Brecht-du-Chau
Artikelen

Drie alumni over hun opleiding beeldverhaal aan LUCA School of Arts in Brussel

Hierboven: Brecht Du Chau


Brecht Du Chau, Miel Vandepitte en Helene Lespagnard mogen zich vanaf nu (najaar 2020, Red.) ‘master in het beeldverhaal’ noemen. Maar hoe word je dat? Moet je al een virtuoze tekenaar of een geboren verhalenverteller zijn? Of kan je dat leren aan LUCA School of Arts in Brussel waar ze net afzwaaiden? Honderd vragen, evenveel antwoorden. “Ze leren je hier vooral je eigen stem te zoeken.”

Vroeger verslonden ze Kiekeboe, Amerikaanse superheldenstrips of Marsupilami. Kan het verbazen dat ze alle drie ooit – of toch minstens tijdens een fase van hun kindertijd – striptekenaar wilden worden? Net als ondergetekende trouwens. Ik was medestudent beeldverhaal van Helene, Miel en Brecht aan de LUCA School of Arts en zag hen evolueren van wat timide adolescenten tot almaar sterkere verhalenvertellers. Helene (21) volgde eerst kunsthumaniora, waar ze vooral grote illustraties maakte. De nadruk lag er op conceptuele beelden die galerijen zouden kunnen bekoren, maar haar hart ging uit naar verhalend werk en personages. De opleiding beeldverhaal aan Sint-Lukas voelde aan als thuiskomen. Miel (21) leek met een opleiding Latijn- Wiskunde eerder voorbestemd om ingenieur te worden, maar greep ter afleiding almaar vaker naar strips. Toen hij ontdekte dat er zelfs een heuse stripindustrie bestond, besefte hij: “als ik dit vak niet uitprobeer, zal ik er altijd spijt van hebben.” En Brecht (24) probeerde even taal- en letterkunde uit, om daarna grafisch ontwerp en illustratie in Gent te studeren. Daar leerde hij digitaal te werken, maar de zin om met potlood, verfborstel of houtskool te werken, bleef knagen. Toen hij hoorde dat je dat in Brussel wél kon leren, was hij verkocht. 

Nu ze zich tot master in het beeldverhaal mochten kronen, is het tijd voor een terugblik. Wat hoopten ze aan de LUCA School of Arts te leren? Kwamen hun verwachtingen overeen met de werkelijkheid? 

Miel VandepitteMIEL “Niet helemaal. Omdat het een academische opleiding is, verwachtte ik dat we allerlei theoretische informatie zouden krijgen over hoe je een verhaal moet opbouwen of hoe je personages introduceert. Ik dacht dat ze ons technieken zouden aanleren die andere striptekenaars gebruiken, om ons te inspireren én een basis te geven waar we vervolgens zelf creatief mee aan de slag konden gaan. Of die we desnoods naast ons neer konden leggen. Maar we hebben nooit een cursus gekregen over de technische kant van het vak. We kregen wel uitleg over perspectief of modeltekenen, maar nooit een cursus of powerpoint. Voor een academische opleiding vind ik dat toch vreemd. De aanpak in de ateliervakken bleek heel instinctief. Het is een heel individueel proces, dat had ik niet verwacht. Omdat ik een voorkeur had voor zwart-wit pentekeningen, moest ik twee maanden lang met kleur werken, zwart was verboden. Achteraf klonk het dan dat ze me met kleur hadden leren werken, terwijl ik het volledig zélf moest uitzoeken. Wilde je theoretische informatie over kleurenleer, dan moest je zélf het initiatief nemen. Als ik dat vooraf geweten had, weet ik niet of ik gestart zou zijn. Dat was ik totaal niet gewend.”

HELENE knikt. “Technische uitleg over hoe je met aquarel of pastel moet werken, krijg je niet. Je moet het allemaal zelf uitzoeken. Die aanpak werkte voor mij uiteindelijk wel, maar ik heb er wel op gevloekt. Het zou toch niet slecht zijn te weten uit welke mogelijkheden je allemaal kan kiezen.”

BRECHT, die pas in het derde jaar aansloot, reageert verbaasd: “Oh, ik dacht dat ze jullie wel hadden geleerd hoe je moet werken met gouache, acryl of olieverf. Ik had het gevoel dat ik zelf weinig technische bagage had. Nu, ik vind het niet verkeerd dat ze je een beetje aan je lot overlaten, want door het uit te proberen, krijg je een techniek wel onder de knie. Je ontdekt hoe je stijl kan evolueren. Ik geef het niet graag toe, maar ik vond het wel leuk dat ze me lieten schilderen in plaats van meteen digitaal te tekenen. Al had ik moeite met het waardeoordeel dat soms op een techniek zit. Sommigen vinden je pas een echte kunstenaar als je schildert en niet digitaal werkt. Maar iedereen heeft toch een andere smaak?” 

Staan docenten open voor alle stijlen? 

MIEL “In het eerste jaar werden anime of commerciëlere stijlen niet altijd aanvaard. Wie zo tekende, werd gepusht om zijn stijl ingrijpend te veranderen. Maar in de hogere jaren krijg je meer vrijheid om je eigen keuzes te maken.” 

Je leert hier bepaalde aspecten zoals perspectief of anatomie, maar je groeit toch vooral door zélf veel te oefenen. Je wordt ook gedwongen om héél vaak te tekenen. Je moet een schetsboek bijhouden en liefst elke dag schetsen.

HELENE “Ik heb nooit negatieve opmerkingen gekregen over mijn stijl, maar worstel zelf wel met dat idee. Zodra ik een stijl kreeg toegedicht, had ik ook het gevoel dat ik daarbinnen moest blijven. Ik wilde nog wel experimenteren, maar denk dat ze raar zouden reageren als ik plots erg realistisch zou tekenen. Ook al wordt het niet expliciet gezegd, ik had wel de indruk dat je een eigen stijl moet ontwikkelen. Alsof je anders geen identiteit hebt. Zo kreeg een medestudente eens de kritiek dat ze te veel stijlen had.” 

MIEL “Docenten lijken me er wel van overtuigd dat je een eigen handelsmerk moet hebben als je later succesvol wil zijn. Het doel is om dat hier naar boven te halen.” 

BRECHT “Ik weet niet of dat klopt. Ik had al een vrij unieke stijl. Ze braken die niet af, maar pushten mij in mijn derde jaar wel om mijn palet uit te breiden. Vanaf de Master-jaren mochten we wel heel zelfstandig werken.” 

Moet je bij de start al een fabuleuze tekenaar zijn of leer je er tekenen? 

MIEL “Het helpt wel als je al kan tekenen. Je leert hier bepaalde aspecten zoals perspectief of anatomie, maar je groeit toch vooral door zélf veel te oefenen. Je wordt ook gedwongen om héél vaak te tekenen. Je moet een schetsboek bijhouden en liefst elke dag schetsen.” 

HELENE “Ik wilde het goed kunnen en dat kan enkel als je veel oefent. Ik probeerde ook te kijken naar tekenaars die ik bewonder. Maar velen van ons hebben die eerste jaren toch zitten knoeien. Sommigen hadden nooit veel getekend en plots moest dat voortdurend.” 

Brecht Du ChauBRECHT “Vorig jaar merkte de docent tekenen op dat hij kon zien dat ik minder bagage had. Maar toen hij mijn vrij werk bekeek, was hij aangenaam verrast. Het lijkt me vooral belangrijk dat je graag tekent.” 

MIEL knikt. “Of een opdracht goed is of niet, hangt niet alleen af van hoe mooi of realistisch iets getekend is, maar ook van hoe goed het verhaal is en of je goede ideeën kan bedenken. Maar dat moet je vooral zelf uitzoeken. Je tekenvaardigheden kan je er wel ontwikkelen, maar vooraf heb je best toch al veel inhoudelijke ideeën. Je moet ook de drang voelen om verhalen te vertellen.” 

Beeldverhaal gaat ook over verhalen leren vertellen. Dat aspect bleef naar mijn gevoel wat onderbelicht, toch de eerste jaren. 

Dat beamen ze alle drie. 

HELENE “Ja, een sterk verhaal opbouwen vind ik nog altijd heel moeilijk. Als je visueel sterk bent, kunnen ze soms over het verhaal heen kijken.” 

BRECHT “We kregen in het derde jaar wel het vak Schrijven en Storytelling, maar dat zou je vanaf het eerste jaar moeten krijgen.” 

MIEL “De richting is intussen wel bijgestuurd. Nu krijgen de studenten al vanaf het eerste jaar het vak schrijven, bij ons ontbrak dat. Het sloop soms binnen in andere opdrachten, maar de nadruk lag op het visuele.”

Hebben jullie scenario’s leren maken? 

HELENE “Niet echt, al zijn ze dat nu ook wel aan het bijsturen.” 

BRECHT “Nee. Decoupage en storyboarding vind ik trouwens heel moeilijk.” 

MIEL “We hebben wel een oefening gekregen op decoupage – dat zijn schetsmatige versies van je verhaal, opgesplitst in vakjes met aandacht voor de pagina-indeling. Daarbij moet je nadenken hoe je gebeurtenissen verdeelt over een aantal pagina’s.” 

Helene LespagnardHELENE “Dat klopt, maar voor mij was dat niet genoeg.” 

MIEL “De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat we allebei ook op internationale uitwisseling geweest, waardoor we een stuk opleiding gemist hebben. Maar zoals ik eerder zei: het zou toch nuttig zijn om een cursus of een handboek te hebben waar je op terug kan vallen. Nu moet je het stellen met herinneringen aan de les. Zulke handboeken bestaan nochtans. Tijdens mijn uitwisseling in de Verenigde Staten leerde ik Understanding comics van Scott McCloud kennen, maar dat boek wordt hier niet aangereikt. Daardoor bleven ateliervakken voor mij wat veel in het ijle hangen.” 

HELENE “In het algemeen krijg je soms weinig houvast aangeboden. Bij elke nieuwe opdracht leek het soms of je weer van nul moest beginnen.” 

MIEL “Het is ook moeilijk uit te leggen aan een buitenstaander wat we hebben geleerd. Ik kan wel zien of misschien voelen of een compositie goed zit of niet, maar ik heb geen handvaten gekregen om uit te leggen waarom. Ik mis die theorie erachter. Soms lijkt het of er een aversie tegen regels is, waardoor je helemaal geen regels krijgt. Instinctief leren is misschien beter, maar het zou toch goed zijn om je werk te kunnen onderbouwen wat je maakt. Daarna kan je die regels weer met de voeten treden.” 

HELENE “Inderdaad, maar je kent ze wél.” 

BRECHT “Ik weet niet of je zoiets kan aanleren. Je moet ook zelf oplossingen leren bedenken.” 

Wat vonden jullie het moeilijkst? 

HELENE (meteen): “Perspectief tekenen, verschrikkelijk! Maar toen ik doorhad dat je in een perspectieftekening van een antiquariaat ook dino’s mocht plaatsen, vond ik het wel leuk. Je mocht er je fantasie op loslaten. Uit die lessen heb ik wel veel geleerd. We moesten ook bepaalde historische figuren correct tekenen. Dan leer je dat je je moet documenteren, dat je moet opzoeken hoe bepaalde kledij er in een bepaalde periode uitzag. Die atelierlessen waren misschien nog het meest theoretisch onderbouwd.” 

MIEL “Ik heb nooit het onderscheid tussen illustratie en striptekenen begrepen. Daar gelden andere regels voor, maar voor mij is nog steeds niet helder welke.” 

Miel VandepitteHELENE “Ik heb de neiging om van elk beeld ook een mooie illustratie te maken, maar je moet ook met het totaalbeeld van een pagina bezig zijn. Dat vind ik ook moeilijk.” 

BRECHT “Daar worstelt iedereen mee. Het moet mooi zijn, je moet je verhaal in sequenties vertellen, je moet tekst en beeld samenvoegen…” 

Judith Vanistendael vergeleek striptekenen tijdens een les ooit met cinema. Alleen moet een striptekenaar alle jobs tegelijk combineren: die van regisseur, cameraman, lichttechnieker, scenarist én acteur. Herkenbaar? 

MIEL “Het is vanalles tegelijk. Iedereen is ook sterk in een ander aspect. Ik had niet zoveel moeite met decoupage of regie van het verhaal, maar personages menselijk en interessant maken vond ik veel moeilijker. Ook kleurgebruik vind ik niet gemakkelijk.” 

HELENE “Ik ben wel sterk in compositie en beelden maken, maar niet in dialogen schrijven of gestructureerd een verhaal vertellen. Ik weet wel wat ik wil vertellen, maar je moet ook spanning weten op te bouwen.” 

BRECHT “Ik teken het liefst karakters en ben wel goed in research. Ik verstop in mijn tekeningen graag tal van verwijzingen.” 

Tijdens een kunstopleiding krijg je ook kritiek. Wat je maakt, is vaak erg persoonlijk. Hoe gingen jullie daarmee om? 

BRECHT “Ik herinner me nog dat een docent over iemands werk aarzelend zei dat ze het kitsch vond. Maar ze voegde er meteen aan toe dat ze het werk beoordeelde, niet de maker. Dat moet je wel in je achterhoofd houden. Want als je kritiek krijgt, voelt het wel als persoonlijke kritiek. Gelukkig voegen ze er vaak ook aan toe wat wél goed is.” 

MIEL “Je went er wel aan. Soms is het subjectief, het hangt ook af van je persoonlijke band met de docent, maar ik denk dat de kritiek in onze opleiding in vergelijking met andere kunstopleidingen vrij objectief is.” 

Heel mijn leven draait rond tekenen. Ik vind dat goed, maar als ik uit die bubbel stap, verbaast het mij telkens dat er nog een hele, andere wereld bestaat waar striptekenen géén rol speelt.”

HELENE “Ik heb het er nu moeilijk mee omdat ik zelf erg zoekende ben. Ik wil alle feedback, maar kan het moeilijk aanvaarden. Maar over het algemeen zijn de docenten vrij constructief.” 

Wat is het belangrijkste dat je tijdens de opleiding hebt geleerd? 

BRECHT “Niet vastroesten in mijn comfortzone, maar nieuwe technieken of oplossingen uitproberen. Ik werkte altijd meteen digitaal, hier hebben ze me aangemoedigd om eerst met de hand te tekenen. Dat heeft wel geleidelijk aan een proces in gang gezet. Tijdens de uitstap naar het stripfestival van Angoulême zei Inge Heremans dat zij ons begeleiden in ons eigen proces, maar niet bepalen wat wél of niet kan. Ze willen dat we zelfstandig zijn en achter onze keuzes leren staan.” 

MIEL “Ze leren je een bepaalde mentaliteit aan te kweken, een bereidheid om meerdere uren per dag te tekenen en zelf op zoek te gaan naar oplossingen voor problemen waar je op botst als je een stripverhaal wil maken.” 

HELENE “Je leert dat je hard moet werken, het wordt zelfs deel van je levensstijl. Ik ben nu voortdurend bezig met tekenen. Ik sta op, neem een potlood of een pen, in mijn vrije tijd spreek ik af met mensen die veel tekenen of bezoek ik tentoonstellingen. Heel mijn leven draait rond tekenen. Ik vind dat goed, maar als ik uit die bubbel stap, verbaast het mij telkens dat er nog een hele, andere wereld bestaat waar striptekenen géén rol speelt.” 

Een belangrijke les voor mij was dat tekenen kijken is, nog eens kijken en nòg beter kijken. Waarneming is de basis van alles. 

HELENE “Dat klopt helemaal. Maar ook goed observeren hoe iemand is, beweegt, hoe de omgeving in elkaar zit, hoe iemand communiceert.” 

Helene LespagnardBRECHT “Je leert veel meer details in je opnemen.” 

MIEL “Dat was zeker de eerste jaren zo, toen moesten we voortdurend waarnemingstekenen, de laatste jaren verdwijnt dat toch meer naar de achtergrond.” 

Het land ging in lockdown toen jullie aan jullie laatste cruciale weken van jullie masterproef begonnen. Wat was voor jullie de grootste impact? 

MIEL “Ons atelier is een heel mooie plek, ik miste het om daar te kunnen werken en om goede scans en testprints te maken. Dat is echt van belang om je werk in te schatten. Ik miste ook de badmintonlessen op school.” 

HELENE “Door de lockdown kon ik me volledig op mijn project storten. Daardoor heb ik het klaar gekregen, terwijl ik daarvoor een achterstand had opgelopen door alle twijfels. Helaas kon ik er daardoor soms moeilijk afstand van nemen en dat is toch nodig. Ik vond het ook moeilijk dat ik geen tentoonstellingen kon bezoeken of het werk van klasgenoten kon zien, normaal put ik daar inspiratie uit.” 

BRECHT “Ik heb het hele concept voor mijn masterproef vlak voor de lockdown omgegooid. Aanvankelijk wilde ik een klassieke graphic novel maken, maar gaandeweg besefte ik dat een jaar te kort was om zo’n groot project uit te voeren. Ik merkte ook dat ik nog te weinig vaardigheden bezat om een verhaal goed op te bouwen. De inhoudelijke begeleiding van mijn proces vond ik heel goed, maar kwam voor mij veel te laat. Toen Judith Vanistendael in februari aangaf dat ik misschien niet zou slagen, ben ik wakker geschud en heb ik het over een andere boeg gegooid: toen heb ik beslist om grote zoekprenten te maken. Dat heb ik vlak voor de lockdown nog kort besproken, maar behalve af en toe een mail of skypegesprek heb ik grotendeels mijn eigen weg gevolgd. Ik heb drie maanden gewerkt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ik ben op kot gebleven en heb mijn ouders en mijn zus drie maanden niet gezien. Die periode was heel zwaar en stresserend.” 

Hoe kijken jullie terug op die masterproef nu ze achter de rug is? 

MIEL “Tijdens mijn tweede jaar zei afdelingshoofd Johan Stuyck ons dat ‘alle verhalen eigenlijk al verteld zijn, maar nog niet onze persoonlijke versies ervan.’ Dat vat voor mij de mentaliteit van de laatste twee jaar van de opleiding wel samen. De nadruk ligt op je persoonlijke invulling van een vrij technische stiel waarbij aan het technische aspect zo weinig mogelijk aandacht wordt besteed. Je krijgt veel ruimte om je eigen stijl te ontwikkelen. Voor sommigen is dat misschien ideaal, ikzelf was liever nauwgezetter opgevolgd geweest. Bij mijn masterproef had ik het vooral moeilijk om een goed verhaal te bedenken en op te bouwen, zoals de meeste van mijn klasgenoten. Ik heb geleerd dat je vooral héél veel tijd moet steken in de voorbereiding van een strip, in het maken van schetsen, het uitwerken van personages, het zoeken van referentiemateriaal en het maken van storyboards. Ik ben na anderhalve maand al aan mijn definitieve tekeningen begonnen, dat was veel te vroeg.” 

Miel VandepitteBRECHT “Ik heb zoals gezegd mijn hele aanpak en cours de route omgegooid en heb grotendeels op eigen houtje verder gewerkt. Ik heb mijn masterproef op de valreep ingediend. De eindjury volgde net na de versoepeling van de lockdown. Alles verliep via Zoom, wat vrij ongemakkelijk was om grote prenten te tonen. Maar ik zag ook maar vier mensen, terwijl er acht juryleden waren. De jury duurde amper een kwartier, nadien ben ik tranen uitgebarsten. Waarschijnlijk door de ontlading of de stress die van me afviel, maar ik had er geen goed gevoel bij. Ik ben nipt geslaagd, maar ben nu vooral blij dat het voorbij is.” 

HELENE “Ik heb dit jaar vooral geprobeerd om met technieken te experimenteren. De voorbije jaren had ik me toegespitst op werken met gouache, maar ik wilde vrijer werken. Dat was goed, maar het zorgde ervoor dat ik bleef twijfelen of ik toch niet voor mijn vertrouwde techniek moest kiezen. Nu besef ik dat het belangrijk is om keuzes te maken. Bij zo’n groot project moet je ook zorgen dat je iets kiest waar je plezier aan beleeft. Het is immers niet makkelijk om gemotiveerd te blijven. Ik heb de opleiding beeldverhaal graag gevolgd, maar ik had – net als veel klasgenoten – graag meer lessen schrijven gehad. Als verhalenverteller voel ik me niet altijd zeker.”  

Willen jullie nog altijd striptekenaar worden? 

HELENE “Ik wel. Ik heb gezwoegd tijdens mijn masterproef, beeldverhalen maken is moeilijk, maar het is net interessant dat het altijd een zoekproces blijft. Het eindresultaat zal er altijd anders uitzien dan wat je je had ingebeeld.” 

MIEL “Ik kan niet stoppen met stripverhalen maken en zeker niet met tekenen. Ik hoop op termijn er ooit wel deeltijds mijn job van te maken, maar misschien is het nu nog wat te vroeg. Ik volg nu een opleiding om ook als 3D-ontwerper aan de slag te kunnen en wat meer werkzekerheid te krijgen.Maar ik neem al opdrachten aan. Ik kan vrij goed gebouwen tekenen, dus wie een illustratie van zijn woning of van een monument wil, mag me contacteren.” 

BRECHT “Door zoveel weken dag in dag uit te tekenen, heb ik beseft dat voltijds werken als illustrator misschien toch niets voor mij is. Ik was het echt beu. Maar nu ik even pauze heb genomen en in een winkel werk, overweeg ik misschien zelfstandige in bijberoep te worden. En te tekenen wat ik wil, op mijn tempo. Het lijkt me ook niet zo realistisch om striptekenaar in hoofdberoep te worden. Als je dat wil, moet het wel echt je passie zijn.” 

HELENE “Je kan misschien meer verdienen en opdrachten krijgen als illustrator dan als striptekenaar. Als illustrator word je per beeld betaald, voor een strip moet je al snel honderd pagina’s maken. Dat zijn snel duizend tekeningen. Rijk zal ik er dus niet van worden, maar ik zie mezelf toch nog striptekenaar worden.”

 


De 9e Kunst plaatst met enige regelmaat artikelen die eerder werden gepubliceerd in het tijdschrift Stripgids. Dit artikel verscheen in Stripgids #8, november 2020.