Artikelen

Flo: ‘Als je in mijn leven komt, kom je in mijn strips’

alle foto’s © 2022 Annemarie Terhell

Floor de Goede, bekend als striptekenaar Flo én als kinderboekillustrator, werkt aan een autobiografische strip voor jongeren over zijn eigen coming-out. ‘Voor mij is tekenen over mijn leven een vorm van therapie. Als ik ergens mee zit, moet er een strip over gemaakt worden. Werk en privé lopen dwars door elkaar heen.’

Floor de Goede woont en werkt in een huis dat verscholen ligt achter een Amsterdamse binnentuin, vlakbij Artis. Wie zijn graphic novel Dansen op de vulkaan (2013) heeft gelezen, herkent van alles in het interieur: het schilderij dat achter de werktafel hangt, de designerpoppen die gemoedelijk tegen de boekenkast leunen, de onverwoestbare gatenplant in de hoek. ‘Soms vergeet ik dat mensen mijn strips ook lezen,’ zegt hij lachend. Naast het bureau hangt een whiteboard met post-its: een tijdlijn van zijn leven. ‘Mijn jeugdboekenuitgever vroeg of ik een boek over mijn coming-out wilde maken, dus ik dacht: ik ga eens uitzoeken hoe het allemaal is gegaan. Ik verzamel nu herinneringen die belangrijk zouden kunnen zijn, schrijf ze op briefjes en orden die. De vraag is: wat is bruikbaar in zo’n verhaal?’

Floor de Goede

Humor

Zo’n graphic novel is een enorme klus, vertelt hij. ‘Het heeft niet voor niets bijna tien jaar geduurd voor ik er weer aan begon. Met Dansen op de vulkaan ben ik twee jaar bezig geweest. Het kostte een jaar om het scenario uit te werken, daarna nog een jaar om alles te tekenen.’ Het semi-autobiografische Dansen op de verscheen in 2012 met een voorwoord van Claudia de Breij, die het slot ‘verontrustend en geruststellend tegelijk’ noemde. Flo maakt er twee reizen in – alleen, zonder zijn vriend Bas. Eerst naar de Eolische eilanden, waar hij rondloopt met zijn ziel onder de arm omdat hij zoveel heimwee naar Bas heeft. Later reist hij naar New York, waar hij zich in het nachtleven stort. Na een hoop geploeter komt hij erachter dat de liefde net een gatenplant is en het gemis in een relatie soms onontkoombaar. Je kunt maar beter blij zijn met wat je hebt, concludeert hij met een knipoog naar zijn zus, omdat ‘er altijd wel iets te zeiken blijft.’

InterieurBinnenkort krijgt deze graphic novel een tweede leven in een Engelse editie, een spannend moment. ‘Ik ben heel benieuwd hoe het in de VS ontvangen gaat worden. Het was raar om het boek weer helemaal door te nemen, het voelt alsof ik een fotoboek doorblader. Nu het zolang geleden is, kijk ik er met veel meer afstand naar. Soms weet ik niet eens meer of het echt zo is gebeurd, dan is de strip mijn herinnering geworden.’

Alter-ego

Sinds hij met zijn vaste strip Flo begon, tekent hij zijn alter-ego als een charmant opdondertje met spillebeentjes, flaporen en een wisselend humeur. Na zoveel jaar is het maken van die korte strips een vaste routine geworden. In drie of vier kaders neemt hij zijn privéleven of de actualiteit op de hak. ‘Ik beschouw het als een column, een uitlaatklep voor dingen die me dwarszitten. Als ik ergens mee zit, moet er een strip over worden gemaakt. Eenmaal getekend, kan ik het uit mijn hoofd zetten.’ Humor is een goed medicijn voor gepieker, legt hij uit. ‘En het voelt toch het veiligste om mezelf te kakken te zetten. Soms maak ik ook politieke stripjes, die zijn meestal wat serieuzer.’

Dansen op de vulkaan
Dansen op de vulkaan

Doyouknowflo werd een begrip onder stripliefhebbers. In de geestige korte strips, die hij lange tijd op zijn website postte en tegenwoordig op Instagram, reflecteert Flo op de ups en downs van het dagelijks leven. Je ziet hem tijdens het uitgaan, ruziënd aan tafel, afgepeigerd voor de televisie, knuffelend in bed. ‘Het was herkenbaar, ik kreeg veel volgers. Dat is soms gek. Mensen gaan er vanuit dat alles echt zo gebeurd is. Vaak klopt het in grote lijnen, maar soms verander ik iets omwille van het verhaal. Bovendien bekijk je in de strip alles vanuit mijn perspectief. Je leest alleen hoe ik het ervaar.’

Waarderen zijn (ex)-partners het wel dat ze in zijn tekeningen figureren? ‘Het is onderdeel van wie ik ben. Als je in mijn leven komt, kom je in mijn strips. Als iemand die niet tof vindt, past het niet. Mijn werk en privé lopen echt door elkaar heen. Mijn nieuwe vriend ziet zichzelf ook regelmatig terug. Je kunt er samen ook een hoop lol om hebben. Als zich een grappige situatie voordoet, kijken we ik elkaar aan en zeggen we: stripje…!’

Floored de Goede

Donald Duck

Tekenen heeft hij altijd gedaan, vertelt hij. ‘Toen ik klein was tekende ik meer dan ik praatte. Het was mijn manier van communiceren. Pas toen mijn ouders gingen scheiden, ontdekte ik voor het eerst wat een stripboek was, bij het vinden van mijn vaders stripcollectie in een kast. Hij verzamelde albums voor volwassenen: Ans en Hans krijgen de kans van Theo van den Boogaard, Joop Klepzeiker van Eric Schreurs. Ik sloeg die boeken open en dacht: Oh my god, wat gebeurt hier! Zelf zat ik nog volop in de verhalen van Roald Dahl en Guus Kuijer.

Mijn eerste Donald Duck kocht ik pas toen ik tien was, daarna begon ik zelf strips te lezen en te verzamelen. Elke week ging ik naar de sigarenwinkel om een nieuw tijdschrift te kopen, dat was heel tof. Ik bewaarde de Donald Duck, Suske en Wiskes en Robbedoezen in mijn kamer, netjes op stapeltjes. In een schriftje hield ik wetenswaardigheden bij, zoals wie deze week de puzzelpagina in Sjosji had getekend.’

Telefoonboek

Op de middelbare school werd hij steeds nieuwsgieriger naar het vak van striptekenaar. ‘Ik ging op onderzoek uit in het telefoonboek: welke striptekenaars zijn er en waar wonen ze? Zo kwam ik terecht bij Hanco Kolk en Peter de Wit en raakte met ze bevriend. Nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik als veertienjarige zo bijdehand was om het telefoonboek open te slaan en Gerrit de Jager op te bellen, maar ik deed het. Iedereen was zo aardig, ik mocht overal langskomen. Het leuke was dat ik deze tekenaars steeds opnieuw tegenkwam op stripbeurzen. Daarvoor ontwikkelde ik een strategie: ik maakte een tekening en vroeg of ze daar iets bij wilde tekenen. Dan had ik twee vliegen in een klap: zij zagen mijn werk en konden daar iets over zeggen, en ik had een tekening van hen.’

Sofie en familie
Sofie, met gezin en pinguïns

Ook met Wilbert Plijnaar, die toen Sjors en Sjimmie schreef, raakte hij bevriend. ‘Wilbert verhuisde naar Los Angeles en zei voor de grap: als je eens in de buurt bent moet je maar langskomen. Dat liet ik mij geen twee keer zeggen! Van mijn spaargeld kocht ik een vliegticket, ik ben daar een maand geweest. De Nederlandse striptekenaar Daan Jippes werkte in die tijd voor de Disneystudio’s en gaf mij een rondleiding. Bij Disney werken was altijd mijn droom geweest, maar toen ik zag hoe tekenaars daar werkten, dacht ik: dit zou ik niet willen. Je hebt helemaal geen eigen invloed, je bent gewoon onderdeel van de machine! Nu besef ik dat het goed is dat ik dat toen al heb gezien. Ik realiseerde me daardoor al heel jong dat ik mijn eigen verhalen wilde vertellen.’

De Zwarte Handel

Op zeventienjarige leeftijd kwam hij min of meer bij toeval terecht bij De Zwarte Handel, de studio van Maaike Hartjes. ‘We hadden een gek misverstand. Ik maakte een afspraak met haar omdat ik graag een tekening van haar wilde. Zij dacht dat het een sollicitatie was om in de studio te kunnen werken. Na afloop belde ze me op met het bericht: je mag komen! Zo kreeg ik er zomaar een tekentafel en ging aan het werk. Het was een heel leerzame ervaring. Tot dan toe was ik gewend om bij elke tekening te horen: oh, wat mooi! Maar Maaike is superstreng en heel kritisch, daar heb ik veel van geleerd. Nog steeds heb ik veel aan haar feedback, ze is een van mijn beste vriendinnen. [Lachend] Maar die feedback geef ik nu ook terug!’

In studio De Zwarte Handel maakte hij zijn eerste small pressboekje: Vrouwelijk Schoon Niet Inbegrepen. Intussen was hij begonnen aan de opleiding Multimediavormgeving aan het Grafisch Lyceum in Amsterdam. In zijn laatste studiejaar debuteerde hij in Expreszo, in die tijd een tijdschrift voor homoseksuele jongeren. ‘Dat was eigenlijk de eerste echte Flo-strip. Ik had destijds een bijbaantje bij Jean-Marc van Tol, ik kleurde Fokke en Sukkes in. Jean-Marc adviseerde mij: je moet beginnen met elke dag iets te maken. Dat gaf mij een duwtje om mijn eigen website te beginnen en daar elke dag op te publiceren. Het bleek te werken. Het was een prettige manier van opstarten en het werd tegelijk mijn manier om dingen te uiten.’

ZombietreinKinderboeken

Door schrijver Edward van de Vendel kwam er, naast de stripverhalen, een nieuw genre zijn leven binnen: de kinderboeken. Ze leerden elkaar kennen toen Van de Vendel hem vroeg om samen een stripgedicht te maken voor de kinderkrant Kidsweek. Er was gelijk een klik. ‘Ik werkte bij voorkeur alleen, omdat ik graag de controle over alles wil hebben. Omdat Edward zo beeldend schrijft en er naast zijn tekst zoveel ruimte is voor eigen interpretatie, lukte het samenwerken met hem juist wel,’ zei hij daarover in een interview in tijdschrift Lezen. Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten (2008) was hun eerste gezamenlijke project. De humor, kleur en klare lijn van de tekeningen, en de springerige, soms dromerige poëzie smelten er prachtig in samen. Er volgden nog twee bundels met stripgedichten, Draken met stekkers (2010) en De zombietrein (2017).

Sofie en de pinguins‘Wat erg leuk is aan het maken van kinderboeken is, dat je een onderdeel wordt van iemands herinneringen. Het is gek om te beseffen dat kinderen die zijn opgegroeid met mijn boeken nu volwassen zijn. Zoals ik opgroeide met Guus Kuijer en Thé Tjong-Khing, worden zij groot met mijn werk. Dat geeft je ook een verantwoordelijkheid. Je moet zorgen dat wat je maakt echt goed is.’

Familiegevoel

Na de stripgedichten kwam Edward van de Vendel met een nieuw idee. Hij bedacht een combinatie van fictie en non-fictie voor kinderen: Sofie en de pinguïns (2010), dat uitgroeide tot een serie. Het lopende verhaal over Sofie en haar vrienden werd afgewisseld met tekeningen, fotostrips van Ype en Willem en kleine informatieve tekstblokjes over pinguïns, dolfijnen, olifanten of ijsberen. Voor elk nieuw avontuur tekende De Goede een overzichtstekening van Sofies uitgebreide, eigenzinnige familie. ‘Edward is zo goed in het omschrijven van karakters, dat ik ze bij de eerste lezing gelijk al voor me zie. Hij kent ze gewoon en dat voel je. Het geeft je een emotionele betrokkenheid bij het verhaal en dus is het leuk om te tekenen. Je krijgt er meteen het goede gevoel bij.’

SofieDe crossover-opzet was destijds vernieuwend en deed het goed. In de loop van acht jaar verschenen er zes delen in de reeks. ‘Het researchgedeelte van Sofie was leuk, inspirerend ook. Soms dacht ik: het is allemaal te lief, er mag wel wat meer bloed in. Dan schreef Edward er een ongeluk in. Daarom zit Sofie steeds onder de pleisters, of breekt ze haar arm.’

Ommezwaai

In Sofie gebruikte De Goede dezelfde tekentechniek als in zijn strips: eerst schetsen, daarna inkten, dan digitaal inkleuren. Toen hij met Edward van de Vendel werkte aan zijn eerste prentenboek Ik ben bij de dinosaurussen geweest (2016) besloot hij een grote ommezwaai te maken in tekenstijl. ‘Alle tekeningen voor dit prentenboek heb ik handmatig ingekleurd en daarna op de computer laag over laag op elkaar gepuzzeld. Het was één groot experiment.’

Boven op de boekenkast staat nog de speelgoed tyrannosaurus rex die hij als twaalfjarige kocht na het zien van Jurassic Park, die model stond voor het omslag. ‘Als kind had ik een dinomanie, ik kon helemaal in de wereld van dinosauriërs verdwijnen. Toen Edward dat hoorde, schreef hij speciaal voor mij dit verhaal. Eindelijk kon ik de dinosaurusencyclopedie die ik ooit van mijn oma kreeg écht voor mijn tekeningen gebruiken.’

Schetsen

Vrije tekenstijl

Sinds dit prentenboek kleurt hij alle tekeningen voor kinderboeken analoog in. ‘Alle kleur die je nu ziet is afkomstig van stift of ecoline. Het is een heel werk om alle lagen goed op elkaar te krijgen, het zou veel sneller zijn als ik meer digitaal zou doen. Maar ik vind het mooier zo. En het is ook lekker meditatief om te doen, ik luister vaak een podcast of muziek terwijl ik werk.’ In het young adult-boek Gloei (2020) ging hij nog een stap verder en liet hij alle vaste kaders los. Van elk van de door Edward van de Vendel geïnterviewde queer jongeren maakte hij een portret in een losse, vrije stijl. Het leverde hem een Zilveren Penseel op, die trots op een kastje in de huiskamer prijkt.

Gloei omslagAfgelopen zomer kreeg het gezelschap van een Bronzen Penseel voor de tekeningen in Rekenen voor je leven (2021), een project dat hij deed samen met Edward van de Vendel en wiskundige Ionica Smeets. In dit boek, waarin veel rekenopgaven worden uitgelegd, gebruikte hij juist weer striptekeningen, omdat hij daarmee kinderen over een drempel wilde helpen. ‘Strip is zo’n fantastisch medium om dingen uit te leggen! Het werkt supergoed. Zelf heb ik dyscalculie, ik kan niks met cijfers, dus ik moest heel erg mijn best doen om de rekenopgaven begrijpelijk te verbeelden. Nu verschijnt het boek ook in Servië, Frankrijk en Korea. Dat is toch tof?’

Coronatijd

Gloei en Rekenen voor je leven maakte hij grotendeels in coronatijd, een tijd die inhoudelijk veel impact had op zijn werk. ‘Die periode heeft echt de activist in mij wakker gemaakt en dat zie je terug in mijn strips. Ze werden politieker en gingen vaker over diversiteit, racisme, intersectionaliteit en klimaatverandering. De hypocrisie en ongelijkheid in de maatschappij frustreerde me enorm. Ik wilde er niet meer van wegkijken. Tenslotte zijn dit onderwerpen waar we allemaal mee te maken hebben en iets aan moeten doen,’ legt hij uit.

Portretten uit Gloei
De portretten uit Gloei

De lockdowns hadden niet alleen effect op de inhoud van zijn werk, maar gaven ook ruimte voor andere opdrachten. ‘Ik merkte dat veel mensen ineens tijd hadden voor eigen projecten. Zo kreeg ik nieuwe opdrachten op mijn pad, zoals het maken van twee videoclips bij liedjes van Boris van der Ham.’

De afgelopen twee zomers exposeerde hij zijn werk in Zandvoort tijdens Pride at the Beach. ‘Vorig jaar waren daar de portretten uit Gloei te zien. Dit jaar vroeg de organisatie of ik de hele route van dertig borden langs de boulevard wilde vullen. Ik heb daarvoor tweeluiken gemaakt van strandherinneringen. Eerst ben ik in mijn archief op zoek gegaan naar stripjes die op het strand spelen, daarnaast heb ik een aantal nieuwe tekeningen bedacht. Het was heel gaaf om daar te hangen, het is echt een prominente plek, zo langs het strand.’

Zoektocht

En nu werkt hij aan zijn nieuwe graphic novel. Het oplepelen van zoveel jeugdherinneringen brengt wel wat teweeg. ‘Ik heb heel veel moeite gehad met mijn coming-out, dat komt nu allemaal weer boven. De zoektocht naar het waarom gaat steeds verder terug. Pas nu ik al mijn herinneringen orden, krijg ik zicht op welke gebeurtenissen impact hebben gehad. Ik plak er maar meteen therapiesessies aan vast, dan kan ik het verwerken. Dus komt het niet in het boek, dan heb ik daar toch zelf wat aan gehad.’

Floor de GoedeWas het zo’n moeilijk proces omdat de jaren negentig zo anders waren? ‘Dat speelde zeker mee. Jarenlang dacht ik dat ik de enige was. Op tv zag ik Jos Brink en Paul de Leeuw, verder was er nul representatie. Toen ik ontdekte: oh, ik ben dus homo, kon ik mijzelf nergens herkennen. Ik denk dat dat een groot gemis is geweest. We leven nu in zo’n andere tijd… Jongeren hebben veel meer voorbeelden. Tegenwoordig zit er in series en boeken altijd wel een queer persoon. Er zijn zoveel meer mogelijkheden gekomen dan óf homo óf hetero. Je hoeft niet vast te zitten in een hokje, je hoeft niet te beslissen. Het is zó belangrijk om dat te laten zien.’

 


Floor de Goede pasfoto 1Flo (Amsterdam, 1980)
doyouknowflo.nl

Floor de Goede volgde de opleiding Multimediavormgeving aan het Grafisch Lyceum in Amsterdam. Na zijn opleiding vestigde hij zich als illustrator. In 2004 begon hij als een van de eerste Nederlandse striptekenaars met een dagelijkse digitale strip op zijn website doyouknowflo. In 2006 deed hij mee met de Stripstrijd in het Parool en won hij de vpro debuutprijs. Hij debuteerde als kinderboekillustrator in Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten (Querido, 2009), dat werd bekroond met een Zilveren Griffel. Samen met Edward van de Vendel maakte hij nog vijftien kinderboeken. Sofie en de pinguïns werd in 2011 bekroond met de Pluim van de Senaat van de Nederlandse Kinderjury. In 2012 verscheen zijn lovend ontvangen graphic novel Dansen op de vulkaan bij Oog & Blik/De Bezige Bij. In 2021 kreeg hij een Zilveren Penseel voor de tekeningen in Gloei, gevolgd door een Bronzen Penseel voor Rekenen voor je leven in 2022. In de loop van zijn carrière publiceerde hij in onder meer NRC.next, NRC, AD, Het Parool, Expreszo en Zone 5300. De strips van Flo zijn te vinden op Instagram (@Flodego).

 

Dit interview is mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten