Hierboven: Ontwerp van Brecht Evens voor een jurk van kledingmerk Cotélac (2013)
Is mode – die van de catwalk – hoge cultuur? En is strip – die van het familievermaak – lage cultuur? Ja, zou je zeggen. Totdat je ontdekt dat mode en strip nogal eens hand in hand gaan, en niet bij de onbeduidendste merken. ‘Het is iets wat marketingmensen bedenken, niet ontwerpers.’
Modehuis Gucci heeft een collectie genaamd The Donald Duck Edition. Met olijke portretjes van de opvliegende eend, zoals hij in Nederland liefkozend wordt gestigmatiseerd. Maar ook met actiebeeld, waarbij de zweetdruppels van zijn hoofd spatten en de onomatopeeën niet van de lucht zijn. Lacoste viert alweer zijn derde samenwerking met Peanuts, beter bekend als Charlie Brown en zijn vrienden. ‘Dit is hoe, met veel humor en stijl, Lacoste-klassiekers opnieuw worden uitgevonden om de hele familie samen te brengen’, meldt het ietwat pathetisch. Het hondje Snoopy uit de serie is misschien wel het meest gebruikte stripfiguur op kleding. Louis Vuitton plakte Bugs Bunny prominent op jassen en tassen, terwijl Jean Paul Gaultier zijn merk kracht bijzette met Popeye.
Balenciaga, op zijn beurt, verraste vriend en vijand met een filmpje van de animatieserie The Simpsons bij de presentatie van de zomercollectie 2022. Niet zomaar voor de leuk op de site, maar voor het oog van een select gezelschap modejournalisten en vips. Een kort verhaal vol zelfspot. Het merk en alles wat erbij hoort wordt danig op de hak genomen. Tot verdriet van Homer Simpson kan hij zich niet eens het prijskaartje van een Balenciaga-item veroorloven, en dat terwijl hij zo graag zijn vrouw en Balenciaga-fan Marge op haar verjaardag gelukkig zou maken. Reden voor creatief directeur Demna Gvasalia om de ‘echte mensen’ van het fictieve stadje Springfield zijn nieuwe show te laten verzorgen. ‘Mon dieu, quelle horreur’ voor Anna Wintour, zou je denken, maar haar cartoonversie juicht: ‘I like it!’ Een kledinglijn kon niet uitblijven.
Popart
Wat is het toch dat deze match tussen populaire getekende figuren en high fashion zo aantrekkelijk maakt? ‘Het is nu weer heel erg aan de hand, maar het is natuurlijk niets nieuws’, vertelt Piet Paris, pseudoniem van mode-illustrator, ontwerper en tekendocent Pieter ’t Hoen. ‘De eerste cartoons op kleding zag je ten tijde van de Popart, toen de populaire cultuur tot kunst werd verheven. Zelf heb ik van mijn twaalfde tot mijn achttiende in een trui van Fiorucci rondgelopen met Minnie Mouse erop. Een Kalverstraatmerk, geen high-end.’
Nu zie je het alom bij chique merken, signaleert hij, zij het niet bij chique kledingstukken. ‘Het gaat om eenvoudige kleren als hoody’s, T-shirts en sweaters. Daar valt niks aan te beleven en dan is het handig als je het met zo’n cartoon toch nog betekenis, een identiteit kunt geven. Net als met een provocerende tekst. Het is letterlijk en figuurlijk een manier om meer waarde aan een kledingstuk te geven. Qua boodschap maar ook qua prijskaartje.’ Voor hemzelf was de trui met Minnie Mouse een gevalletje eens maar nooit weer. ‘Ik zoek het in vorm, kleur en materiaal van de kleding, daar zit mijn verhaal in.’ Dat neemt niet weg dat Paris wel degelijk stripliefhebber is. ‘Vroeger al. Ik gebruik strips ook in de les, met name mijn favoriet Franka, omdat je er veel van kunt leren hoe je kleren moet tekenen.’
Isabelle Debekker, directeur van het Stripmuseum in Brussel, ziet veel superhelden buiten de stripkaders treden. ‘Het gaat om personages die al bijna een eeuw alomtegenwoordig zijn in de Amerikaanse populaire cultuur en die in allerlei nevenproducten dichter bij het publiek worden gebracht. De evolutie van de Europese strip verliep anders. In de jaren zestig en zeventig voltrok zich in Europa een artistieke emancipatie van de strip, die verheven werd tot negende kunst. Hoewel merchandising ook hier bestaat, is de sector minder ontwikkeld dan in de Verenigde Staten of Japan, waar van elk min of meer succesvol figuur speelgoedpopjes, T-shirts en cosplay-outfits verschijnen.’
Volkser dan volks
Ger Apeldoorn zul je in het dagelijks leven zelden in een stripitem tegenkomen, laat staan een cosplay-outfit, het pakje van een papieren held. Apeldoorn is stripkenner, publicist en scenarist en schreef boeken over de geschiedenis van de bladen Pep en Eppo. Hij wijst op de Amerikaanse kunstenaar Kaws, die parodieën maakt van The Simpsons – dood met kruisjes als ogen. ‘Die verkoopt hij voor miljoenen aan lui die niet weten wat ze met hun geld moeten en iets herkenbaars aan de muur willen. Dat is één verklaring voor de populariteit van strips; dat de rijken vroeger een elitaire smaak hadden en nu soms nog volkser zijn dan volks. De upper class is platter geworden. Vincent van Gogh en Rembrandt van Rijn kennen ze nog wel, de Haagse School valt af in deze miljoenenrace. Boeren met schapen en niet eens een naakte vrouw! De nieuwe miljonairs dragen graag merkkleding, maar dan wel met hun eigen beeldcultuur. Zodat vrienden zeggen: leuk shirt. Allemaal gedreven door hype en herkenning. Bij striporiginelen zie je nu ook een wedloop om de topstukken. Die zijn haast niet meer te betalen.’
Maar het kan ook andersom werken, vertelt hij, zoals met het syndicaat King Features, in 1914 opgericht en vooral grossierend in titels die de tand des tijds steeds moeilijker doorstaan. Popeye, Betty Boop en Beetle Bailey, hier bekend als de aartsluie militair Flippie Flink. ‘King Features is met Beetle Bailey zelf op zoek gegaan naar partners om een lijn te beginnen (ontworpen door Darren Romanelli en Hitoshi Tsujimoto, nvdr.). Het is een poging om hun erfgoed – legacy – te gelde te maken en hun verstofte, meer dan zeventig jaar oude strips weer wat zichtbaarheid te geven. Want ook zij weten dat kranten niet over oude strips maar wel over nieuwe kleren schrijven.’ Bonus voor de modemerken is dat veel stripiconen langzamerhand copyrightvrij worden. ‘Dat is natuurlijk ook een oorzaak van die opleving in de stripkleding, want dan hoeven ze geen euro aan rechten af te dragen.’
Nostalgie
Oud maar toch niet helemaal versleten, denkt Paris. Integendeel, het is makkelijk scoren op nostalgie. ‘JW Anderson is nu mijn held en die gebruikt ook tekeningen bij zijn ontwerpen. Zoals Peter Rabbit.’ Die beleefde zijn eerste avonturen nota bene in 1902, in kinderboeken van de Britse Beatrix Potter. ‘Het roept een gevoel van heimwee op. Slim om dat te gebruiken. Je wordt er zacht en week van en dat kleeft aan het merk. Wat je vooral ziet zijn figuren met een intellectuele inslag. Charlie Brown bij voorbeeld, een strip over kinderen die het leven proberen te begrijpen, die op filosofische en relativerende wijze een draai geeft aan wat er om ons heen gebeurt. Sigmund van Peter de Wit zou daar ook geschikt voor zijn.’
Ware het niet dat het vrijwel alleen Amerikaanse iconen uit de strip zijn die in de mode raken. En dat terwijl we het toch vooral over Europese modemerken hebben. Jean-Charles de Castelbajac waagt zich nog weleens aan Kuifje, Bobbie en de Marsupilami, maar dat zijn de uitzonderingen. Mondiaal genieten Tom en Jerry natuurlijk veel meer bekendheid dan pak ’m beet Suske en Wiske. Alles voor de commercie. Casual kleding waarde geven, zoals Paris het noemt. ‘Die cartoons zijn iets wat marketingmensen bedenken, niet ontwerpers. Ze zoeken aansluiting bij een jonge doelgroep, hoe jonger, hoe beter. Jongeren op zoek naar een identiteit. Zolang het merk maar zo veel mogelijk gezien wordt en de naamsbekendheid groot blijft, hebben de marketeers hun doel bereikt.’
Apeldoorn: ‘Dat Europese stripfiguren nauwelijks in de mode belanden en Amerikaanse wel heeft ongetwijfeld ook met de bewondering voor Amerika te maken. Het principe wat van ver komt is altijd beter.’ Maar er zijn buiten De Castelbajac nog wel enkele uitzonderingen. ‘De Nederlandse kunstenaar Martin Draax heeft de lijn Comic Sexy Fashion ontworpen, waarmee ook voormalig Stripmaker des Vaderlands Margreet de Heer rondliep.’ Kekke jurkjes die je met een knipoog in een soort superheldin omtoveren.
Debekker kent er ook een paar, zoals het Franse modemerk Louis Vuitton dat bekende stripmakers reisbestemmingen liet illustreren in de luxe reeks Travel Books. En zij wijst op drie Vlaamse voorbeelden: ‘Brecht Evens werkte samen met kledingmerk Cotélac voor capsulecollecties met prints van zijn hand. Ook nemen auteurs vaak zelf de touwtjes in handen om hun figuren op textiel aan de man te brengen. Zo maakt Eva Mouton stofjes, patches, gsm-covers en nog een heleboel andere hebbedingen. En Lectrr (Steven Degryse, nvdr.) heeft een webshop met speelgoed, T-shirts en mondmaskers. Nee, het zijn geen bekende helden die we zien, maar wel de echte, artistieke Europese strip in al zijn visuele rijkdom.’
Omgekeerd is er ook een enkele uitzondering die de grote modemerken over het hoofd zien, constateert Apeldoorn. ‘Wordt het geen tijd voor een Flintstones-kledinglijn?’
De 9e Kunst plaatst met enige regelmaat artikelen die eerder verschenen in Stripschrift. Dit artikel verscheen in Stripschrift #476, augustus 2022.