Het kan rap gaan met de dood. Uit de losse pols beweerde ik begin 2022 in een online rubriek dat ik vrij weinig dood heb meegemaakt in mijn leven. Ruim een half jaar later bezocht ik twee uitvaarten van te jong gestorven bekenden. Volgens de Griekse wijsgeer Epicurus is dood-zijn de afwezigheid van ervaring. Zijn stelling: zolang wij bestaan, is de dood er niet; en zodra de dood er is, zijn wij er niet meer. De dood zelf mag dan een niet te ontrafelen mysterie zijn en blijven, maar we de kunnen de ervaring van dat mysterie wel beter leren kennen door de dood van anderen; via de ervaring van het afscheid moeten nemen, van rouw. Het gat dat de dood van een naaste heeft achtergelaten, heeft geleid tot bijzondere stripverhalen waarin de ervaring van dat overlijden centraal staat en soms akelig dichtbij komt.
Een weergaloze klassieker is Fun Home waarin Alison Bechdel op indringende wijze vertelt over het gezin waarin ze opgroeide en over de vroegtijdige dood van haar vader. Fun home is een diepgaand verslag van Bechdels verhouding tot hem en de betekenis die zijn zelfdoding heeft voor de ontwikkeling van haar seksuele identiteit: haar vader viel heimelijk op jongens, Bechdels coming out vond enkele maanden voor zijn dood plaats. Met recht een familiedrama, zoals de ondertitel van Fun home luidt, waarin de betekenis van de dood voor de naaste omgeving haast psychoanalytisch onderzocht wordt. Die betekenis van het levenseinde wordt ook verbeeld in strips als In golven van AJ Dungo (2020), die de geschiedenis van surfen op bijzondere wijze verweeft met de persoonlijke en fatale ziektegeschiedenis van zijn vriendin Kirstin en in Nederlandse strips als Het zotte geweld (Joris Vermassen, 2014) en Weg (Nynke Kuipers, 2019).
Twee autobiografische graphic novels over de dood springen er wat mij betreft uit: Kunnen we het niet over iets leukers hebben? (Can’t we talk about something more pleasant?, Roz Chast, 2015) en Styx (Peter Pontiac, 2015). Wat deze boeken zo goed maakt? Zowel Chast als Pontiac laten je als lezer intens mee ervaren hoe het is om een sterfproces van nabij mee te maken. Elk op een eigen, bijzondere wijze. Bovendien geven beide strips meer inzicht in het feit dat sterven in de 21ste eeuw een langzaam, intensief en tragisch proces kan zijn. En, niet onbelangrijk, beide verhalen worden met zelfrelativering en een dosis humor verteld, volop gebruik makend van het visuele vuurwerk waarover stripmakers beschikken.
Praten over de dood gebeurt vaak onhandig
Kunnen we het niet over iets leukers hebben? laat zien hoe de Amerikaanse Roz Chast de laatste levensjaren van haar ouders beleefd heeft. Het boek begint hilarisch als Chast – enig kind – een poging doet om met haar ouders in gesprek te komen over wat ze zouden willen aan het einde van hun leven. Praten over de dood gebeurt vaak onhandig, zo ook bij Chast. “So… Do you guys ever think about… THINGS?”, opent ze omzichtig het gesprek. Haar ouders kijken haar glazig aan. Maar Chast is serieus, ze heeft geen idee wat haar ouders wensen. “Let’s say something happened?”, benadrukt ze. Haar ouders lachen schaapachtig, kijken naar elkaar en wijzen naar hun voorhoofd: ‘Die is gek’.
Vervolgens ontvouwt Chast even liefdevol als hilarisch het verhaal van haar ouders. Over hoe haar vader George en moeder Elisabeth elkaar ontmoetten, hoe ze in het appartement in Brooklyn terechtkwamen waar ze hun leven lang zouden blijven wonen, over haar eigen jeugd en over haar zorgen en mantelzorg als de gezondheid van haar ouders achteruit gaat, en uiteindelijk over hoe haar ouders komen te overlijden.
Werkelijk fenomenaal is de manier waarop Chast de karakters van haar ouders schetst. Haar moeder als een opvliegerig en bazig typ, haar vader als neurotisch en warrig en een absolute bewonderaar van zijn echtgenote. Als lezer leer je dankzij die karakterschets en de ruimte die Chast neemt om hun geschiedenis te vertellen haar ouders goed kennen, als buren waar je decennia lang naast hebt gewoond.
Bijzonder indrukwekkend is het tiende hoofdstuk, halverwege het boek, wanneer haar ouders naar een verpleeghuis verhuizen en Chast het volgestouwde appartement van haar ouders leegruimt. Het grootste deel van dat hoofdstuk bestaat uit foto’s van wat ze tijdens het opruimen aantrof: van eindeloos veel potloden en vage bewaarbakjes in de koelkast tot oude brillen van haar moeder en de intieme inhoud van het medicijnkastje in de badkamer. Als lezer word je door dat fotografische realisme nog meer het leven van Chast en haar ouders ingezogen, alsof je een intieme getuige bent en zo hun laatste levensfase van nabij mee mag beleven.
Een recht-voor-zijn-raaprelaas
Een absoluut hoogtepunt in de reeks sterfstrips die ik ken, is Styx, of: de zesplankenkoorts van Peter Pontiac. Na het succes van Kraut belooft Pontiac zijn uitgever dat het volgende boek “niks autobiografisch” zal zijn. “Over de dood?,” oppert hij. Een broer vraagt Pontiac over dat plan: “Ben je niet bang dat je daarmee de dood oproept?” Als Pontiac vervolgens tijdens een radio-interview wordt gevraagd of hij bang is voor de dood, zit hij met de mond vol tanden. De flair waarmee Pontiac zijn plannen verkondigde is verdwenen, hij krijgt geen grip op het onderwerp. Zoals de ouders van Roz Chast het gesprek over de dood vermeden, laat Pontiac het onderwerp rusten en verdwijnt het boek-idee “als een doodgeboren pennenvrucht in een la”. Tot hij jaren later fysieke problemen krijgt, aan hepatitis C blijkt te lijden en die ernstige ziekte hem hardhandig zijn pennenvrucht uit de la doet halen.
Wat volgt is een recht-voor-zijn-raaprelaas over symptomen, behandelingen, het verleden en het heden van Pontiacs leven. De pagina’s zijn boordevol, prachtig gedetailleerd getekend, met zelfspot, scherpe observaties, woordgrappen, ironie en talloze knipogen naar het ruige leven dat Pontiac leidde. Briljant vind ik zijn vondst om het boek – zijn lijdensweg – aan de hand van 14 eigenzinnige kruiswegstaties te structureren. Van de eerste ‘De dood wordt gehaat’ tot de veertiende ‘De haat wordt gedood’. De paginagrote staties bieden Pontiac volop gelegenheid om zich visueel uit te leven.
Nog briljanter is de onvoorziene omstandigheid dat Pontiac zijn boek niet heeft kunnen voltooien. De dood zat hem op de hielen en haalde hem na statie 5 in. De Styx is de mythologische rivier die de boven- van de onderwereld scheidt en die moet worden overgestoken door de doden om rust te vinden. Ertussenuit piepen terwijl de graphic novel over de dood nog onaf is: alsof Pontiac op de Styx blijft surfen en de lezer wil laten voelen dat het elk moment afgelopen kan zijn. Pontiacs boek vormt daar de letterlijke en figuurlijke illustratie van. Dichterbij de dood kun je niet komen.