Strips

Toen we van de Duitsers verloren is tegelijk een tijdsbeeld en een studie van de prepuberale fase

Guido van Driel is zogezegd een zeldzame vogel, voor de Nederlandse stripwereld en daarbuiten. Niet alleen vanwege zijn fijnzinnige tekeningen en vertelstijl of zijn onderwerpkeuze, maar hoeveel stripmakers kunt u opnoemen die een -succesvolle- overstap naar het medium film hebben gemaakt? Tijdens de coronacrisis lag het filmen uiteraard stil en vond hij tijd om In Hollandia Suburbia te tekenen, een graphic novel die in twee delen verscheen bij Concerto Books. Daarna stortte hij zich op de verfilming van zijn eigen graphic novel Toen we van de Duitsers verloren uit 2002.

Om maar gelijk van wal te steken: het is een prachtige film geworden, ingetogen verteld en met sterke hoofdrollen van twee piepjonge acteurs. Voor wie het boek al kent, is het gebruik van zwart-wit het eerste dat opvalt. Hoe voor de hand liggend zou het zijn geweest om een nostalgische trip terug naar 1974 vol wanstaltig oranje-bruin-paars te maken? Zoiets wordt echter snel te campy voor een psychologisch drama. Terwijl de rest van Nederland baalt van een verknald WK, treurt Jonas om de verdwenen Cato, het klasgenootje op wie hij heimelijk verliefd is. Ze is waarschijnlijk vermoord door het type Enge Man waar slechts over gefluisterd wordt. Dat is pas een verlies dat er toe doet.

De tweede grote ingreep is het achterwege laten van de monoloog van de pedofiele moordenaar. In films wordt al (te) veel een stem gegeven aan seriemoordenaars. Wat ook opvalt, is dat de twee jongens, de artistieke Jonas (Rein Hoeke) en de stoere Daan (Kylian de Pagter), minder ruw met elkaar omgaan. Wellicht is dat een echo van het heden? Ze lummelen rond zoals je op een landerige zomerdag doet, ontsnappen aan de verveling met kwajongensstreken, maar ze zijn niet zo tot elkaars gezelschap veroordeeld als in het boek. Wel komen hun klasseverschillen goed uit de verf: Jonas komt uit een ruimdenkend middenklassegezin in een rijtjeshuis met een schuur waar hij zijn eigen archeologische museumpje heeft ingericht, en Turks Fruit van Jan Wolkers in de boekenkast. Daan heeft het minder getroffen. Hij woont in een vuile zelfmoordflat en komt uit een ‘asociale’ familie. Zijn vader komt enkele minuten in beeld en is dan ronduit angstwekkend. Wanneer de anders zo stoere Daan zich een paar scènes later laat ontvallen dat hij ‘ook wel eens zou willen verdwijnen’, heeft dat een diepe lading.

Meer dan een tijdsbeeld van 1974 en de kater die Nederland overhield van het WK is de film een studie van de prepuberale fase: je kunt al hevig verliefd zijn, maar dat seksgedoe van de volwassenen is nog een – slecht bewaard – geheim. Er is een sterke scène waarin de jongens de seksboekjes van Daans vader doorbladeren. Ze schateren het uit – tot ze op een contactadvertentie van Daans ouders stuiten. Dan treedt een plotselinge gène in, eerst bij Jonas, dan bij Daan. Stop maar weer gauw weg, die vieze boekies.

Voor wie de strip niet kent: ik organiseer hier geen wedstrijd tussen boek en film. Beide zijn zeer geslaagd, elk om specifieke redenen. Ik wil nog een bijzonder moment vermelden: Jonas bespiedt de moeder van Catootje, die eenzaam in het duinengebied huilt om haar verlies. Een geluidloze scène, maar dan steekt de wind op, het geluid is versterkt opgenomen. Alsof de natuur met haar meehuilt. Dat is grootse cinema – het kán, zelfs met een saaie Hollandse buitenwijk als decor.

Voor wie op zoek wil naar de strip: onlangs verscheen een herziene heruitgave met persoonlijke achtergrondinformatie. Toen de eerste editie in 2002 uitkwam wist niemand dat het een semi-autbiografisch verhaal was, al kon je het door de emotionele lading wel aanvoelen. Hoewel de auteur in de klas zat van een meisje dat vermoord werd, was de verliefdheid pas later aangedikt, zo legt Guido van Driel uit in een interview met de Filmkrant. Alweer: echo’s van het heden, maar dat mag in de kunsten.

Overigens betreft Toen we van de Duitsers verloren, hoewel de feiten zijn gewijzigd, een beruchte moordzaak, die opmerkelijk genoeg nóg een stripmaker inspireerde: Evert Geradts. Diens korte verhaal Laat de kinderkens tot mij komen, opgenomen in Allemachtig wat is de liefde prachtig (Espee, 1980) voert zijn antiheld Jan Zeiloor op als de hoofdverdachte die door een woedende meute gelyncht wordt, terwijl de echte dader een colporteur was die de Donald Duck rondbracht. Geradts schreef jarenlang scenario’s voor weekblad Donald Duck, wat een minder directe betrokkenheid is, maar maakte hiermee niettemin een gelaagd en indringend verhaal, dat anno 2023 weinig kans zou maken op publicatie. Wie hiernaar op zoek wil, is aangewezen op het antiquarische circuit.

Guido van Driel – Toen we van de Duitsers verloren. Concerto Books. 96 pagina’s hardcover. € 29,99