale kroontjespen heeft alle voordelen van haar analoge broertje, minus de nadelen. Nooit meer vlekken, elke fout maak je zo weer ongedaan, knippen en plakken is een lieve lust — schrijven en tekenen komen nu wel heel dicht bij elkaar.

Met dat hertekenen ben ik nu alweer een paar weken zoet. Maar ik weet het nu zeker: ik heb eindelijk de Ware Lijn gevonden! De jarenlange queeste van stripridder Joris naar de Holy Line is ten einde!

Nou ja, misschien denk ik daar morgen weer heel anders over.

 


Lees ook Joris maakt een strip 1: Research

Lees ook Joris maakt een strip 2: Script

Lees ook Joris maakt een strip 3: Drive