In mijn kast staan drie graphic novels waarin virussen een rol spelen. We zijn inmiddels allemaal ruim ervaren in leven met het corona-virus. Wat brengen deze pre-coronaboeken eigenlijk naar voren over omgaan met een virus?
Het meest hilarische boek in mijn kast is Monsters (Ken Dahl, uitg. Secret Acres, 2009). Ken heeft herpes genitalis, een seksueel overdraagbaar virus dat leidt tot branderige blaasjes op de genitaliën. Of zoals Ken het samenvat: “Heb je ooit gezocht naar afbeeldingen van ‘herpes’? Het ziet eruit als iets uit een monsterfilm.” Zodra Ken erachter komt dat hij herpes onder de leden heeft, stort zijn leven in. Hij leeft een tamelijk wild, anarchistisch leven, komt rond van baantjes in horeca en supermarkt, bezoekt graag kroeg en concert en is dol op vrouwen. Herpes opent zijn ogen: “Ik realiseerde me nooit hoe walgelijk en gevaarlijk seks is.” Is het eigenlijk nog wel ethisch om in romantisch opzicht interesse te hebben in iemand, vraagt hij zich af.
De hilariteit van Monsters schuilt in de wijze waarop het boek verslag doet van alle mogelijke huis-tuin-en-keuken manieren om van de herpes af te komen, de absurde gedachten van Ken over de rest van zijn leven en hoe hij probeert belangstelling van in hem geïnteresseerde vrouwen te omzeilen. Dahl tekent het allemaal met veel vaart, het monsterlijke spat van de pagina’s. Terwijl Ken enorme moeite heeft open te zijn over het virus dat hij opliep en zijn verantwoordelijkheid te nemen, leren we middenin het boek dankzij een aantal prachtig vormgegeven educatieve pagina’s over de ins en outs van herpes. Kennis helpt, openheid ook. Het monsterlijke virus zelf vertrouwt Ken op de laatste pagina toe: “I’m just another life form trying to survive in this weird, fucked-up world”. Het coronavirus zal het niet veel anders verwoorden.
Het meest duistere virus-boek in mijn kast is Black hole (Charles Burns, uitg. De Bezige Bij/Oog & Blik, 2013). Het boek is duister qua stijl, maar zeker ook qua inhoud. De tekeningen van Burns zijn zwart en zitten vol horror-elementen. Het verhaal ontvouwt zich niet eenvoudig; het zit vol met dromen, flashbacks, fantasieën en herinneringen. Waar de huidige coronapandemie vooral een bedreiging vormt voor ouderen, mensen met overgewicht, het armere en klein behuisde bevolkingsdeel of patiënten met andere ernstige aandoeningen, treft in Black hole een mysterieuze, seksueel overdraagbare infectie alleen jongeren. De infectie leidt tot gaten en spleten in het lijf op plaatsen waar ze niet horen, tot elegante staarten en op langere termijn tot gruwelijke mismaaktheid.
Het boek volgt een aantal van die jongeren en centraal staat niet het bestrijden en behandelen van de ziekte of pogingen om infectie te voorkomen. Centraal staan de belevenissen van de highschool-jeugd: de verveling, hun vervreemding (ouders spelen nauwelijks een rol), onderlinge wreedheden, en de behoefte aan drank, drugs en seks. Black hole laat zien hoe jongeren zich afzonderen en ontwikkelen te midden van peers en hoe deze eigen wereld gaandeweg belangrijker wordt dan het gezin. De associaties met de zorgeloze illegale feesten en uit de hand gelopen chill-avonden die elk weekend aan de orde zijn tijdens de (gedeeltelijke) lockdowns van 2020 liggen voor de hand.
Het meest menselijke boek over virussen in mijn kast vind ik het autobiografische Blauwe pillen. A positive love story (Frederik Peeters, 2008, uitg. Sherpa). Want wat betekent het als je verliefd wordt op iemand die het humaan immunodeficiëntie virus (Hiv) onder de leden heeft? Dat overkwam Frederik Peeters. Toen hij op een feest Cati ontmoette en verliefd op haar werd, wist hij niet hoe haar Hiv-besmetting hun leven zou beïnvloeden.
Het boek gaat eerst en vooral over hoe de relatie tussen Cati en Frederik zich ontwikkelt, maar laat ook zien hoe het behandelregime hun dagelijkse leven mee vorm geeft. Terwijl Dahl met Monsters zijn lezers ook iets lijkt te willen leren over herpes, maakte Peeters in de eerste plaats een liefdesverhaal waarin een virus tegelijk een hoofdrol en een bijrol speelt. In een interview verklapt Peeters zijn boodschap: “Het leven gaat door, er is altijd toekomst. Verspil geen tijd en geniet van het leven. Dat is wat ik wilde zeggen” (Zozolala nr. 173, 2010). Niettemin komt het virus wel heel dichtbij als Frederik, nadat een condoom gescheurd is, een zweertje in zijn mond ontdekt. Het zal toch niet? Hij test negatief en de huisarts poogt hem en Cati gerust te stellen: ‘je hebt evenveel kans om het virus op te lopen als de kans die je hebt om een witte neushoorn tegen te komen op weg naar huis’. Dat lijkt overigens met het huidige coronavirus wel anders te zijn.
De kansen op besmetting, een virus waarmee we moeten leren leven, de zorgeloosheid van de jeugd. Allemaal herkenbare elementen in pre-coronastripverhalen met infectieziekten. Striptekenaars hebben ondertussen niet stil gezeten en inmiddels zijn er (online) talloze stripverhalen over onze dagelijkse omgang met het coronavirus te vinden. De website Graphic Medicine verzamelt en categoriseert ze sinds maart 2020. De waarde van deze ‘outbreak narratives’ schuilt in het laten zien van persoonlijke ervaringen met het coronavirus en de wijze waarop het de samenleving onder druk zet en solidariteit noodzakelijk maakt[1]. Coronastrips maken het onzichtbare virus letterlijk en in de volle breedte zichtbaar, vanuit een microscopisch perspectief op virusdeeltjes tot de mondiale gevolgen van de pandemie.
-
Callender B, Obuobi S, Czerwiec MK, Williams I. COVID-19, comics, and the culture of contagion. The Lancet 2020; 396:1061-1063.