Reinhard Kleists The Boxer (gepubliceerd in 2011 en vertaald naar het Engels in 2014) vertelt het waargebeurde verhaal van de joodse Harry Haft, die de verschrikkingen van Auschwitz wist te overleven en vervolgens als professioneel bokser aan de slag ging in Duitsland en Amerika. Harry Hafts indrukwekkende verhaal werd opgetekend door zijn zoon Alan Haft in de biografie Harry Haft: Auschwitz Survivor, Challenger of Rocky Marciano (2006) en Kleist baseerde zijn strip op dit werk.
In het eerste deel van The Boxer zien we hoe de minderjarige Haft met een afleidingsmanoeuvre ervoor zorgt dat zijn oudere broer de Duitse registratie van joden in het Poolse Bełchatów kan ontvluchten. Door deze dappere actie wordt Harry echter zelf opgemerkt en meegenomen door de nazi’s. Wat volgt is een gang langs verschillende concentratie- en vernietigingskampen; Kleist besteedt vooral aandacht aan Hafts ervaringen in het concentratiekamp Jaworzno. Daar ziet een SS-officier genaamd Schneider mogelijkheden en hij besluit Haft in te zetten voor de bokswedstrijden tussen gevangenen die worden georganiseerd ter vermaak van het kamppersoneel. Kleist laat zien hoe Haft gedwongen wordt de meestal veel zwakkere tegenstanders naar de grond te werken terwijl smalende en juichende nazi’s hen aanmoedigen. Haft heeft dondersgoed door dat hij zijn eigen overlevingskansen vergroot door een spektakel te bieden, dus maakt hij er een kat-en-muisspel van waarin hij de tegenstander zo lang mogelijk op de benen houdt.
Een belangrijk thema in Kleists strip is dat ‘goed’ en ‘kwaad’ niet altijd zulke eenduidige begrippen zijn. De strip lijkt een reactie te zijn op het vaak herhaalde contrast tussen het ultieme kwade en het ultieme goede (of onschuldige) in verbeeldingen van de Holocaust. Zo zien we in populaire cultuur vaak de zogenaamde ‘evil nazi’ voorbijkomen: personages die het kwaad in zijn puurste vorm lijken te belichamen.[1] Deze nazi karakters zijn immer sadistisch, compleet immoreel en bijna onmenselijk door hun monsterlijke gedrag. Veel van deze karakters krijgen ook een seksuele lading of afwijkend seksueel gedrag toegeschreven, denk bijvoorbeeld aan Amon Goeth in Schindler’s List, en het nazi-hoofdpersonage van de bejubelde en verguisde roman De Welwillenden. Het nadeel van de sterke contrasten tussen het kwaad/het goed zoals we dat vaak in populaire verbeeldingen van WOII zien, is dat het weinig ruimte biedt om de grijze gebieden en de nuances daarbinnen verder te onderzoeken.
We moeten natuurlijk niet vergeten dat er wel degelijk sadistische nazi’s bestonden, en dat het gedrag van deze sadisten én andere nazi’s ontegenzeggelijk immoreel, crimineel en verwerpelijk was. Maar de verdeling tussen kwaadaardige nazi’s enerzijds en onschuldige slachtoffers anderzijds gaat voorbij aan de meer complexe tussencategorieën die ook onderdeel uitmaakten van het ideologische systeem. Zoals Primo Levi zo treffend beschreef in De Verdronkenen en de Geredden (1986), de concentratiekampen waren plekken waarin allerlei gradaties van (gedwongen) medeplichtigheid bestonden.[2] Het verkrijgen van privileges door medeplichtigheid binnen het systeem van bruut geweld kon het verschil betekenen tussen leven en dood. Levi vraagt zijn lezers na te denken over deze grijze gebieden en de verschillende posities daarbinnen. Hij stelt daarbij ook belangrijke morele vragen over schuld en verantwoordelijkheid. Een gevangene die meer werk op zich neemt om wat extra voedsel te krijgen is niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld een Kapo, een gevangene die in ruil voor privileges toezicht hield over anderen en vaak geweld gebruikte om in een goed blaadje te komen bij de nazi’s.
Kleist nuanceert scherpe tegenstellingen tussen goed en kwaad door drie personages op te voeren die een meer complex beeld geven van de verschillende posities in de kampen: hoofdpersoon Harry Haft, SS-officier Schneider en Kapo Mischa, een oude kennis van Harry. The Boxer laat duidelijk zien welke verschrikkelijke dingen Haft heeft moeten doen om de Holocaust te overleven. Het grijze gebied van medeplichtigheid en overleving wordt vooral treffend getoond door de gedwongen bokswedstrijden waaraan Haft deelneemt. Boksen was een belangrijk onderdeel van de nazi-ideologie omdat het de fysieke superioriteit van het Arische ras zou laten zien.[3] Deze ideologische inslag zorgde ervoor dat de sport ook werd gebruikt in de concentratiekampen, omdat het zou laten hoe zwak en inferieur de joden waren. De gevangen waren homo sacer, lichamen die geheel ter beschikking stonden van de nazi’s en straffeloos gebruikt en vermoord konden worden.[4] Wanneer we Primo Levi’s beschrijving van de grijze gebieden van de kampen toepassen op de gedwongen bokswedstrijden, wordt duidelijk dat deze spektakelgevechten ook een vreselijk soort medeplichtigheid met zich meebrengen. Harry Hafts winst betekent het doodvonnis van zijn tegenstander. Kleist toont treffend het visuele contrast tussen de uitgemergelde en gehavende gevangenen die met doodsangst de ring in worden gebracht en het geamuseerde publiek van duidelijk goed gevoede nazi’s. Haft is zo goed in de boksring dat hij zelfs een bijnaam krijgt: “The Beast from Jaworzno”.
De manier waarop Kleist de SS-officier die Haft onder zijn hoede neemt heeft verbeeld, is ook meer genuanceerd dan het figuur van de ‘evil nazi’ die ik hierboven noemde. Schneider is een opportunist die binnen het kampsysteem zoekt naar manieren om zichzelf te verrijken. Hij gebruikt Haft hiervoor – naast de bokswedstrijden laat hij Haft ook waardevolle spullen stelen – en biedt hem in ruil daarvoor privileges en bescherming. Kleist toont ook hoe Schneiders gedrag wordt ingegeven door zijn zorgen over de toekomst: “Als ik ervoor zorg dat je overleeft, sta je bij mij in het krijt. Ik wil dat je [de geallieerden] vertelt dat ik niet zoals de anderen ben. Kan je dat doen?”.[5] Schneider wordt niet neergezet als het vleesgeworden kwaad, maar eerder als een sjacheraar die alleen vanuit eigenbelang handelt. In de strip laat Kleist Schneider een vergelijking maken tussen wolven en schapen, waarin hij aangeeft liever bij de wolven te horen dan bij de kudde schapen: het toont iets van de machtswellust die het daderschap aanlokkelijk maakt. Wat Kleist in de strip helder neerzet, is dat Schneiders acties laakbaar en afkeurenswaardig zijn, maar ze ook onderdeel zijn van het spectrum van menselijk gedrag, en niet monsterlijk.
Kleist benadrukt deze, meer menselijke blik op de dader door zijn tekenstijl. Schneiders uiterlijk is niet bijzonder of opvallend: hij ziet er juist wat gewoontjes uit. Het kan aanlokkelijk zijn om het uiterlijk van daders te laten matchen met hun gedrag. Zo kunnen we duidelijk herkennen wie het kwaad belichaamt en zijn er duidelijke visuele contrasten tussen daders en slachtoffers.[6] Kleist tekent Schneider niet als een karikatuur, maar als een doorsnee man. Er is wel degelijk een visueel contrast tussen de ondervoede en geschoren kampgevangenen en de geüniformeerde en gezond uitziende nazi’s, maar geen van de personages wordt op een visueel excessieve manier neergezet. Kleist geeft geen kijkje in Schneiders hoofd – dat zou in de context van dit verhaal ook te ver gaan – maar door hem neer te zetten als machtsliefhebber en opportunist biedt hij een aantal voorzichtige suggesties waarom Schneider een dader geworden is.
Een derde personage dat de grijze gebieden van het kampsysteem verkent is Mischa, een kennis van Haft uit Bełchatów. De twee mannen treffen elkaar in het concentratiekamp in Jaworzno, alwaar Mischa als Kapo direct Haft aftuigt en daar ook plezier uit lijkt te halen. Mischa wordt neergezet als brute bullebak die de pest heeft aan Haft en waar mogelijk geweld gebruikt om zijn hogere positie in de pikorde te benadrukken (het is uiteindelijk Schneider die ervoor zorgt dat Mischa Haft niet meer lastigvalt). Holocaust-onderzoeker Inga Clendinnen observeerde al dat veel overlevenden in hun getuigenissen benadrukten dat het ongegronde en directe geweld van medegevangenen de meest diepe wonden sloeg.[7] Het verraad van een bekende die zich zo tegen je kan keren wordt ook in The Boxer helder uiteengezet, onder meer met de belangrijke confrontatie die plaatsvindt tussen Haft en Mischa na de oorlog. Haft herkent Mischa wanneer hij direct na de oorlog in Bełchatów over straat loopt. Wat volgt is een kort gevecht waarin Haft de voormalige Kapo naar de grond werkt en een pistool op hem richt. Pleitend voor zijn leven probeert Mischa zijn gewelddadige gedrag goed te praten: “Ik dacht dat ze me zouden sparen als ik me zoals hen gedroeg. Overleven was het enige van belang. Dat weet jij als geen ander, wie was het Beest van Jaworzno?!!!”[8]
Kleist toont mooi hoe de rollen omgedraaid zijn door Mischa kruipend op de grond te tekenen terwijl Haft boven hem uittorent. De confrontatie tussen de twee mannen roept een aantal belangrijke vragen op over verschillende vormen van (gedwongen) medeplichtigheid en over het gebruik van geweld tegen medegevangenen. Het is duidelijk dat Mischa’s rol als gewelddadige Kapo verachtelijk is, maar The Boxer vraagt lezers om ook na te denken hoe Mischa en Haft zich tot elkaar verhouden. Beiden hebben geweld gebruikt om te overleven en in beide gevallen werd dit geweld gestimuleerd binnen de microkosmos van het kamp. Is de ene manier van overleven moreel verwerpelijker dan de andere? Mischa had duidelijk meer ruimte om niet te kiezen voor geweld, maar Kleist geeft ook een voorzichtige ingang tot het idee dat ook Mischa’s rol en de schuldvraag wellicht complexer zijn dan we op het eerste gezicht zouden denken.
En dan is het nog van belang om terug te gaan naar het hoofdpersonage van deze strip, Harry Haft. Haft is een moeilijke en vaak onsympathieke man, dat blijkt direct uit de eerste paar pagina’s van de strip, waar we zien hoe Haft zijn zoon Alan slaat. ‘Ik was vaak bang van hem’ vertelt Alan.[9] Geweld vormt een rode draad in het leven van Harry Haft en Kleist laat zien hoe het geweld dat Haft zelf onderging in zijn jeugd doorloopt in de gewelddadige omgeving van de concentratiekampen, zijn bokscarrière na de oorlog, en het geweld dat hij vervolgens richt op zijn gezin. Kleist heeft in een interview aangegeven dat toen hij het verhaal van Haft onder ogen kreeg, hij niet zeker was of hij het aandurfde omdat Haft geen sympathiek persoon is.[10] Haft past niet in wat Anne Roth de ‘geromantiseerde overlevende’ in onze hedendaagse traumacultuur noemt: de overlevende die moreel gezien geen smet op zijn/haar blazoen heeft en vaak als zwak wordt afgebeeld.[11] Haft heeft een moreel ingewikkeld karakter en dat is juist wat de strip zo boeiend en belangrijk maakt (dit doet ook denken aan Vladek in Art Spiegelmans Maus). The Boxer laat zien dat als mensen slachtoffer zijn van verschrikkelijke dingen, ze die niet per se als heilige te boven komen. De realiteit is complexer dan de vaak herhaalde en vastomlijnde goed/kwaad-categorieën die we vaak terugzien in populaire cultuur en discussies.
Tot slot is het belangrijk om de woorden van Holocaust-onderzoeker Christopher Browning mee te nemen (die ik omwille van de helderheid van zijn observatie niet zal vertalen): “Perpetrators did not become fellow victims (as many of them claimed to be) in the way some victims became accomplices of the perpetrators. The relationship between perpetrator and victim was not symmetrical. The range of choice each faced was totally different”.[12] Kleist toont duidelijk aan dat de drie personages in The Boxer verschillende posities innemen die gepaard gaan met verschillende mogelijkheden tot handelen. Haft wordt slachtoffer gemaakt van de perverse medeplichtigheid van de bokswedstrijden in de kampen. Mischa, daarentegen, heeft meer ruimte om keuzes te maken rondom het geweld dat hij gebruikt en zijn gewelddadige gedrag is dus ook eenvoudiger te veroordelen. En Schneider heeft alle macht en ruimte om geweld te verordonneren, zonder ooit het risico te lopen er zelf slachtoffer van te worden. De strip laat er geen twijfel over bestaan dat Schneider een dader is die moreel en strafrechtelijk veroordeeld moet worden. Niettemin, Kleists werk toont dat het ook van belang is om met een meer genuanceerde blik naar rigide classificaties tussen slachtoffers en daders te kijken, zodat we beter begrijpen hoe gedwongen medeplichtigheid een belangrijk onderdeel is van een genocide. The Boxer is een belangrijke strip omdat het op een gevoelige en overtuigende wijze dergelijke grijze gebieden verkent.
Een uitgebreidere versie van dit artikel verscheen eerder in het Engels (en is te downloaden op de site van Winchester University): in ‘t Veld, L., 2020. “Nuancing Gestures: Perpetrators and Victims in Reinhard Kleist’s The Boxer”. Journal of Perpetrator Research, 3(1), pp.69–94.
[1] Zie bijvoorbeeld Caroline Joan S. Picart & David A. Frank, Frames of Evil: The Holocaust as Horror in American Film (Carbondale: Southern Illinois University Press, 2006) en Joanne Pettitt, Perpetrators in Holocaust Narratives: Encountering the Nazi Beast (London: Palgrave Macmillan, 2017).
[2] Primo Levi, The Drowned and the Saved, vertaald door Raymond Rosenthal (New York: Summit Books, 1988), p.58.
[3] Doriane Gomet, ‘Between Survival Strategy and Bloody Violence: Boxing in Nazi Concentration and Extermination Camps (1940–1945)’, The International Journal of the History of Sport, 33.10 (2016), 1–17, p.4
[4] Ibid., p.2, naar Giorgio Agamben.
[5] Engelse tekst: “If I help you survive, you’ll be in my debt. I want you to tell them that I’m not like the others. Would you do that?”
[6] Zie bijvoorbeeld de manier waarop de belangrijkste naziofficier wordt afgebeeld in Pascal Croci’s strip Auschwitz.
[7] Inga Clendinnen, Reading the Holocaust (Cambridge: Cambridge University Press, 1999), p.82.
[8] Engelse tekst: “I thought they’d spare me if I acted like them…The only thing that mattered was staying alive. You know that as well as me! Who was the beast of Jaworzno, huh?!!!”
[9] Engelse tekst: “I was often scared of him”.
[10] Paul Gravett, ‘Reinhard Kleist Interview’, Paul Gravett, 6 juli 2014, <http://www.paulgravett. com/articles/article/reinhard_kleist_interview>
[11] Anne Rothe, Popular Trauma Culture: Selling the Pain of Others (New Brunswick: Rutgers University Press, 2011), p. 40.
[12] Christopher Browning, Ordinary Men: Reserve Police Battalion 101 and the Final Solution in Poland (New York: HarperCollins, 1998), p.187.