Strips

Pigalle 1950: Alles volgens het boekje in deze onderhoudende maffiose rondedans

Het gebeurde al vaker dat losse delen uit de Franse Vrije Vlucht-reeks (Aire Libre) in het Nederlands bij een andere uitgeverij dan Dupuis verschenen. Gelukkig maar, de verhalen zijn eigenlijk altijd van bovengemiddelde kwaliteit en er verschijnen in het Frans veel meer boeken dan Dupuis in het Nederlands uitbrengt. De boeken zijn herkenbaar aan de typografie op het omslag en bij Pigalle, 1950 van de Franse tandem Arroyo en Christin is dat niet anders.

De titel zegt alles over de setting: het is de rosse buurt van Parijs in 1950 waar zoals verwacht allerlei schimmige toestanden plaatsvinden. Maar voordat de lezer daar aanbelandt, scharrelen we eerst rond in een achtergebleven cul de sac, waar een aantal mannen dieren hoedt en hout hakt. De jongste van het stel is Antoine, een zwijgzame simpelmans die op een dag besluit naar Parijs te gaan. Normaal zegt het verhaal dan ‘om zijn geluk te beproeven’, maar dat valt wel mee: Antoine – of Twanne zoals zijn boerse vrienden zeggen – komt terecht bij een oom, die hem kolen en drank laat rondbrengen in de rosse buurt.

Via via komt de jongeman, die zijn ogen uitkijkt en vrijwel alles voor het eerst ziet, terecht bij een nachtclub waar ze hem inzetten voor van alles en nog wat. Het is wat simpel: de jongen wordt in de luren gelegd door de lokale penoze en hij raakt steeds verder verstrikt in allerlei zaakjes die het daglicht niet verdragen. Dankzij de inbreng van zijn vriendinnetje Mireille zien we hem zichtbaar veranderen: hij gaat netter gekleed en strak geknipt door het leven en zijn naam wordt Tony.

Inderdaad, alle clichés gaan op in dit verhaal waarbij de lezer ook nog eens perfect doorziet wat de bedoeling is: de naïeve Antoine is meelijwekkend omdat men misbruik van hem maakt en hij is te simpel om weerstand te bieden. Dit wordt versterkt door de manier waarop scenarist Christin hem in het begin portretteert: dan zien we een oudere man die terugkeert naar de plek waar het voor hem allemaal begon. Het ligt voor de hand dat het verhaal zich daarna als een rondedans afwikkelt. Na de stemmige introductie springen we terug in de tijd en aan het einde zijn we terug bij af.

Arroyo heeft duidelijk beter werk geleverd. Zijn tekeningen zijn opgezet in zwart-wit met grijstinten. Het kleurgebruik voelt de situatie steeds goed aan: het blinkende van het nachtleven, het flamboyante van het maffiamilieu en de rotzooi die het oplevert. Door weinig kleur toe te staan, zijn de tekeningen des te krachtiger: de figuren acteren krachtig en de enscenering draagt bij aan de levendigheid. Dikke winst, zeker als je het vergelijkt met Arroyo’s andere werk zoals de statische en starre Buck Danny Classics.

Pigalle, 1950 is een onderhoudend verhaal, zonder meer, maar verwacht geen ingenieus plot of zelfs maar een verrassend verhaal. Daarvoor wordt het scenario iets te opzichtig opgezet en uitgewerkt. Alle verhaalontwikkelingen klinken als door een megafoon: luid en duidelijk. De lezer hoeft eigenlijk alleen te volgen. De tekeningen en daarmee de sfeer redden veel. Is dit oneshot uit de stal van Vrije Vlucht net als de rest van bovengemiddelde kwaliteit? Dat nog wel, maar krap.

Jean-Michel Arroyo & Pierre Christin – Pigalle, 1950. Daedalus. 128 pagina’s sc (€ 19,95) en hc (€ 29,95).