Joris Vermassen werkt aan een nieuwe beeldroman. In een reeks columns doet hij het complete proces uit de doeken. In deze tweede aflevering deelt hij zijn ervaringen met het schrijven van een script.
Een scenario heb ik niet meer nodig, dacht ik. Een synopsis was genoeg. Mijn vorige beeldroman groeide uit een script dat ik een miljoen keer had herschreven. Dat hoefde nu niet meer. Ik wist onderhand wel hoe je een goed verhaal vertelt. En het moest ook een beetje fris blijven voor mezelf, ik wilde me laten verrassen door de personages! Onzin natuurlijk. Ik reed me vast in de modder. Mijn personages keken lachend toe.
Ik zat met een stapel problemen die ik al tekenend niet kon oplossen.
Wie was Aloïs eigenlijk?
Aloïs is een Belgische soldaat die 1914 ten oorlog trekt tegen de Duitsers. Ik wist wat hij ongeveer zou meemaken, waar en wanneer. Dat waren de feiten. Maar wat dacht hij, hoe voelde hij zich? Ik tekende een tiental pagina’s en bedacht: nee, hij is geen prater, hij is meer het zwijgzame type. Dus moest ik een hoop tekstballonnen schrappen. Waardoor de composities niet meer klopten.
Ik worstelde ook met de voice-over. Een historisch verhaal behoeft meer duiding (in Hollywoodtaal: exposition) dan een hedendaags verhaal waarvan iedereen de context kent. Hoe kon ik het ingewikkelde Europese politieke kluwen schetsen? Hoe was de strategische situatie aan het front? Hoe maakte ik duidelijk dat de Belgische soldaten vier jaar lang gescheiden waren van hun geliefden en hun brieven enkel via de omweg van het neutrale Nederland het thuisfront konden bereiken? Dat soort dingen – de research waarover ik het in mijn vorige column had – moest ik ergens kwijt. Begeleidende tekstkadertjes met een vertelstem leken me de beste oplossing. Anders dan in films kan je in strips de voice-over van een personage laten gelijklopen met de dialoog en de actie. In een film kan je geen twee stemmen tegelijk beluisteren, in een strip kan dat wel. Deze denkkadertjes zijn een populaire techniek in beeldromans, het oogt literair. Maar het kan het verhaal ook in de weg zitten, het kan belerend overkomen, en op den duur kan de babbelzucht je flink op de zenuwen werken – Fun Home van Alison Bechdel is zo’n voorbeeld.
Mijn belangrijkste probleem bij het tekenen-zonder-scenario was misschien wel de structuur. Call me old-fashioned, maar ik houd van een goed opgebouwd verhaal. Bij strips is dat vaak ondergeschikt aan de visuele bravoure. Bij Chris Ware’s meesterwerk Jimmy Corrigan voel je dat het verhaal werd opgebouwd in afleveringen en nooit als één geheel werd bedacht. Hoe grafisch vernieuwend ook, de vermoeidheid slaat halverwege toe. Ware wil in zijn werk de unieke mogelijkheden van strip exploreren, maar dat levert geen meeslepend verhaal op. Ooit maakte ik postmoderne strips vol ironische zelfverwijzingen. Stripfanaten vonden dat geweldig, maar zelf ben ik geen fan meer van die strips-over-strip. Ook niet van films-over-film: halverwege Once upon a Time in Hollywood ben ik de zaal uitgelopen. Filmfanaten kwamen in groep klaar, maar bij de Oscars draaide dat anders uit en ging Parasite met de prijzen lopen. Terecht, Parasite is een goed gestructureerd verhaal met een urgent thema (het schrijnende contrast tussen arm en rijk) en een rijke metafoor (de onderklasse als kruipend ongedierte). Heel wat anders dan de film van Tarantino, waar de scènes als los zand aan elkaar hingen.
Ik beken: ik leer meer van films dan van strips. Wanneer ik weer eens een mooie film heb gezien, denk ik: ja, zo moet het! Bij het zien van Portrait de la jeune fille en feu begreep ik dat ik zo weinig mogelijk exposition nodig heb. De lezer hoeft niet per se op de hoogte te worden gebracht van het waar en wanneer. In mijn geval: die oorlog is slechts achtergrond. Het gaat om de personages. Zij dragen het verhaal. Die personages, in combinatie met een doordachte structuur en een mooie beeldtaal, maken het verschil tussen een goed verhaal en een meesterwerk. Het laatste beeld van Portrait de la jeune fille en feu is een van de mooiste eindes uit de filmgeschiedenis. Scène na scène werd je meegesleept in dit subtiele raderwerk dat culmineert in dat ene, woordenloze beeld. Je zit met een krop in je keel en tegelijk heb je ook bewondering voor het sublieme bouwwerk. Het is die combinatie van betrokkenheid en beschouwing die de ervaring van de kijker compleet maakt. Dit verhaal kun je onmogelijk in beeld brengen als je van tevoren het einde nog niet hebt bedacht.
Ik stopte met tekenen en schreef in 2019 een scenario. Tijdens dat lange jaar drong ik door in de ziel van Aloïs. Eindelijk begreep ik hem. Ik werd zélf Aloïs. Ik schrapte zijn voice-over. Ik sleutelde eindeloos aan het raderwerk. Ik wilde geen en toen, en toen en toen – elke scène moest een noodzaak kennen, zoals elke zet in een schaakspel. Het resulteerde in een script van meer dan 150 pagina’s.
Ik teken nu met meer zelfvertrouwen. Strips maken is zeer arbeidsintensief, niets is meer ontmoedigend dan het werk van dagen, weken, maanden, te moeten weggooien. Betekent dat nu dat ik mijn scenario nog slechts moet uitvoeren? Mijn studenten aan de kunstschool uiten vaak hun bezorgdheid wanneer ik hen aanraad een scenario te schrijven. Ze vrezen slaaf te worden van het script, beknot te worden in hun creativiteit. Niets is minder waar. Het script is slechts een blauwdruk. Het leukste begint pas bij het tekenen. Je ruilt de rol van scenarist in voor die van regisseur. En wat is er leuker dan je eigen verhaal te mogen regisseren? Een goed scenario is geen keurslijf, het opent nieuwe mogelijkheden. Je kunt improviseren, experimenteren, scènes toevoegen of weglaten, goochelen met de chronologie en de montage – maar altijd met de zekerheid dat je een goed verhaal hebt, gedragen door sterke personages.
Ik printte het script uit, kroop in de huid van de regisseur, nam een rood potlood en begon te schrappen en aantekeningen te maken.
Dit scenario is niet het einde. Het is het begin.
Lees ook Joris maakt een strip 1: Research