Ineens is de Franse stripmaker Jean-Marc Rochette overal. Begin dit jaar verscheen zijn bekendste werk Snowpiercer opnieuw en in integrale uitvoering, vanwege de televisie-adaptatie die op Netflix te zien is. Vorige maand verraste hij met zijn schitterende graphic novel De wolf, over een schapenhoeder die de strijd aangaat met een welp (zie de recensie hier) en tegelijkertijd verscheen in het Engels Altitude, nog een graphic novel die zich in de bergen afspeelt.
Altitude is een autobiografisch klimmersrelaas dat speelt in de jaren zeventig. We volgen Jean-Marc die als rebelse tiener de schoolregels aan zijn laars lapt, zich weinig aantrekt van goed fatsoen en het liefst met een vriend gaat klimmen in het nabijgelegen berggebied. Dat geluk heeft hij: Rochette groeit op vlakbij het Massif des Écrins, het berggebied waar ook De wolf is gesitueerd.
In de vorm van een logboek worden de beklimmingen opgetekend: steeds als Jean-Marc aan een beklimming begint, staat de naam van de berg, de moeilijkheidsgraad en de hoogte bovenaan de pagina vermeld. Dat is vast interessant voor kenners, voor de striplezer vooral leuk als wetenswaardigheid: de routes worden steeds ingewikkelder en vooral gevaarlijker.
Deze manier van vertellen is niet meteen spannend en er zijn passages in het verhaal dat er niet veel meer gebeurt dan klimmen. Maar als er zich iets voordoet dat niet per se met klimmen te maken heeft (verliefdheid, ruzie of pubergedrag) worden ook de beklimmingen interessanter. Dan ziet de lezer dat bergbeklimmen zich slecht verhoudt met alledaagse fratsen. Logisch, een moment van onachtzaamheid kan fataal zijn en gaandeweg verongelukken er klimmers of keren ze niet meer terug. Het vergt veel van de jonge klimmers om gemotiveerd te blijven en door te gaan.
Anders dan de ultieme alpinisme-strip Summit of the Gods van de Japanse manga-grootmeester Jiro Taniguchi, die meer dan 1500 pagina’s wijdde aan de voorbereiding en beklimming van de Mount Everest, zijn de beklimmingen in Altitude doelen die afgevinkt moeten worden, op weg naar moeilijkere en steilere bergen. In Summit of the Gods werd alles uiterst minutieus en bijna per seconde uitgebeeld, in Altitude nemen we hooguit kennis van de zoveelste bedwinging.
Altitude is daarmee veel minder een klimstrip dan die lijkt: halverwege het verhaal, als Jean-Marc van school is en het burgerbestaan hem wacht, zien we dat hij nog niet klaar is: niet voor het echte leven en niet voor de grote bergen. Hij gaat nog naar Amerika om daar El Capitan te zien, de natte droom van iedere durfal, maar twijfelt steeds meer of de gevaren van het bergbeklimmen wel opwegen tegen een toekomst – bijvoorbeeld de toekomst als stripmaker, zijn andere passie.
Nu klinkt het als een spoiler, maar het is geen geheim dat Rochette strips is gaan maken, en niet eens onverdienstelijk. Ook zijn klimmersautobiografie is mooi van opzet en verhaal. Hij weet met enkele rake streken een complete bergpartij neer te zetten en geeft de sfeer op de hoger gelegen delen van onze aarde prachtig weer. Werkelijk talent voor koppen en anatomie heeft hij niet: het ziet er soms onbeholpen uit en dat valt vooral op als hij ineens een perfect angstig gezicht tekent. Het zit er wel in, maar lijkt er niet uit te komen. Ook daarover is hij in zijn verhaal eerlijk: hij is lui, heeft niet altijd zin om hard te werken of zijn best te doen.
Altitude is anders dan De wolf, ondanks de overenkomsten in vooral kleur en entourage. De wolf is meeslepend, Altitude is onderhoudend. Het verhaal ontwikkelt zich mooi van de jeugdige klimmer naar de laattwintiger die zich gaat toeleggen op striptekenen: die twee sporen zijn door het hele verhaal aanwezig en komen mooi samen in het eind. Vanwege het strikt autobiografische is het sluitstuk ingetogen en berustend. Het is bemoedigend om achter in het dossier een actuele foto te zien van Rochette, een zestiger met een korte witte baard en een klimmershelm.
Jean-Marc Rochette – Altitude. Self made hero. 296 pagina’s hardcover. £16.99.