Pierre-Henry Gomont schetst een mannenleven tegen de klippen op
Met Malaterre levert Pierre-Henry Gomont (1978) een pakkende karakterstudie af van een manipulatieve vader die probeert het geluk naar zijn hand te zetten – tegen elke prijs. Tegelijk vormt zijn strip een rauwe liefdesverklaring aan postkoloniaal Afrika. Voor Malaterre mocht Gomont in 2018 de Grand Prix RTL en een jaar later de Prem1ère-prijs van het Stripfeest Brussel in ontvangst nemen. Hieronder licht de auteur drie pagina’s uit zijn prijswinnende boek toe.
Plaat 17 / pagina 21
‘Een moeder met haar kinderen tijdens het avondeten. Vader is afwezig, zoals zo vaak. De ouders, Claudia en Gabriel, zijn verliefd op elkaar geworden, ook al hadden ze eigenlijk weinig met elkaar gemeen. Gabriel is een nukkige, eigenzinnige figuur, die nogal snel op zijn pik is getrapt wanneer de dingen niet gaan zoals hij wil. Bij het weergeven van het einde van hun relatie – ze gaan scheiden – had ik de film The Royal Tenenbaums van Wes Anderson voor ogen. Anderson weet aan het begin van zijn film de hele gezinssituatie in een krankzinnig tempo glashelder neer te zetten. Ik wilde Malaterre ook zo’n razende vaart meegeven. Daarom maak ik gebruik van de stem van een onzichtbare verteller: op die manier krijgt het verhaal een vliegende start.’
‘Ik wilde de lezer echt overrompelen. Omdat strips minder dwingend de aandacht opeisen dan zo’n film in een donkere bioscoopzaal, heb ik het verhaal bewust sterk aangezet. Ik wilde de lezer bij de lurven pakken, ook al weet die donders goed dat het alleen maar lijntjes op papier zijn. Eerst horen we het verhaal van Gabriels advocaat, dan neemt een alwetende verteller het over en ten slotte horen we Simon, de oudste zoon van Claudia en Gabriel.’
‘Door deze perspectiefwisselingen ontstaan prikkelende contrasten. Zo leren we op plaat 17 het dagelijks leven van Claudia en haar kinderen kennen; in het tweede plaatje zien we haar en de kinderen verkassen naar een goedkope flat die wordt weergeven in fletse kleuren – in de tekstballon hangt zelfs een spinnenweb, wat de sfeer oproept van de ongelukkige kinderen uit Victor Hugo’s Les misérables – en het derde plaatje toont het kleurrijke speelhol waar Gabriel met zijn maten rondhangt. Pas op deze plek in het boek maken we kennis met de kinderen, terwijl ze in de rest van Malaterre een centrale rol spelen.’
Plaat 36 / pagina 40
‘Nog geen tien pagina’s later zijn de twee oudste kinderen, Mathilde en Simon, al samen met hun vader naar het buitenland vertrokken. Gabriel heeft ze slinks weten over te halen hun moeder vaarwel te zeggen. Malaterre is gebaseerd op mijn eigen verleden, met Simon als mijn alter ego. Verschil is wel dat ik ervoor heb gekozen mijn personages naar een niet nader omschreven oude Franse kolonie in Centraal-Afrika te laten reizen, terwijl ikzelf mijn kinderjaren in Tunesië heb doorgebracht. Op deze manier kon ik meer afstand nemen van mijn eigen levensverhaal. Daarom heb ik Gabriel en zijn kinderen naar een soort fictieve versie van Gabon gestuurd. Daar heb ik later in mijn leven zelf geruime tijd doorgebracht – ik ben er nog speciaal naar teruggegaan om er de lokale flora en fauna te schetsen. Bovendien belichaamt Gabriel een koloniale levenswijze, een sfeer die ik in Gabon makkelijker voor me zag.
Dat ik die sfeer in Malaterre neerzet, wil uitdrukkelijk niet zeggen dat ik die houding onderschrijf. Maar zulke mensen lopen nog altijd rond. Toen ik zelf in Afrika woonde, vond ik dat wel lastig. Ik heb er echter geen moeite mee om zulke opvattingen op papier te zetten: ze bestáán, dat heb ik zelf meegemaakt, en ons eigen waardeoordeel hoeft ons bij fictie op dit punt niet in de weg te zitten. Naast de tekeningen van Gabon heb ik natuurbeelden uit het Amazonewoud gebruikt, waar ik ooit twee maanden in de bosbouw heb gewerkt. Dat gebied is zo weelderig, de bladeren aan de bomen zijn er algauw een kubieke meter groot, het overrompelde me totaal. Mathilde ervaart meteen na aankomst iets soortgelijks: ademloos neemt ze haar broer mee het bos in.’
‘Die overdadige begroeiing symboliseert tevens de levenswijze van Gabriel, onmatig en met tomeloze energie. Ik heb Malaterre niet willen gebruiken als een aanklacht tegen mijn vader. In plaats daarvan wilde ik laten zien dat zijn kinderen zielsveel van hem hielden, ook al kon hij soms onaangenaam uit de hoek komen. Het heeft me acht jaar gekost voor ik wist hoe ik dat het best kon vertellen. Want het grootste deel van mijn jeugd heb ik een heel moeizame verhouding met mijn vader gehad. Ik had afstand nodig om voldoende los te kunnen komen van mijn eigen ervaringen en te kunnen beoordelen hoe ik werkelijk over hem dacht, over wat we samen hebben meegemaakt, over ons vertrek en onze terugkeer. Ik moest eerst rustig de balans opmaken voordat ik er iets mee kon.
Vóór Malaterre heb ik gewerkt aan een stripbewerking van een roman van de Italiaanse schrijver Antonio Tabucchi. Tijdens het werk aan die strip, Pereira prétend, verschenen in 2016, heb ik enorm geworsteld met een scenario dat veel te ingewikkeld was, veel te doordacht en eerlijk gezegd weinig opwindend om uit te werken. Daarom heeft mijn Franse uitgever bij Sarbacane, Frédéric Lavabre, me enorm aangespoord om nu dit verhaal te vertellen. Ik heb, zoals ik al zei, mijn eigen verhaal bewust tegen een andere, fictieve achtergrond geplaatst, zodat ik vrijer kon werken. Door middel van de gedragen stem van die alwetende verteller wilde ik een humoristisch effect oproepen, dat een welkom contrast vormt met de grofheid en impulsiviteit van Gabriel. Met zo’n verhaal over een alcoholistische vader die zich volstrekt egoïstisch en onverantwoordelijk gedraagt, loop je anders algauw het risico dat je de lezers te veel op het gemoed gaat werken. Ik wilde per se niet dat ze zich gedwongen zouden voelen om een traantje weg te pinken. Daarom was het zo belangrijk voor me om goed te bedenken hoe ik het verhaal kon vertellen zonder de kinderen als slachtoffers neer te zetten. Zij gaan immers net zo gemakkelijk als Gabriel voorbij aan de wensen van hun moeder en genieten met volle teugen van hun verblijf in het buitenland. Met Malaterre heb ik eerst en vooral uiting willen geven aan de grote liefde die ik voor mijn vader voel.’
‘Op deze pagina worden Simon en Mathilde wakker in een monumentaal koloniaal landhuis. Ze denken dat dit hun nieuwe woning zal worden, maar niets is minder waar. Het gebouw heb ik geïnspireerd op de bekende Villa Balthazar in het Franse stadje Menton aan de Côte d’Azur, die veel is gebruikt als locatie voor Italiaanse exploitatiefilms. Een onheilszwangere plek. Ik laat de villa in Malaterre nergens in zijn geheel zien, alleen fragmenten in kikvorsperspectief: zo torent hij als het ware dreigend uit boven het boek en de personages.’
Plaat 77 / pagina 81
‘Tijdens het tekenen van de pagina’s over de receptie heb ik enorm zitten grinniken. Hier komen de verwaandheid en onoprechtheid van Gabriel ongeremd naar voren. Je ziet hem slijmen, liegen en bedriegen. Hij loopt er als een razende met zijn armen te zwaaien terwijl hij druk op zijn gasten inpraat. Wanneer hij twee oudjes probeert in te palmen, denken zij maar één ding: hoe ze zo snel mogelijk van hem kunnen afkomen om bij het buffet aan te schuiven. Gabriel zit dan financieel aan de grond en doet een wanhoopspoging zijn landgoed van een faillissement te redden. Om investeerders te vinden, besluit hij een receptie te organiseren waarmee hij de plaatselijke notabelen hoopt te imponeren. Het is een grote gok, hij verschiet zijn laatste kruit. In deze scène heb ik gespeeld met de vorm van zijn tekstballonnen: zijn teksten glibberen hem bijna uit de mond. Iets verderop ogen de tekstballonnen zelfs als bliksemschichten. Je ziet hoe agressief Gabriel zijn gasten om zijn vinger probeert te winden. Hij hangt de vermoorde onschuld uit, maar dan met overdreven, theatrale gebaren – net zoals Christophe Blain dat zo overtuigend in zijn strip Gus heeft laten zien.’
‘Ik heb geen formele kunstopleiding genoten, wel heb ik gestudeerd aan een Parijse hogeschool voor handel en economie. Vervolgens heb ik een poging gedaan te promoveren in de sociologie, maar dat is op niks uitgelopen omdat ik in de ban was geraakt van het beeldverhaal. Hoezeer de sociologie me ook aansprak, uiteindelijk moest ik onder ogen zien dat ik maandenlang aan mijn strips kan werken zonder dat ik het ooit als láng ervaar. Afgezien van wat cursussen modeltekenen ben ik autodidact. Ik weet nog heel goed wat een cursusleider, een Parijse schilder van in de tachtig, tegen me zei: “Ja, u kunt duidelijk goed tekenen, maar wat wilt u nu echt?!” Dat was een bevrijdende ervaring voor me. Toen werd me duidelijk dat ik eigenlijk verhalen wilde vertellen, iets waarachtigs op papier wilde zetten, liever dan te pronken met mijn grafische talent.
Op jonge leeftijd tekende ik sommige stripmakers na en kunstenaars uit de renaissance. Het lezen van Gipi’s Aantekeningen voor een oorlogsverhaal was een openbaring voor me: wat een geniale strip! Denk aan de literaire toon van zijn teksten, de verhoudingen tussen zijn personages. Zijn tekeningen kwamen me eerst wat oppervlakkig voor, wist ik veel, maar tijdens het lezen trokken ze me binnen de kortste keren het verhaal in. Gipi’s strip heeft een unieke expressieve kracht, iets wat voor mij verder gaat dan films en literatuur. Daarnaast hebben ook sommige Amerikaanse auteurs me beïnvloed, mensen als Art Spiegelman, Daniel Clowes, Mike Mignola en Charles Burns. Mijn voorliefde voor tekstloze strips, en dan vooral Quimby the Mouse van Chris Ware, valt af te zien aan het middelste plaatje, met silhouetten die meteen in het oog springen en de leesbaarheid vergroten.’
‘Ik heb de pagina’s eerst in zwart-wit getekend, met een heel fijne tekenpen, een Hunt 101. Daarmee kun je dingen heel snel neerzetten en behoud je een ietwat slordig, schetsmatig effect. Ik hou van zo’n kale, rauwe stijl waaraan je de zoekende, fysieke daad van het tekenen nog duidelijk kunt afzien. Vervolgens heb ik de kleuren laag voor laag afzonderlijk aangebracht, zoals je ook bij een zeefdruk doet. Ik streefde een mooie afwisseling van nevelige en heldere tinten na. Ik vind het heerlijk om elke scène zijn eigen kleur te geven. Maar het was ook een lijdensweg… eentonig precisiewerk. Toch heeft deze werkwijze nog altijd mijn voorkeur. Ik zal niet snel een inkleurder in de arm nemen: ik doe liever alles zelf, laat mij de teugels maar stevig in eigen hand houden!’
Bovenstaand interview, door Laurence Le Saux, verscheen op 15 december 2019 op de site van Télérama. Overgenomen met vriendelijke toestemming van de uitgever. Het is met dank aan Pierre-Henry Gomont, licht bewerkt en uitgebreid. Deze versie is ook afgedrukt in het eerste deel van de Nederlandstalige editie van Malaterre, uitgegeven door Sherpa (2023). Vertaling en bewerking: Toon Dohmen (Echtmedia.net).