De autobiografische striproman is momenteel hot: steeds meer jonge stripauteurs kiezen ervoor hun levenservaringen met de lezer te delen. Dat schijnt iets te maken te hebben met leven in roerige, onzekere tijden en een behoefte onder jonge mensen het tijdsgewricht waarin zij leven te duiden en doorgronden. De nieuwe graphic novel Hoe ik probeerde een goed mens te zijn van de Oostenrijkse stripauteur Ulli Lust (1967) past ook binnen dit genre, maar gaat niet over de razendsnelle ontwikkelingen in de desintegrerende wereld van nu. Centraal in het verhaal staan mensen die jong waren tijdens de (in veel opzichten) veel tragere en bravere jaren ’90. Ook toen waren er dus jongeren die probeerden chocola te maken van de wirwar van eisen en tegenstrijdige boodschappen waarmee de maatschappij jonge mensen – en zeker jonge vrouwen – confronteert. In Hoe ik probeerde een goed mens te zijn schetst Ulli Lust niet alleen een portret van haar jongere zelf, maar ook van een leeftijdsgroep: de zoekende twintiger.
We herinneren ons haar allemaal nog wel: de vriendin die telkens voor haar favoriete studie werd uitgeloot; de collega die al op haar zeventiende moeder was geworden; de kennis die het simpelste bijbaantje niet wist te behouden; de huisgenote die uit humanitaire overwegingen een schijnhuwelijk aanging. Het interessante van Ulli, de hoofdpersoon van Hoe ik probeerde een goed mens te zijn is dat zij al deze meisjes inéén is. In een succesvolle autobiografische striproman hoeft het leven van de auteur niet per se sensationeel of aangrijpend te zijn, maar wél herkenbaar. In die opzet slaagt Ulli met glans.
Het verhaal is het vervolg op Vandaag is de laatste dag van de rest van je leven uit 2014, waarin Ulli als anarchistische en hedonistische tiener in Zuid-Europa op avontuur ging. In haar nieuwe boek is zij inmiddels tweeëntwintig jaar. Haar buitenechtelijke zoontje Philipp is vijf en woont bij zijn grootouders op het platteland. Ulli woont zelf in Wenen, waar ze probeert niet te verhongeren en een carrière als illustrator van de grond te krijgen. Maar de kunstacademie wijst haar keer op keer af en haar slecht betaalde baantje als verkoopster in een knutselwinkel raakt ze kwijt, als zij – chaotisch als ze is – met een grote vlek in haar trui op het werk verschijnt.
Naast het bieden van herkenbaarheid moet een auteur van een autobiografische roman zich in het verhaal durven bloot te geven. En ook dat doet Ulli; letterlijk en figuurlijk. Seks speelt een grote rol in dit verhaal. Ulli zoomt sterk in op haar relatie met twee verschillende mannen en de complicaties daarvan in haar eigen leven. Haar ene vriend is Georg, een acteur die qua leeftijd haar vader had kunnen zijn, maar met wie ze een diepe band heeft. Alleen in bed wil het maar niet klikken en dat is nog vóór bij Georg de gewenningsimpotentie toeslaat.
Een seksueel gefrustreerde Ulli gaat dan, met toestemming van Georg, op zoek naar vrijblijvende seks. In het stadspark loopt ze Kimata (‘Kim’) tegen het lijf, een jonge Nigeriaanse automonteur. Kim is een complexe man, die van mening is dat alle blanken knettergek zijn, maar die door zijn verblijfsstatus afhankelijk van hen is. Ulli raakt fysiek verslaafd aan hem: ‘Als de seks goed is, ben ik verkocht.’ Ze laat zich op een gegeven moment overhalen met Kim een schijnhuwelijk aan te gaan, zodat hij in Oostenrijk blijven kan. Een beslissing met verstrekkende gevolgen.
Hoewel Ulli werk minder belangrijk vindt dan liefde – als een helderziende haar voorspelt dat ze het geluk niet in de liefde, maar in haar werk moet zoeken, krijgt zij bijkans een rolberoerte – weet zij wel wat haar roeping is: illustrator worden. Deze ambitie loopt als een rode draad door het verhaal en fungeert hier en daar als een regelrechte reddingslijn. Als de Weense kunstacademie Ulli afwijst, gaat zij zelf maar aan de slag. In haar gammele appartementje, dat zo gehorig is dat de buurvrouw al klaagt als een potloodlijntje iets te hard wordt uitgegumd, begint zij tekeningen voor een kinderboek te maken. Dwars door alle commotie en rumoer van haar liefdesleven heen geeft dit werk haar houvast, al is het niet altijd makkelijk. Zo komt ze verslagen terug van een boekenbeurs in Italië, waar zij als beginnend illustrator door uitgevers wordt afgesnauwd en weggestuurd. En in een latere, schrijnende scene blijkt hoezeer Ullis privéleven haar arbeidzame leven doorkruist, als zij tijdens een gewelddadige confrontatie haar aanvaller probeert weg te lokken van haar werktafel: weg van het voltooide kinderboek waar zij zo lang en hard aan heeft gewerkt.
Hoe ik probeerde een goed mens te zijn is een goed verteld verhaal dat de lezer een spiegel voorhoudt. Door genadeloos de spotlight te zetten op haar jongere zelf – met al haar dromen en dwaasheden, weet Ulli Lust de aandacht te grijpen en vast te houden. Ook de titel van het boek is intrigerend: want wat is een goed mens? Nergens in het boek stelt Ulli zichzelf die vraag, en dus wordt hij ook nergens echt beantwoord. Is Ulli een goed mens? Goeiig is ze in ieder geval wel. Niet voor niets is de steunkleur die in het boek gebruikt wordt roze: een specifieke tint die het midden houdt tussen magenta en bubblegum. Als ware het een metafoor voor Ullis levenshouding; de roze bril waardoor zij leven en mensen ziet. Deze eigenschap biedt de lezer dat zalige besef van alles te weten, lang voordat bij Ulli zelf iets gaat dagen. Zo kondigt Kimata al vroeg in het verhaal aan dat hij jaloers en agressief kan zijn en blijkt de impotente Georg stiekem helemaal niet zo slecht in de liefdesmarkt te liggen. Als lezer weet je dan dat je alleen maar dóór hoeft te lezen om je vermoedens bevestigd te zien. Een betere titel voor dit boek zou zijn geweest: ‘Hoe ik probeerde een gelukkig mens te zijn’. Want dat is wat Ulli nastreeft: geluk in het werk en geluk in de liefde. En de lezer, die 367 pagina’s met haar meeleeft, is gelukkig als zij dat doel uiteindelijk bereikt.
Ulli Lust – Hoe ik probeerde een goed mens te zijn. Uitgeverij soul food comics. 367 pagina’s. € 27,50.