Artikelen

Alison, Seth, Jimmie en de zoektocht naar iets van een waarheid

Alison van de Britse Lizzy Stewart is een graphic novel die je echt moet lezen. Er gebeurt namelijk iets zeldzaams met de lezer. Het verhaal gaat over een jonge vrouw uit de provincie die naar Londen vertrekt, nadat ze is ingepalmd door een veel oudere en heel succesvolle kunstenaar, Patrick Kerr. De vrouw, Alison Porter, heeft talent, zegt hij. Onder zijn hoede zal ze het vast gaan redden – in de kunsten, in het milieu en daarmee in het leven. Het is een vooruitzicht om los te komen uit de middelmaat, dus trekt ze de deur achter zich dicht en gaat met hem mee.

In een collagestijl vertelt Stewart het verhaal. De strip wordt afgewisseld met tekstdelen, waarin Alison vooral haar gedachten ordent, en met foto’s, krabbels, affiches en dergelijke. Dat geeft het verhaal iets authentieks. Sterker, je hebt voortdurend het idee dat het echt is. Dat Alison Porter weliswaar een verzonnen naam is, maar dat Lizzy Stewart dit allemaal zelf heeft meegemaakt, of dat ze het gemankeerde kunstenaarsleven van een ander portretteert. Het is te realistisch – en dat klinkt misschien raar.

Wat bijdraagt aan dat gevoel is dat Stewart haar protagonist alles voor het eerst laat meemaken. Alisons verwondering wordt daarmee die van de lezer. Je ontdekt mét haar het Londense kunstmilieu van de eindjaren zeventig. Het prikkelt de nieuwsgierigheid. En dan gebeurt het: je legt het boek opzij en pakt je telefoon. Je googelt de naam van Patrick Kerr, de kunstenaar in kwestie, en vindt niks. Of toch? Patrick Kerr woont nu in Amerika en doet iets met kunst. Zou het dan? Na vijf minuten ben je eruit: het kan deze Patrick Kerr niet zijn, want zijn leeftijd komt niet overeen. Onnozel bovendien, omdat er in het boek een moment is dat Kerr overlijdt. Als het al echt was, dan was hij er niet meer.

Maar het laat je niet los. Oké, dan is Kerr vast een verzonnen naam van iemand die wel bestond. Stewart geeft aanwijzingen genoeg, dus er komt vast een gelegenheid om de ware naam uit te vogelen. Je leest verder.

En dan neemt Alison deel aan een groepsexpositie. We zien een aankondigingsposter met daarop de namen van Tessa Effiong en van Owen Pomery. Die eerste is de hartsvriendin van Alison, en verdomd: Tessa was indertijd beeldhouwer, in het echt. En het wordt gekker: Owen Pomery is stripmaker en auteur van onder meer de graphic novel Victory Point. Achter in dat boek staat een auteursfoto die is gemaakt door Lizzy Stewart. Het is dus niet gek dat de strip de lezer zover laat gaan dat die op zoek gaat naar aanknopingspunten met de werkelijkheid.

Een paar jaar geleden gebeurde hetzelfde met The Great Northern Brotherhood of Canadian Cartoonists van Seth. In die schitterende strip vertelt Seth over een oude generatie Canadese stripmakers die hun dagen slijten in een sociëteit – terugkijkend op hun boeiende levens. Laat het maar aan Seth over om die nostalgie in geuren en kleuren uit te beelden. Voor in het boek geeft Seth een historische context, met foto’s en auteursnamen. Een aantal daarvan zijn bekend, zoals die van Nipper-auteur Doug Wright, naar wie de belangrijkste Canadese stripprijs is vernoemd. Tel daarbij op dat Seth vaker over zijn voorliefde voor oude makers vertelt en je vermoedt dat alles naar waarheid is opgetekend.

In de openingsscene van Joe Matt’s Spent is diens autobiografische alter ego samen met Seth in een antiquariaat. Matt vindt een exemplaar van het obscure Birdseye Center, waarvan hij weet dat Seth dat tijdschrift zoekt. Het is namelijk de enige publicatie met een strip van Jimmie Frise. Een hilarische smeekbede volgt, waarin Seth alles uit de kast haalt om het bewuste tijdschrift te bemachtigen. Die Jimmie Frise komt ook voor in The Great Northern Brotherhood en draagt dus bij aan de authenticiteit.

Het verhaal van G.N.B. Double C (zoals het omslag vermeld) is geweldig. Het nodigt uit tot eigen onderzoek. Je wil het werk zien van de mannen over wie zo liefdevol gesproken wordt. Maar wie op zoek gaat naar meer informatie over een aantal andere auteurs die Seth opvoert, zoekt voor niets.

Toen ik Seth vijf jaar geleden interviewde voor Stripgids, vertelde ik hem dat een aantal auteurs wel erg onbekend en onvindbaar waren. Nadat hij ervan doordrongen was dat ik geen grapje maakte, moest hij lachen. Natuurlijk was een deel gewoon bedacht. Dat had hij gedaan om het allemaal nog mythischer te maken. Later herlas ik het verhaal, maar ik kon niet ontdekken wat echt was en wat niet – een argeloze lezer zou alles kunnen geloven of even gemakkelijk niets. En dat is toch echt anders bij Alison. Hoe je het wendt of keert: Alison is helemaal echt. Lees maar.


Een verkorte versie van dit artikel verscheen eerder in Zone 5300 #132.