Van 30 mei tot en met 5 juni laten professionals uit de cultuursector gezamenlijk hun stem horen tijdens CULTUUR IN ACTIE[1] met als doel een bredere financiële ondersteuning van het kabinet. Het zal de gemiddelde Nederlander misschien ontgaan, maar ook stripmakers, -winkels en -uitgevers maken deel uit van de brede Nederlandse cultuursector. Ook zij hebben het door de corona-crisis moeilijk en ook zij zullen hun stem de komende week moeten laten horen.
De waardering van cultuur in crisistijd (of het gebrek eraan) is voor mij inmiddels bekend terrein. Dat komt door het onderwerp van mijn aankomende graphic novel, Dagen van Zand, waar ik inmiddels al twee jaar aan werk. Het verhaal gaat eveneens over een crisistijd, hetzij 90 jaar geleden. Ook toen stond de cultuursector op het punt om in een diepe afgrond te vallen. Maar het tegenovergestelde gebeurde.
Even terug naar april, 2020. De corona-crisis heeft op dat moment de cultuursector in enkele weken compleet lamgelegd. Een steunpakket van minister Van Engelshoven wordt pas op 15 april geïnitieerd, na vele noodkreten, en vooralsnog lijkt het pakket enkel de gevestigde instellingen uit de brand te helpen. Er volgen hartstochtelijke pleidooien waarin het belang van cultuur wordt onderstreept, zoals van acteur Ramsey Nasr[2]. Hij vertelt bij Buitenhof dat kunstenaars zelfs kunnen worden ingezet om de crisis te bestrijden. Zouden scenaristen, als ultieme kenners van oorzaak en gevolg, niet een veel realistischer toekomstbeeld kunnen schetsen dan wetenschappers? Deze uitspraak bleef nog lang bij me hangen, en niet alleen omdat ik het er volledig mee eens ben. Ik herkende namelijk in zijn pleidooi elementen uit de aanpak van The Great Depression in de jaren ’30, de crisis waar ik inmiddels vanwege mijn graphic novel dagelijks mee bezig ben. Als kunstenaar werken voor de overheid, in plaats van je handje op te houden… Een radicaal idee. Of niet?
Mijn graphic novel Dagen van zand volgt de jonge fotograaf John tijdens The Great Depression, een golf van werkloosheid en armoede die ontstond na de val van Wallstreet in 1929. In mijn onderzoek kwam de grensverleggende aanpak van deze crisis veelvuldig voorbij. President F. D. Roosevelt, een democraat, besloot de crisis te lijf te gaan met hervormingen die hij “The New Deal” noemde. Opvallend daarbij was Roosevelts enorme steun aan de cultuursector. Bovendien steunde hij kunstenaars niet door ze te subsidiëren, maar door ze in te huren. Roosevelt initieerde in 1935 het “Federal Art Project” (FAP), een overheidsprogramma waarin kunstenaars bibliotheken, bioscopen, vliegvelden en andere gemeentegebouwen mochten voorzien van hun werk. De overheid betaalde hen een vast bedrag per dag. De kunstenaars werden veelal vrijgelaten in hun keuzes, en konden zichzelf op deze manier sterk ontwikkelen. Schilder Willem de Kooning, die een jaar gebruik mocht maken van het FAP, vat het mooi samen: “Het Project was enorm belangrijk. We verdienden genoeg om van te leven en mochten schilderen wat we wilden.” Gemeentegebouwen werden in korte tijd voorzien van prachtig werk. Onder meer Jackson Pollock en Mark Rothko, twee van de grootste kunstenaars van de twintigste eeuw, maakten via het FAP werk voor de openbare ruimte. Er was ook een educatief aspect. Kunstenaars werden ingehuurd als docent in nieuwe kunstcentra en scholen. Tienduizenden werden door dit programma gered van werkloosheid en de VS werd behoed voor een dreigend zwart gat in haar cultureel erfgoed.
De FAP had een impact die veel groter was dan Roosevelt had kunnen voorzien. Vooral op het gebied van fotografie. Zijn “Farm Security Administration” (FSA) zette fotografen in om het Amerikaanse plattelandsleven vast te leggen. Dit is ook waarvoor de hoofdpersoon in mijn boek, John, wordt ingehuurd. De foto’s van de FSA maakten een diepe indruk op het Amerikaanse volk. In nietsontziende zwart-wit beelden werd de keiharde realiteit van armoede vastgelegd. De hartverscheurende foto’s van families die op blote voeten naar Californië lopen op zoek naar een beter leven, lieten niemand onberoerd. De FSA-foto’s worden nog steeds gezien als de bakermat van de westerse documentairefotografie. Voor enkele jonge fotografen van die tijd, zoals Walker Evans en Dorothea Lange, betekende het de definitieve doorbraak. En ook schilder Willem de Kooning kreeg na zijn werk voor de FAP het inzicht dat hij van kunst zijn beroep wilde maken, in plaats van een hobby op zijn oude dag. Kortom: in crisistijd werd een nieuwe generatie kunstenaars geboren, die we tot op de dag van vandaag kennen.
In de Verenigde Staten zijn tijdens de corona-crisis inmiddels al meer mensen werkloos geraakt dan tijdens de hele Great Depression. En het ergste is: het eind is nog lang niet in zicht. Is cultuur dan onze grote redding? Nee, maar zoals Nasr al aangaf kan het wel een bijdrage leveren. En niet alleen als escapisme op Netflix. Wat te denken van monumenten voor zorgpersoneel, gemaakt door kunstenaars? Educatieve stripverhalen om analfabeten en immigranten uit te leggen wat de maatregelen inhouden? Graphic novels over de verhalen van zorgverleners? Of misschien zelfs een stripreportage waarin ex-coronapatiënten worden geïnterviewd, anoniem, doordat hun gezichten niet-realistisch getekend zijn? Het zijn maar ideeën. Wellicht verwachten we van de instellingen zelf het initiatief om kunstenaars in te huren. Maar Holger Cahill, de aangesteld directeur van het FAP destijds, zegt daarover: “Tegen 1933 besefte iedereen met een interesse in Amerikaanse kunst dat het steunen van de kunstsector een te grote taak was om over te laten aan losse individuen of agentschappen. Er moest een structurele vorm van overheidssteun komen, anders liep de Amerikaanse kunst het risico in een zwarte periode te belanden waarvan ze misschien wel nooit meer zou herstellen.”
Stof tot nadenken. Daar hebben we nu toch tijd genoeg voor. En om positief te eindigen: hier en daar wordt al tot samenwerking opgeroepen. Denk bijvoorbeeld ook aan De Wachtkamer[3] een nieuwe subsidie van de Nederlandse Ambassade, voor culturele projecten die ontstaan zijn uit de corona-crisis. Geïnspireerde tekenaars en schrijvers kunnen dus al aan de slag. En met een beetje geluk creëren we niet alleen een historisch document van een land in crisis, maar ook de volgende generatie grote Nederlandse stripmakers.
Het nieuwe boek van Aimée de Jongh, Dagen van Zand, verschijnt begin 2021 bij Dargaud en Scratch Books. Alle hierboven geplaatste afbeeldingen zijn niet definitief en kunnen dus nog veranderen.
- Cultuur in Actie is te ondersteunen via: https://www.cultuurinactie.nl/
- Het interview met Ramsey Nasr is hier terug te kijken: https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~POMS_AT_16089849~ramsey-nasr-de-rol-van-kunst-in-coronatijd~.html
- De Wachtkamer is een subsidie van de Nederlandse Ambassade, die wordt toegewezen aan culturele projecten in tijden van corona. Deze projecten moeten voor 31 augustus plaatsvinden, ze moeten een brug slaan tussen Nederland en België en ze moeten op een bepaalde manier uit de corona-crisis voortkomen. Meer informatie: https://www.nederlandenu.nl/uw-land-en-nederland/belgie/cultuur/tijdelijke-subsidieregeling-de-wacht-ruimte