Graphic Medicine
Artikelen

Graphic medicine: De geneeskundige kracht van strips

Cartoons over ziekte, dokters, therapeuten en patiënten zijn zo oud als de cartoon zelf. Lachen met miserie is dan ook vaak een voortreffelijk medicijn. De voorbije jaren duikt ‘welzijn’ steeds nadrukkelijker op in stripromans en is verlichtend (leed)vermaak niet meer het enige doel. Graphic Medicine is zelfs uitgegroeid tot een begrip in de welzijnssector.

Kunsttherapie is niet nieuw: mensen met een fysieke of mentale aandoening vinden soms afleiding, troost en verlichting van de symptomen als ze zich artistiek kunnen uiten. Naast muziek, plastische kunsten of theater gebeurt dat ook steeds vaker met stripverhalen. Niet toevallig is de medische graphic novel ontstaan uit de autobiografische graphic novel. Uit die tak van de stripstam schoten nieuwe loten op met een andere thematiek: de auteurs hadden het nog steeds over hun eigen leven, maar focusten wel meer op lijden en ziekte.

Binky Brown Meets the Holy Virgin Mary
Binky Brown Meets the Holy Virgin Mary, Justin Green

Justin Green wordt vaak gezien als grondlegger van de medische graphic novel. In 1972 publiceerde hij zijn neurotische memoires Binky Brown Meets the Holy Virgin Mary. Daarin doet hij verslag van zijn religieus getinte obsessief-compulsieve stoornis. In navolging van Green kende het genre eind jaren 1990 en begin jaren 2000 een exponentiële groei. Cartoonisten die leden aan een of andere ziekte, of die geconfronteerd werden met de ziekte van een vriend of familielid, vonden in hun kunst een manier om hun ervaringen te verwerken.

Zo verbeeldde de Finse cartooniste Kaisa Leka zichzelf als muis in de graphic novel I Am Not These Feet. Die gaat over de beslissing om haar misvormde voeten te laten amputeren. Het medium hielp Leka om afstand te nemen van zichzelf en haar medisch probleem. Dezelfde strategie paste Marisa Acocella Marchetto toe in haar graphic novel Just Who the Hell is She, Anyway?, waarin ze een alter ego van zichzelf creëerde. In Inside Out: Portrait of an Eating Disorder behandelde Nadia Shivack haar stoornis zelfs als een persoon, genaamd Ed.

Colonic, Haworth Booth
Colonic, Haworth Booth

De Engelse stripmaakster Emily Haworth-Booth, kreeg voor Colonic, over een onderzoek van haar dikke darm, de Observer/Cape/Comica graphic short story prize in 2013. Ook haar ervaring met chronische vermoeidheid vertaalde ze in tekeningen. Daarover zegt ze: “Er is een tekening van mij op een blad, een tekening van mijn pijn – die is nu buiten mij, klein, controleerbaar. Misschien heb ik de pijn nu iets meer in de hand, of op z’n minst heeft die pijn niet meer de macht die hij voordien had. Het gaat om een vorm van benoemen, wat cruciaal is om iets te beheersen.”

“Er is een tekening van mij op een blad, een tekening van mijn pijn – die is nu buiten mij, klein, controleerbaar. Misschien heb ik de pijn nu iets meer in de hand, of op z’n minst heeft die pijn niet meer de macht die hij voordien had.”

Het hoeft dus niet te verbazen dat een aantal van de meest succesvolle graphic novels met een medisch thema autobiografisch zijn. Harvey Pekar, Joyce Brabner en Frank Stack zetten met Our Cancer Year de toon. Andere verplichte literatuur: Fun Home: A Family Tragicomic van Alison Bechdel; Bitter Medicine: A Graphic Memoir of Mental Illness van Olivier en Clem Martini; Tangles: A Story about Alzheimer’s, My Mother, and Me van Sarah Leavitt; Arrugas (Rimpels) van Paco Roca over de ziekte van Alzheimer; Marbles: Mania, Depression, Michelangelo and Me van Ellen Forney; Katie Greens Lighter Than My Shadow over haar worsteling met een eetstoornis en mishandeling, en tot slot Cancer Vixen: A True Story van Marisa Acocella Marchetto. Al die verhalen komen voort uit persoonlijke ervaringen.

Striplezen als therapie

Het succes van graphic pathographies, zoals stripromans over ziekte soms worden genoemd, is niet alleen een gevolg van auteurs die het aandurven om hun aandoening toe te vertrouwen aan het papier. De graphic novels slaan ook aan bij patiënten die geen striptekenaar zijn. Zij herkennen zich in het verhaal en kunnen zo hun eigen ziekte makkelijker plaatsen. De reactie die Brian Fies het vaakst van lezers te horen kreeg op zijn Mom’s Cancer, was hoe verrassend en opluchtend ze het vonden om te ontdekken dat ze niet alleen waren.

Mom's Cancer, Brian Fries
Mom’s Cancer, Brian Fries

De therapeutische waarde van graphic pathographies schuilt onder meer in hun kracht om de beeldvorming over ziektes te veranderen. De manier waarop een ziekte wordt getoond, beïnvloedt de perceptie, wat dan weer de beleving van de ziekte kan veranderen. Op die manier zijn medische graphic novels een uitstekend instrument om taboes rond sommige aandoeningen te doorbreken. Na jaren waarin enkel dokters en wetenschappers ziekte en pathologie in beeld brachten, was het hoog tijd voor een nieuwe beeldvorming.

Het beeldverhaal als brug tussen dokter en patiënt

Patiënten en hun naasten vinden meer dan alleen troost en herkenning in beeldverhalen over de ziekte die hen treft. Het medium blijkt bovendien uitermate geschikt om te informeren over de ziekte en de emotionele leefwereld van de patiënt. Graphic pathographies zijn uitnodigend omdat ze worden geassocieerd met vermaak en lichtvoetigheid. Bovendien is het een toegankelijk, ontwapenend medium: van de lezer wordt niet verwacht dat hij of zij de strip moet interpreteren, in tegenstelling tot (wetenschappelijke) literatuur. Ook de combinatie van woord en beeld brengt complexe informatie minder abstract en intuïtiever over.

Verder bevatten strips volgens voorstanders het potentieel om diagnostische redeneringen scherper te stellen en de observatievaardigheden en empathie van dokters te vergroten. Graphic novels kunnen bovendien fouten in het systeem van de gezondheidszorg aan het licht brengen, zoals tekortkomingen die voor beleidsmakers en zorgverleners onder de radar blijven.

Een recente studie bevestigt dat: twee Japanse artsen onderzochten hoe het concept informed consent of ‘geïnformeerde toestemming’ gebaat was bij het gebruik van stripverhalen. Ze ontwikkelden strips om hersenbloeding en de daaropvolgende medische ingrepen uit te leggen. Gedurende twee jaar gebruikten de dokters die strips om de aandoening aan patiënten en hun familie uit te leggen. Vervolgens vroegen ze de patiënten naar hun voorkeur: een stripverhaal of een uitleg van een dokter. Maar liefst 93 procent van de ondervraagden had een voorkeur voor de strip.

De informatiestroom via beeldverhalen loopt soms ook in omgekeerde richting, van patiënt naar arts: strips kunnen gezondheidsprofessionals inzicht verschaffen in de leefwereld van hun patiënten – zeker als het gaat over zaken die patiënten uit schaamte of onzekerheid niet vertellen op een consultatie. Verder bevatten strips volgens voorstanders het potentieel om diagnostische redeneringen scherper te stellen en de observatievaardigheden en empathie van dokters te vergroten. Graphic novels kunnen bovendien fouten in het systeem van de gezondheidszorg aan het licht brengen, zoals tekortkomingen die voor beleidsmakers en zorgverleners onder de radar blijven.

Graphic Medicine

Ian Williams is een Britse dokter, cartoonist en schrijver. Hij is een drijvende kracht en een van de grootste pleitbezorgers van graphic novels over ziekte en welzijn. Elke week maakt hij een aflevering van Sick Notes, een mini-strip voor het Britse dagblad The Guardian. In 2014 bracht hij zijn eerste graphic novel uit, The Bad Doctor. Williams is ook de man achter het begrip Graphic Medicine, dat verwijst naar de combinatie van het medium (het beeldverhaal) met onderwerpen en jargon uit de geneeskunde.

In 2007 startte hij met de gelijknamige website graphicmedicine.org, die is uitgegroeid tot verzamelpunt van kennis over medische graphic novels. Het team bestaat uit een vijftiental artsen, verplegers, striptekenaars, bibliothecarissen en onderzoekers en verkent het gebruik van graphic novels in de gezondheidszorg. Verder wil de organisatie alle strips gerelateerd aan geneeskunde in kaart brengen, recenseren en archiveren.

A Choice
A Choice

Graphic Medicine heeft veel facetten en die wil Williams tonen. Dat blijkt ook uit The Graphic Medicine Manifesto dat hij samen met MK Czerwiec en een aantal gelijkgestemden heeft uitgebracht in 2015. “Graphic Medicine is zowel een genre binnen de graphic novel als een academisch onderzoeksveld, een beweging en een (online) onderzoeksplatform”, zegt Williams. “In ons manifest – het eerste deel van een reeks – laten we de invulling van het begrip bewust zo ruim mogelijk en open.”

Studeren met Graphic Medicine

Graphic Medicine is een jong begrip en de mogelijkheden zijn nog lang niet uitgeput. Maar om ze uit te diepen, is meer wetenschappelijk onderzoek nodig. Graphic Medicine onder de aandacht brengen van de academische wereld is dan ook een van de speerpunten van de beweging. En dat lukt steeds beter. Zo ontwikkelden onderzoekers aan de psychologie afdeling van de Victoria University in het Nieuw-Zeelandse Wellington een paar jaar geleden A Choice en A Change. In die graphic novels lezen jongeren die zichzelf verwondingen toebrengen of met depressie kampen waar en hoe ze hulp kunnen vinden.

De grootste kracht van stripverhalen – hun ‘lichtvoetig karakter’ – is meteen ook hun achilleshiel. Net zoals graphic novels nog niet zo lang serieus worden genomen als artistiek genre, moet Graphic Medicine vechten tegen het vooroordeel ‘niet intellectueel’ en ‘niet academisch’ te zijn.

 

De groeiende academische interesse voor Graphic Medicine blijkt ook uit het toenemende aantal conferenties en studiedagen. De International Comics & Medicine Conference, die telkens aan een andere universiteit wordt georganiseerd, heeft er al negen edities opzitten aan universiteiten in onder meer Californië, Londen en Toronto. Hier en daar experimenteren docenten bovendien met Graphic Medicine als lesmateriaal voor studenten geneeskunde. Naast technische competentie zijn empathie en medeleven immers sleutelelementen van een goede geneeskundige praktijk. Bij dat laatste kan Graphic Medicine helpen.

Nadat de jaarlijkse International Comics & Medicine Conference neerstreek in de Northwestern University Feinberg School of Medicine in Chicago, is striptekenen er toegevoegd aan het curriculum van geneeskundestudenten. Dat gebeurde op aangeven van verpleegster-cartoonist Czerwiec, die er nu artist in residence is. Meer onderzoek naar de impact en de effecten blijft de grote uitdaging voor Graphic Medicine.

De grootste kracht van stripverhalen – hun ‘lichtvoetig karakter’ – is meteen ook hun achilleshiel. Net zoals graphic novels nog niet zo lang serieus worden genomen als artistiek genre, moet Graphic Medicine vechten tegen het vooroordeel ‘niet intellectueel’ en ‘niet academisch’ te zijn. “De grootste uitdaging van Graphic Medicine is om vaste voet aan grond te krijgen in de academische wereld”, zegt Williams. “De interesse is er zeker, en beetje bij beetje krijgt het onderwerp meer aandacht. Maar we merken dat er nog veel vooroordelen bestaan tegenover het stripverhaal als wetenschappelijk onderzoeksonderwerp en pedagogisch instrument.”

Van informeren naar commercialiseren

De aandacht die Graphic Medicine tekort komt in de academische wereld, krijgt het genre stilaan te veel aan het andere eind van het spectrum: die van de farma-industrie. Farmaceutische bedrijven hebben altijd al geprobeerd om kinderen en jongeren aan te spreken. In stripverhalen zien ze nu het perfecte communicatiemiddel – vaak met goede intenties en resultaten. Zo voert Super Safe Comics, een pedagogische reeks over de veiligheid van ziektepreventie, Captain Super Safe ten tonele. Met zijn vrienden heeft hij het over een helm dragen op de fiets, omgaan met vuur of vermijden dat honden je bijten.

Jumo Health
Jumo Health

Geïnspireerd door de Marvel-superhelden creëert Jumo Health dan weer stripreeksen om kinderen te informeren over ziektes, diagnoses, onderzoeken en geneesmiddelen, bij monde van vijf superhelden: de Medikidz. De inhoud wordt aangeleverd door dokters; tekenaars zetten het materiaal om in beelden. De avonturen van helden als Skinderella en Gastro gingen meer dan 3,5 miljoen keer over de toonbank en verschenen in meer dan 50 landen en in 30 talen. In maart 2019 verscheen een vierdelige reeks over hemofilie.

“Kwaliteitsverlies als gevolg van commercialisering is een tweede grote uitdaging van Graphic Medicine”, zegt Ian Williams. “We zien dat ondernemingen de strip steeds meer gebruiken als een middel om geld mee te verdienen, terwijl er geen enkele creatieve of kwalitatieve noodzaak aan de basis ligt.”

 

De bedrijven Graphic Adaption Media en Vivio maken zelfs strips op maat. Bij Vivio reik je zelf een medisch onderwerp aan, kies je een tekenaar en scenarist, en de onderneming levert een strip voor kinderen en adolescenten af. Zoals De verkoudheid van mijn vriend, IJsbeer en bruine beer tegen infecties en Een overvol hoofd, een strip over ADHD. 

Burn-Out dagboek, Maaike Hartjes
Burn-Out dagboek, Maaike Hartjes

Maar de grens tussen informeren en adverteren is soms dun. “Kwaliteitsverlies als gevolg van commercialisering is een tweede grote uitdaging van Graphic Medicine”, zegt Ian Williams. “We zien dat ondernemingen de strip steeds meer gebruiken als een middel om geld mee te verdienen, terwijl er geen enkele creatieve of kwalitatieve noodzaak aan de basis ligt.” Dat blijkt uit de opname van logo’s en de producten van grote farmaceutische bedrijven op de achterflap. Williams: “Zoiets is onvermijdelijk. Ook bij andere stripgenres is er altijd een kwaliteitsvollere, kunstzinnigere tak, en een meer commerciële. Er is ruimte voor de twee. Bovendien zijn strips, zeker in de VS, al vanaf hun ontstaan nauw verweven met reclame en commerciële doeleinden.”

Graphic Medicine bij ons

Ook in onze contreien duiken gezondheid en geneeskunde steeds vaker op in strips. In Vlaanderen zijn de meeste strips over welzijn het resultaat van een samenwerking tussen artsen, zorgverleners, patiënten en grafische kunstenaars. In 2000 brachten bioloog Geerdt Magiels en psychiaters Erik Thys en Marc De Hert Het geheim van de hersenchip (EPO, 2000) uit, een strip die houvast biedt voor mensen met psychoses. Het boek verscheen in maar liefst veertien talen. De drie publiceerden via vzw MIS-verstand, een organisatie die vooroordelen rond psychiatrische stoornissen bestrijdt. Eerder maakten ze samen al Alles of niets, een strip over bipolaire stoornis. Thys bracht in 2008 ook Het geheim van de ruimtelift uit, een stripverhaal over autisme.

Dit jaar maakte Mario Boon Dirk, het leven is een strijd waard, een graphic novel over het belang van het vroegtijdig opsporen van darmkanker. Hij deed dat op aangeven van darmspecialist Luc Colemont. Colemont schreef ook mee aan het scenario. Ondanks hun duidelijke informatieve missie, waren de makers zich goed bewust van de vooroordelen over het medium: “Al snel hadden we beslist dat we vooral géén educatieve strip mochten maken. Het moest een op zich staand oneshot worden”, zegt Boon daarover.

Mensen (Museum het Dolhuys), Marcel Ruijters
Mensen (Museum het Dolhuys), Marcel Ruijters

In Wallonië organiseert La « S » Grand Atelier in Vielsalm workshops voor mensen met een mentale beperking. Daar zijn al tentoonstellingen uit voortgekomen, maar ook enkele verbluffende graphic novels, zoals L’Évangile Doré de Jésus-Triste (2017), Knitting Dolls (2010) en L’Army secrète (2014). In Nederland lanceerde museum Dolhuys in Haarlem in 2017 dan weer het magazine Mensen. In het Dolhuys werden sinds de 16de eeuw personen met een psychische aandoening verpleegd. Het magazine bracht de verhalen van jongeren met ADHD, angststoornissen en psychoses in beeld. Nog in Nederland wordt het ‘sociaal stripverhaal’ gebruikt om kinderen met autisme bij te brengen hoe ze hun taalgebruik kunnen aanpassen aan de gesprekspartner, de context en de situatie. De strips illustreren en vereenvoudigen gesprekken.

Wills kracht, Willem Ritstier
Wills kracht, Willem Ritstier

Tot slot vinden we ook in ons taalgebied voorbeelden van graphic novels waarmee het allemaal begon, namelijk autobiografische strips met therapeutische inslag. Met Wills Kracht verwerkte Willem Ritstier de dood van zijn vrouw die overleed aan kanker. Toen het tekenares Maaike Hartjes in 2014 allemaal even teveel werd, nam ze geen enkele opdracht meer aan maar maakte ze elke dag een pagina over wat ze had gedaan, gedacht en gevoeld. Die pagina’s bracht ze samen in haar Burn-out dagboek. Een ‘zelfhulpboek’ noemt ze dat beeldverhaal niet, maar therapeutisch was het wel. Hartjes hoopt bovenal dat mensen met een burn-out herkenning kunnen vinden in haar werk, en dat het mensen zonder burn-out de aandoening beter kan laten begrijpen.

 


De 9e Kunst zal in de toekomst met enige regelmaat artikelen plaatsen die eerder werden gepubliceerd in het tijdschrift Stripgids. Dit artikel verscheen in Stripgids #5, juni 2019