Onder de titel “Op u komt het aan” presenteert de redactie van Stripgids in haar 10e nummer een artikel dat zij ‘het dossier van de Staten-Generaal’ noemt. Daarin vertellen vier strip-professionals wat er volgens hen verbeterd moet worden om de Vlaamse stripwereld toekomstbestendig te maken. Die vier professionals zijn striptekenaar Dieter Steenhaut, stripscenarist en -journalist Peter Moerenhout, cultuurwetenschapper en verantwoordelijke voor communicatie en educatie bij het Belgisch Stripcentrum Tine Anthoni en cartoonist en schrijver Lectrr. De bijdrage van Lectrr kun je hieronder lezen. In acht punten somt hij zijn aanbevelingen op, gericht aan makers, uitgevers, handelaren, beursorganisators en beleidsmakers.
Voor de overige drie artikelen verwijzen we je naar het zojuist verschenen 10e nummer van Stripgids, of naar de website van Stripgids waar het dossier als download te vinden is.
Voor de makers: Verhaal, verhaal, verhaal
Eerst het goeie nieuws. Ondanks al het doemdenken zullen er altijd strips gemaakt én gelezen worden. Ook al krimpt ons doelpubliek en komen de publicatie- en verspreidingsmogelijkheden onder druk: strips blijven hun eigen, vreemde niche opeisen. We hebben lang gedacht dat het internet een einde zou maken aan de Negende Kunst, maar het wordt stilaan duidelijk dat dat niet zo is. Vergelijk het een beetje met de komst van de lift. Toen de lift uitgevonden werd, schreef een Engelse krant dat trappenmakers nu wel de deuren konden sluiten. Dat is uiteindelijk toch goed meegevallen.
De geheime kracht die ervoor zorgt dat strips nog steeds gelezen worden is natuurlijk: verhaal. Mensen zijn verhalende wezens, en we houden van goeie vertellers. Vlaanderen heeft een unieke traditie op het vlak van de Negende Kunst. Het is aan ons om die levend te houden. En dat kan door verhalen centraal te houden. Op zoek te blijven gaan naar goeie verhalen. De voorbije jaren is men dat een beetje vergeten.
We zijn gegaan voor een ongelofelijke stripproductie. Elk jaar opnieuw sneuvelen de records van het aantal nieuwe albums. En toch, jaar na jaar komen er minder albums uit die je je binnen tien jaar nog zal herinneren. Die een échte indruk na hebben gelaten.
Het maken van een strip wordt te vaak herleid tot het aan elkaar rijgen van indrukwekkende beelden, nauwelijks nog gestut door een goed scenario of een intrigerend verhaal
We zijn gezegend met ongelofelijke tekenaars die beeldend virtuoos zijn, maar door tijdsdruk en tekort aan middelen wordt het maken van een strip te vaak herleid tot het aan elkaar rijgen van indrukwekkende beelden, nauwelijks nog gestut door een goed scenario of een intrigerend verhaal. Dat is een stevige kritiek, ik weet het.
Bedenk, collega stripmakers: een beresterk verhaal met een mottige tekenaar blijft een goed verhaal dat de moeite waard is om te lezen. Er zijn voorbeelden genoeg van strips die niet virtuoos getekend zijn maar toch de tand des tijds doorstaan. Ik denk aan Maus.
Het omgekeerde is een pak moeilijker. Een beregoeie tekenaar die aan de slag moet om een strip te maken van een keislecht scenario zal niet kunnen terugkijken op werk dat de tand des tijds kan doorstaan.
Daarmee wil ik uiteraard geen pleidooi houden voor slecht getekende strips. Ik bedoel ook niet dat tekenaars ondergeschikt zijn aan scenaristen. Met deze uitspraak bedoel ik dat verhalen de kérn zijn van wat we doen, en dat we dat aan het vergeten zijn. Laat ons terugkeren naar die kern, terug op zoek gaan naar wat mensen roert en daarmee aan de slag gaan.
Aan de uitgevers: focus op lezers, niet op verzamelaars
Wie al eens in een stripwinkel komt merkt dat de voorbije jaren de focus van de stripuitgevers sterk veranderd is. Daar waar vroeger nog geïnvesteerd werd in het uitbouwen van nieuwe reeksen op lange termijn ligt de focus nu op snelle winsten in het heden.
Uitgevers hebben het geweer stevig van schouder veranderd in een poging om op een goedkope manier snel geld te verdienen: we worden overspoeld door integrales. En dat is op korte termijn inderdaad slim: oud materiaal heruitgeven in mooie edities, we zijn er allemaal al wel eens voor geplooid. De investering is minimaal, er hoeft niks nieuws gemaakt te worden, en de afzetmarkt is er. Naar de aandeelhouder toe is dat briljant. Op lange termijn is het echter geen goed idee om enkel daar op in te zetten. Het trekt geen – of nauwelijks – nieuwe lezers aan, en je bouwt niks op waar je op lange termijn mee aan de slag kan.
Als een hele sector zich oriënteert op een glorieus verleden in plaats van werk te maken van een glorieuze toekomst, dan heb je een probleem
Integrales en heruitgaven drijven op nostalgie. En hoewel nostalgie een perfect marketingargument is, is het geen toekomstgericht argument. In de stripwereld betekent het dat je verzamelaars bedient, en geen lezers.
Op lange termijn moeten uitgevers zich de vraag durven stellen: hoe vaak kunnen we hetzelfde album nog verkopen aan dezelfde personen? Uiteindelijk houdt dat eens op. Als een hele sector zich oriënteert op een glorieus verleden in plaats van werk te maken van een glorieuze toekomst, dan heb je een probleem.
Het probleem met nostalgie is dat het publiek dat er in geïnteresseerd is snel veroudert. De lezer van vandaag is zo hard aan het vergrijzen dat die er morgen niet meer is. En wie niet investeert in jonge, nieuwe lezers, heeft straks geen kapitaalkrachtige lezers meer om in de nabije toekomst integrales aan te slijten.
En daar knelt het schoentje: die lezer van morgen haakt momenteel massaal af.
Aan de uitgever: de lezer van morgen leest geen verhalen van gisteren
Voor het eerst zitten we met een generatie kinderen waarvan het aandeel dat ‘Suske en Wiske’ überhaupt kent KLEINER is dan het aandeel dat hen niet kent. Vlaamse kinderen groeien steeds meer op ZONDER strips. Dat zou uitgevers zorg moeten baren. Het zijn namelijk de consumenten van morgen.
En natuurlijk ligt dat voor een groot stuk bij de veranderende wereld waarin we leven: kinderen en tieners hebben veel meer om uit te kiezen dan strips alleen, ze worden overstelpt met games, Netflix, comics, manga… maar het zou oneerlijk zijn om het probleem volledig extern te leggen. Uitgevers hebben wel degelijk een aandeel in de reden waarom de lezer van morgen nauwelijks nog strips leest. Onze hele stripsector drijft op relicten uit een ver verleden. Vlaamse stripreeksen sluiten nauwelijks nog aan bij de leefwereld van kinderen en tieners en doen ook de moeite niet om er op aan te sluiten.
Nagenoeg élke grote nog lopende stripreeks is een halve eeuw oud of ouder. Eén van de grootste lopende stripreeksen is gebaseerd op een tv-serie die dertig jaar oud is (FC De Kampioenen, red.). Dat is op zich geen probleem, die reeksen zijn rijke universa die goed opgebouwd zijn en vol goeie verhalen zitten.
Zonder inhoudelijke vernieuwing heb je nul kans op succes en de Vlaamse stripsector zit inhoudelijk op autopiloot richting het faillissement
Alleen verandert de wereld rondom ons aan een ongelofelijk snel tempo en de stripreeksen veranderen niet of nauwelijks mee. De verhalen die 50 jaar geleden relevant waren en de manier waarop ze verteld werden werken niet meer. De lezer van morgen kan je enkel nog bereiken door mee te evolueren. En laat ons eerlijk zijn: dat gebeurt niet meer in Vlaanderen. Er wordt hooguit wat aan plastische chirurgie gedaan, maar aan het DNA wordt niet geraakt. En dat is problematisch.
Een 75 jaar oude reeks als Sus en Wis maak je niet up to date door Wiske hippere kleren aan te doen of door Suske een smartphone te geven en voor de rest niet aan de reeks te sleutelen. Die smartphone of dat rokje zijn het probleem niet.
Onze beeldtaal, onze samenleving, onze verhalen én onze jeugd zijn compleet veranderd en blijven continu in verandering. Een verandering die bovendien alsmaar sneller gaat. Maar de meeste stripreeksen hanteren nog hetzelfde vertelstramien en dezelfde beeldtaal als 50 jaar geleden. Dan is het logisch dat de lezer, die wel door is geëvolueerd, afhaakt. Ofwel veranderen onze Vlaamse reeksen mee, ofwel zullen ze verdwijnen.
Als een kind kan kiezen tussen Spider-Man, waar élk verhaal gaat over de inwendige struggles die je als puber doorworstelt, of de bordkartonnen personages uit Jommeke of Suske en Wiske, dan is de keuze snel gemaakt
Uitgevers wéten dit nochtans. In het verleden heeft men hiermee geëxperimenteerd én succes geoogst. Ondertussen is het tien jaar geleden dat aan Standaard Uitgeverij het geheime project Amoras werd opgezet. Inmiddels heeft men er meer dan een miljoen albums van verkocht. Het is natuurlijk niet zo dat élke risicovolle investering oplevert. Er zijn ook vernieuwingsoperaties die minder succesvol waren. Maar zonder inhoudelijke vernieuwing heb je nul kans op succes. De Vlaamse stripsector zit inhoudelijk op autopiloot richting het faillissement.
Emotioneel en inhoudelijk moeten onze striphelden de 21e eeuw in. Als een kind kan kiezen tussen Spider-Man, waar élk verhaal gaat over de inwendige struggles die je als puber doorworstelt, of de bordkartonnen personages met karikaturale emoties uit Jommeke of Suske en Wiske, dan is de keuze snel gemaakt. Op de een of andere manier hebben quasi al onze striphelden de boot gemist als het op emotionele ontwikkeling aankomt. Het zijn clichématige karikaturen die in de late 20e eeuw nauwelijks nog werkten en nu helemaal niet geloofwaardig meer zijn.
Het kan nochtans. De Amerikaanse reeks ‘Archie’ wordt al sinds 1942 gepubliceerd en evolueerde van lullige, ééndimensionale personages naar doorwrochte karakters van vlees en bloed. Een van de populairste Netflix-reeksen (Riverdale) is er zelfs op gebaseerd. En zo zijn er nog voorbeelden. Alleen niet in Vlaanderen. Of toch niet bij de grote reeksen. Want uiteindelijk is het wel daar dat het moet gebeuren. In de marge gebeurt vanalles dat inhoudelijk zeer interessant is. De graphic novel-wereld doormaakt die evolutie wél. Alleen krijg je geen gevorderde stripwereld als je niet eerst jonge mensen aan de familiereeksen krijgt. En die zijn te muf voor de jongeren van nu.
We hebben een ongelofelijk rijke vertelcultuur vol ongelofelijke personages die zo naar de 21e eeuw getild kunnen worden, mits wat lef en wat investering
De Vlaamse familiestrip heeft een sterk minderwaardigheidscomplex als het op inhoud aankomt. Uitgevers en makers verstoppen zich achter de bordkartonnen lulligheid van het medium om niet te moeten nadenken over het potentieel ervan. Strips kunnen zeer diepe en complexe thema’s bespreekbaar maken zonder daarbij hun eigenheid kwijt te raken. Alleen doen we dat niet.
En als we al een moeilijk thema aanraken, dan doen we dat met bordkartonnen personages die aan de oppervlakte blijven. En jongeren geven dat een label waar je niet meer vanaf komt: cringe. Mocht u die jongerenterm niet kennen: google die gerust.
‘Cringe’ is het ergste wat de stripwereld kan overkomen. Dat het doelpubliek niet gezien wil worden met strips omdat ze te beschamend zijn. Maar daar zijn we dus aangekomen.
Dat is een énorme werf voor de uitgevers. Niet de vraag “Hoe krijg je strips weer hip?”, maar gewoon, ‘Hoe krijgen we strips weer aanvaardbaar?” Nochtans is het niet zo’n onoverkomelijke klus. Ga weer aan de slag met de kluis vol personages en verhalen en investeer in de striphelden van de toekomst. Het is verdomme niet eens moeilijk: we hebben een ongelofelijk rijke vertelcultuur vol ongelofelijke personages die zo naar de 21e eeuw getild kunnen worden, mits wat lef en wat investering.
Alweer aan de uitgever: de strip van morgen
Het is ook tijd om na te gaan denken over de verschijningsvorm. Het heeft geen zin meer om vast te houden aan het stramien van dagelijkse voorpublicatie in een krant en vier albums per jaar.
Niet alleen zijn er nauwelijks nog strips die nog een voorpublicatie hebben, er zijn vooral ook nauwelijks nog lezers die dit volgen. Ik kan dan ook geen enkele praktische reden meer geven waarom men vasthoudt aan dat uitgaveritme. Het is iets wat aangehouden wordt uit gewoonte, waar gewoon niet over nagedacht wordt. Dat gewoontedenken is een plaag binnen de stripwereld. We doen dingen omdat we ze altijd zo gedaan hebben, niet omdat ze een reden hebben.
Vier à vijf albums per jaar uitbrengen heeft bovendien een bijkomend nadeel.
Met het tempo van vier albums per jaar koel je de pap van de instant gratification generation gewoon niet meer, die elk moment van de dag nieuwe content te verwerken krijgt. In andere grote striplanden vangt men dat op door die cadans te doorbreken en ervoor te zorgen dat de lezer quasi constant geprikkeld wordt. Er zijn hoofdreeksen, en die kunnen gerust op vier, vijf albums blijven zitten als dat productioneel het maximum zou blijken te zijn, maar ook zijreeksen. In de VS vangt men het bijvoorbeeld op door stukken van het uiteindelijk album, in geniete boekjes (de ‘single issue’) van 24 pagina’s, uit te geven als voorpublicatie, pas later gevolgd door de ‘Trade Paperback’, die het volledige verhaal bundelt. In Japan bestaat een soortgelijk systeem.
Waarom zou een Jommeke uitgelezen zijn na 44 pagina’s en geen story arc aankunnen van 800 met daarin subverhalen?
Door het handig aan te pakken verschijnt er zo goed als elke week een stukje van het verhaal. Zo hou je de aandacht van de lezer niet alleen, je houdt de lezer ook warm. In een wereld waar alles altijd voorhanden is moet hij of zij moeite doen om mee te zijn.
Er zijn nog trucjes om de lezer aan boord te houden. Waarom zou een Jommeke uitgelezen zijn na 44 pagina’s en geen story arc aankunnen van 800 met daarin subverhalen? Net door games en Netflix is de moderne lezer echt wel in staat om moeite te doen voor een verhaal, enige inspanning te leveren en kan die heus wel gevraagd worden tijd te investeren in een goed verhaal. Ook jongere lezers.
Een andere gewoonte waar niet over nagedacht wordt is de limiet van 44 pagina’s. Dat heeft druktechnisch vast ooit een goeie reden gehad, maar verder is er geen enkel argument om die beperking aan te houden. Waarom zou je in de 21e eeuw niet kunnen uitbreken uit de beperkingen waar men vijftig jaar geleden om praktische redenen aan vast zat?
De strip van vandaag is nog teveel een goed gedrukte versie van de strip die gisteren werkte. Het is hoog tijd om die vorm van gisteren los te laten en na te denken over de strip van morgen, voor het te laat is.
Hé, uitgevers: maak van uw lezers ambassadeurs!
Waar we in Vlaanderen het hardst de bal laten vallen is duidelijk de lezer. We kennen ’m niet, en zien ’m enkel als koper. Een striplezer kan echter nog iets veel krachtiger worden: het is een potentiële ambassadeur voor uw merk. En daar maken we in Vlaanderen geen gebruik van.
Strips hebben de eigenschap dat je je als lezer ermee kan identificeren. Marvel, Dark Horse, DC Comics… hebben dat goed begrepen. Middels merchandise (speelgoed, kledij, noem maar op) geven ze de lezer de kans zich te ‘binden’ aan hun favoriete personages. Veel mensen denken dat merchandising draait om geld kloppen uit de zakken van de lezer, maar zien dat verkeerd.
Strips maken deel uit van de manier waarop lezers zichzelf zien. Het fan-zijn van Deadpool of The Avengers maakt deel uit van wie iemand is, en dus wil men dat graag uiten aan de buitenwereld. Aan vrienden en familie en collega’s en buren en toevallige voorbijgangers. Als uitgeverij klop je op dat moment geen geld uit de zakken van die mensen, je biedt hen een kans een deel uit te maken van het verhaal van de stripheld. En dat willen héél wat lezers maar al te graag.
Van Fanny merchandise had iemand miljonair kunnen zijn
Ook de Vlaamse lezer wil laten zien dat hij fan is van pakweg Kiekeboe, maar kan dit nauwelijks. Het is me een volstrekt raadsel waarom er geen Suske en Wiske-Funko bestaan. Waar zijn de Amoras-games? Laat ons niet doen alsof onze uitgeverijen niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om van hun intellectuele properties deftige games te maken. Videogames bouwen kost geen stukken van mensen meer, er bestaat zoiets als tax shelter voor videogames én Vlaanderen is een topregio op het vlak van de ontwikkeling van games. Een t-shirt drukken is echt niet zo duur als je denkt. Van Fanny merchandise alleen al had iemand miljonair kunnen zijn.
Het is een gemiste kans. Niet alleen economisch: merchandise brengt een aardige duit in het bakje, maar vooral voor de rol van de lezer als ambassadeur. Elke lezer die besluit om zich te identificeren met een Vlaamse stripreeks overtuigt anderen tot lezen. Loop over straat en kijk rond. Je ziet T-shirts, maar het zijn stuk voor stuk wandelende reclameborden voor Marvel. Mensen willen uitpakken met wie ze zijn en waar ze van houden. Geef hen die kans!
Aan het beleid: integreer strips in het cultuurlandschap
Laat ons een kat een kat noemen: strips worden stiefmoederlijk behandeld in de culturele wereld en door het beleid. Nét geen literatuur, ook net géén beeldende kunst. In het beste geval mogen een paar graphic novelisten die doorgebroken zijn in het buitenland wel eens opdraven in een prijsuitreiking maar meestal worden stripmakers behandeld als stoffige ambachtslui die losgebroken zijn uit Bokrijk (bekend om haar openluchtmuseum, red.).
Als ik één tip mag geven aan het beleid: hou op met strips weg te moffelen in een hokjes waar ze niet thuis horen. Wees trots op onze strips als deel van ons cultureel landschap. We hebben een stripcultuur die nergens anders ter wereld voorkomt. Momenteel kan ik niet anders concluderen dan dat het beleid niet trots is maar zich schaamt voor onze stripcultuur.
Het mooiste voorbeeld zijn de Ultima’s, de Vlaamse cultuurprijzen. Door de Ultima’s omschreven als “hét cultuurfeest waar we de héle cultuurwereld samenbrengen en terugblikken op het voorbije jaar”. Als dat klopt, dan horen strips niet tot de cultuurwereld. Er zijn prijzen voor zo ongeveer alles, tot iets vaags als ‘cultureel ondernemerschap’ toe. En voor strips?
Als de Ultima’s hét grote feest is dat de héle cultuurwereld samenbrengt dan is de stripwereld de bard uit Asterix die vastgebonden aan een boom mag toekijken, maar niet deelnemen
Technisch gezien vallen strips onder de Letteren-Ultima, dat weet ik ook wel, maar de persoon die dat heeft beslist heeft weinig kennis van het literaire landschap – waar strips stiefmoederlijk behandeld worden. Iedereen weet dat er nooit of te nimmer een Ultima richting een stripmaker zal gaan. De zogenaamde ‘high brow’-kunsten zullen het altijd halen, er is altijd wel een romancier of dichter die de prijs meer zal verdienen dan een stripmaker. En dat terwijl er tot 2015 nog een Vlaamse cultuurprijs voor strips was en we wél erkend werden als een valabel deel van het culturele landschap.
Maar nu vallen we dus uit de boot. Een boot waar zelfs de amateurkunstenaar een eigen prijs heeft. Als de Ultima’s hét grote feest is dat de héle cultuurwereld samenbrengt dan is de stripwereld de bard uit Asterix die vastgebonden aan een boom mag toekijken, maar niet deelnemen.
Van Negende Kunst naar Genegeerde Kunst.
Aan de striphandelaar: wees curator
De eindeloze diarree aan nieuwe strips is iets wat vast ook u, als handelaar, enorm frustreert. Een kat vindt er zijn jongen niet meer in. Vooral omdat het alsmaar moeilijker wordt om kwaliteit een kans te geven in die ellendige stroom van strips.
Want laat ons eerlijk zijn: het is niet allemaal kwalitatief de moeite. De tijd dat het duur was om een strip te drukken ligt achter ons en dus wordt zo ongeveer alles wat ergens ter wereld gemaakt wordt ook in het Nederlands gedumpt in de stripwinkel. En de stripwinkel zit er mee.
Er is niemand die de stripwereld zo goed kent als iemand die al jaren strips verkoopt
De nieuwe taak in de 21e eeuw voor de stripwinkel bestaat er volgens mij dan ook niet meer in om winkelier te zijn, maar curator. Onderscheid jezelf van andere stripwinkels door de keuzes die je maakt en de boeken die je beslist te pushen. Het is iets wat in de literaire wereld al gebeurt: de betere boekhandel biedt enkel een selectie aan van wat er is en helpt de lezer dus een weg vinden in het enorme literaire landschap. Dat moet de striphandelaar ook lukken.
Er is niemand die de stripwereld zo goed kent als iemand die al jaren strips verkoopt. Uw stem telt, u beslist mee wat goed is en wat het verdient gelezen te worden.
Aan de stripbeurzen
Zolang de doorsnee stripbeurs grotendeels bestaat uit bananendozen vol oud papier ga je doorsnee mensen niet aan het lezen krijgen. Vergelijk strips met hedendaags design. Als je hedendaagse vormgevers aan de man wil brengen ga je toch ook uw potentiële koper niet uitnodigen op een stoffige brocantemarkt?
Met stripbeurzen is het net hetzelfde. Een groot deel van de beurzen zijn oudpapiermarkten. En natuurlijk is daar een publiek voor, anders zouden ze niet overleven.
Maar tegelijk sleurt de hele sector de reputatie mee dat strips oud en stoffig zouden zijn. De gemiddelde stripbeurs trekt geen nieuwe mensen aan, het stoot zelfs potentieel geïnteresseerden af.
Stripbeurzen draaien teveel rond de strip van het verleden, maar biedt geen meerwaarde aan de stripwereld van het heden of van de toekomst. Het is een manier geworden om nog wat geld te verdienen op het verleden, zolang dat nog kan. Want uiteindelijk dunt ook het publiek voor de klassieke stripbeurs uit.
De comic/manga-beurs FACTS trekt in dit land meer volk dan alle andere stripbeurzen samen
Waarom zijn stripbeurzen geen belevenissen? We zien dat nu al, ook in Vlaanderen, ontstaan rond de comic-conventies. Geloof het of niet, maar één Amerikaanse comic-beurs/Manga-beurs (FACTS) trekt in dit land meer volk dan ALLE andere stripbeurzen samen. Dat besef zou er moeten voor zorgen dat je bijstuurt.
Conventies zijn niet zo erg anders dan een stripbeurs. Er is de beursvloer waar handelaars hun waar aan de man brengen. Er staan occasioneel zelfs bananendozenhandelaars, dus dat publiek blijft gewoon welkom. Alleen valt er zoveel meer te beleven dat de nieuwsgierigen over de streep gehaald worden; er zijn Q&A-panels, er zijn prijzen voor wie verkleed komt als zijn lievelingspersonages (iets wat gretig gedaan wordt), er zijn games, er zijn fanclubs aanwezig, er zijn decors nagebouwd waar de instagramgeneratie zijn gram kan halen, er is speeddating, enz.
In een conventie word je als het ware in het fandom gezogen, je raakt verknocht aan de magische wereld der verhalen. Dat mis ik op Vlaamse stripbeurzen. Er worden geen verhalen verkocht, geen dromen of verlangens, maar oud papier.
Zolang stripbeurzen geen evenementen worden waar iedereen naartoe wil komen zullen ze veilige havens zijn voor eenzame, oudere mannen die oud papier stockeren. Laat het een teken aan de wand zijn: eens vrouwen en kinderen ook stripbeurzen frequenteren, dan zijn we weer goed bezig. Het wordt hoog tijd dat ook deze sector out of the box gaat denken. The bananabox.
De 9e Kunst plaats met enige regelmaat artikelen die eerder werden gepubliceerd in het tijdschrift Stripgids. Dit artikel verscheen in Stripgids #10, december 2021