Strips

Adrian Tomine is op z’n eerlijkst (en boeiendst) in een onvervalste Q & A

Hoe mooi is dat? Alle interessante, heel specifieke en technische vragen die stripmaker en illustrator Adrian Tomine (Killing and dying, Optic Nerve) kreeg, verzamelde hij in een handzaam boekje en beantwoordde hij uitvoerig. De vragen zijn soms triviaal (hoe spreek je je familienaam eigenlijk uit?), soms technisch (welk pennetje gebruik je voor het inkten en op welk papier?) of opportuun (kun je me helpen met het pitchen van mijn idee?), maar altijd kiest Tomine voor een serieus antwoord waarin hij vaak een stapje extra zet. Daarmee is Q & A van Adrian Tomine het echte antwoord op de klassieke vraag ‘alles wat je altijd al had willen weten, maar nooit durfde te vragen’.

Het boekje geeft veel inzichten, op veel verschillende vlakken. De brutale vragen zijn grappig en geven een kijkje in de mailbox van Tomine. Bedelen om een blurb, vragen om feedback of de mogelijkheid om ergens binnen te komen; Tomine krijgt ze en beantwoordt ze keurig. Hij kan ze niet helpen, maar hij vertelt wel hoe hij het deed. Dan lees je over een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen, de ambitie om verder te komen, een heel duidelijke focus, met een beetje toeval. Zo stuurde hij jarenlang veel van zijn werk op de bonnefooi rond en zorgde er altijd voor dat het afgeronde verhalen waren: dan had de ontvanger tenminste niet alleen een idee hoe hij tekende maar ook wat zijn verhalende kwaliteiten waren. Dat werkte, zo kwam zijn eigenbeheer-comic Optic Nerve bij een reguliere stripuitgever terecht.

Dat hij in dezelfde straat kwam te wonen als vooraanstaand stripauteur Daniel Clowes, tja: dat kun je als een gelukje bestempelen. Toch nuanceert Tomine ook dit toeval: zijn kostje was er niet door gekocht. Hij mocht hooguit eens over de schouders van zijn idool meekijken. Sterker, wie over de helft van het boekje is, heeft vooral gelezen hoe veel op eigen doorzetting en opoffering leunt. Nu is Tomine van zichzelf niet het zonnetje in huis, hij is een tobber en iemand die eindeloos kan schaven aan zijn werk. Ook dat is in de antwoorden mooi terug te lezen. Soms lijkt het alsof hij het andere creatieven van harte afraadt om zijn manier van werken te kopiëren: het levert stress en frustraties op. Anderen doen het slimmer, lijkt hij te zeggen.

Tegelijkertijd – en dat is de kracht van het boek – lees je uitgebreid hoe Tomine te werk gaat. Door eindeloos te proberen en veel te luisteren naar anderen, wordt zijn werk steeds beter en kloppender. Dat is mooi te zien als hij ingaat op vragen over zijn iconische omslagillustraties van The New Yorker, waar het grote deel van de lezers hem van kent. In het boek zijn veel schetsen, voorlopige versies en eindresultaten te zien, die een goed beeld geven van zijn werkwijze. Dat maakt Q & A een boek voor fans, strip- en beeldmakers: Tomine bedient ze allemaal, met geduld en toewijding. Exact zoals hij werkt.

Stripmakers zijn lang niet allemaal praters. Tomine vindt het niet iets waar hij naar eigen zeggen goed in is. Maar de werkwijze die hij met Q & A kiest, met ontwapenende vragen én antwoorden, pakt verrassend goed uit. Het speelt uiteraard mee dat Tomine de regie houdt (weten wij veel welke vragen hij uit het boekje hield?) maar hij kiest beslist niet voor de gemakkelijke weg. Zelfs in sommige antwoorden zie je de gekwelde blik van de tekenaar. En dat maakt van Q & A een boek dat interessant is om zorgvuldig te lezen, vooral voor kunststudenten en aankomend stripmakers. Zij leren dat er meerdere wegen naar Rome leiden, maar dat er altijd flink door gebanjerd moet worden. Met de bus kom je er niet.

En alvast: je spreekt het dus uit als [tow-mie-nuh].

Adrian Tomine – Q & A. Drawn & Quarterly. 168 pagina’s. € 17,00.