Arin en het volk van de Hunebedbouwers
Artikelen

Arin en het volk van de Hunebedbouwers is geen brave geschiedenisles

In 2018 deed het Historisch Nieuwsblad weer eens onderzoek naar de vraag: hoe staat het met de kennis van Nederlanders met betrekking tot hun eigen geschiedenis? Uitkomst: we weten van toeten noch blazen. Zelfs vrij recente gebeurtenissen, zoals de damrellen of de Molukse treinkapingen, staan niet bepaald in ons collectieve geheugen gegrift. Hoe schamel moet onze bekendheid dan niet zijn met gebeurtenissen veel verder in het verleden? Als vijftig jaar ons voorstellingsvermogen al te boven gaat, dan kunnen we ons van het bestaan van mensen vijfduizend jaar geleden toch helemaal niets voorstellen? Aan het Hunebedcentrum in Borger zal het niet liggen. Dit museum in de ‘oerprovincie’ Drenthe timmert al jaren aan de weg en laat haar bezoekers, door middel van onder meer tentoonstellingen en activiteiten, kennismaken met de mensen die enkele millennia geleden in het noorden van ons land leefden.

Arin-en-het-volk-vd-HunebedboiwersTwee jaar geleden bezocht ik het centrum tijdens een korte vakantie. Ik liep er tussen de Hunebedden (‘Verboden te beklimmen!’) en bezocht het Oertijdpark. Hier zijn eenvoudige huizen uit de nieuwe steentijd nagebouwd en kun je je, op blote voeten lopend en de geur van stro en mest inademend, een moment in de prehistorie wanen. Maar het hoogtepunt van ieder museumbezoek is voor mij toch altijd de museumwinkel. Tussen de obligate flessen Drents ‘oerbier’ en de knuffelmammoeten voor de kleintjes deed ik hier een ontdekking: de historische strip Arin en het volk van de Hunebedbouwers. Ik kocht de eerste twee delen en las ze ’s avonds in mijn vakantiehuisje. Misschien kwam het door het zelf aanwezig zijn op de Drentse hei, om bij barbecue en zwembad te lezen over mensen die op deze plek lang geleden berenvlees roosterden en vochten tegen overstromende rivieren, maar Arin werd op slag een favoriet. Met de eerste twee delen van de serie dus in mijn bezit, ging ik thuis online op zoek naar de overige delen van de serie, om teleurgesteld te ontdekken dat dat er maar drie waren.

Het moest geschikt zijn voor de jeugd, maar mocht niet kinderachtig worden

 

Arin en het volk van de Hunebedbouwers is tussen 2000 en 2010 verschenen bij uitgeverij Edu’Actief, en was een initiatief van Hein Klompmaker, de toenmalige directeur van het Hunebedcentrum in Borger. Hij benaderde stripmaker Frans le Roux, voor het maken van een Asterix-achtige serie. Le Roux overtuigde hem ervan een meer realistische koers te varen; lezers waren immers onbekend met het tijdperk van de Hunebedbouwers en hadden waarschijnlijk niet de voorkennis om een humoristische serie over dit onderwerp te kunnen waarderen. Le Roux zou uiteindelijk de serie schrijven en Roelof Wijtsma, die toen al enkele historische strips op zijn naam had staan, werd benaderd voor het maken van de tekeningen. Het project werd wetenschappelijk begeleid door Hein Klompmaker zelf.

Arin, Ann, Prof. Van GniffelenRoelof Wijtsma: “Er is bij deel één een leskatern gemaakt, maar dat heeft geen vervolg gekregen. Arin is steeds meer een stripserie op zichzelf geworden, waarin het educatieve aspect ondergeschikt werd. Het avontuur, het verhaal was belangrijker dan de kennisoverdracht.” Frans le Roux: “Het moest geschikt zijn voor de jeugd vanaf een jaar of negen, maar het mocht niet kinderachtig worden.” Het resultaat was een voor meerdere generaties aantrekkelijke verhalenserie, met volwassen thema’s.

De Gottars en de Tôhs

Arin speelt in de nieuwe steentijd (het neolithicum), een tijdperk van grote veranderingen. Stammen jager-verzamelaars gingen zich in die tijd steeds vaker op één plek vestigen en graan verbouwen. Zij waren de eerste boeren. Ook de Gottar-stam, die centraal staat in de serie, bedrijft landbouw en houdt dieren. Ze behoort tot de zogenaamde trechterbekercultuur, naar de aardewerken potten die ze maken. Maar de Gottars worden in deel één, De gebroken beker, van hun grond verjaagd door de Tôhs: een achtergebleven bende jager-verzamelaars die leeft van diefstal en overvallen op meer ontwikkelde stammen. De Gottars raken op drift en beleven allerlei avonturen in hun zoektocht naar een nieuw thuis. De vijf delen van de serie volgen elkaar in chronologische volgorde op, maar zijn ook prima los van elkaar te lezen.

BrühDe hunebedden, stenen grafkelders die in de steentijd een belangrijke ceremoniële en godsdienstige functie hadden, spelen in Arin niet eens een heel grote rol. In het eerste deel van de serie, De gebroken beker, komen ze in beeld als de tienerjongen Arin een veilig heenkomen zoekt voor een roedel hongerige wolven. Hij wordt staand op een hunebed betrapt door leden van de Gottar-stam en gevangengenomen. Hij wordt ter dood veroordeeld en zal worden geofferd om voorouders en goden weer gunstig te stemmen. Brüh, een hersenbeschadigde jongen die met de goden spreken kan, zal aangeven of Arin verbrand, verdronken of levend begraven moet worden. In afwachting van Brühs oordeel wordt Arin in een hut aan een paal gebonden en uitgehongerd. Ann, de dochter van het stamhoofd, trekt zich zijn lot echter aan en helpt hem te ontsnappen. Als Arin vervolgens de Gottars waarschuwt dat hun aartsvijanden de Tôhs onderweg zijn, wordt hij door de stam liefdevol opgenomen. Arin, die als kind door de Tôhs ontvoerd werd en zelf geen familie heeft, gaat nu deel uitmaken van Thegans ‘patchwork family’, samen met artistieke pleegzus Ann (zij maakt de legendarische trechterbekers waar haar cultuur is genoemd), helderziende pleegbroer Brüh, en het geadopteerde broertje Yorrik. Samen nemen zij het op tegen de krachten die de Gottar-stam van buitenaf én van binnenuit bedreigen. Naast de elementen, de ruige natuur en de Tôhs, zijn dat diverse rotzakken die binnen de Gottarstam zelf rondlopen. Zoals de reus Bo, een bruut die leider Thegan van de troon wil stoten, en de schijnheilige grijsaard Kil Drak, die altijd klaar staat om conflicten onder de bijgelovige Gottars verder op te porren met onheilsvoorspellingen.

Een les in vaderlandse geschiedenis

De mensen van het neolithicum leefden vóór de uitvinding van het schrift en tegenwoordig spreken zij alleen nog tot ons via stoffige archeologische vondsten. Op zich misschien weinig opzienbarend, zeker in de ogen van jonge lezers, maar de verhalen die Le Roux en Wijtsma bij deze objecten vertellen zijn dynamisch en spannend en staan vol met interessante, specifieke weetjes omtrent zaken als voeding, levensonderhoud, inrichting van dorpen, enzovoort. Roelof Wijtsma: “De insteek van het Hunebedcentrum was om die verre tijd dichtbij te brengen.” Frans le Roux: “Dat was wel fijn, aan de ene kant zeer gedetailleerde kennis en aan de andere kant grote hiaten die we zelf mochten invullen. Het begon meestal met een waargebeurd historisch gegeven; bijvoorbeeld een kopervondst, een schedel met een gaatje of een potscherf waarin vingerafdrukken waren meegebakken. Deze gegevens werden aangedragen door het Hunebedcentrum. Alle verhalen beginnen en eindigen dan ook in het heden, met professor van Gniffelen (zijn naam verwijst naar de bekende Groningse hoogleraar Albert van Giffen, ook wel ‘de vader van de hunebedden’ genoemd – red.) die iets ontdekt.”

… aan de ene kant zeer gedetailleerde kennis en aan de andere kant grote hiaten die we zelf mochten invullen.

De-heerser-van-HunsowOndanks dat de makers iets anders voor ogen hadden, is Arin tóch een les in vaderlandse geschiedenis geworden. Zo’n les die in het Nederlands onderwijs blijkbaar node ontbreekt.
In Arin wordt de harde werkelijkheid van het neolithicum getoond, maar zonder de indruk te wekken van effectbejag. En dat is knap, gezien de situaties die voorbij komen. Denk aan meteorietinslagen, handamputaties, dierenoffers, (dreigende) mensenoffers, berengevechten, mensen die in het moeras verdrinken, kinderen die tot slaaf worden gemaakt en natuurlijk de eindeloze stammenstrijd. Dat dit alles voor de lezer behapbaar blijft, komt mogelijk door de rol van het hoofdpersonage in het verhaal. Arin is, ondanks het feit dat hij als kind is ontvoerd en vervolgens als slaaf werd gebruikt door de wrede Tôhs, de redelijkheid zelve. Hij is de rustige, rationele stem in het verhaal. Zijn reactie op de dingen die om hem heen gebeuren is vrij modern te noemen. Dit schept een gezonde afstand tot de barbaarsheid van bepaalde gebeurtenissen en sluit aan bij de belevingswereld van de onbedorven, moderne lezer, die bij ‘water en vuur’ eerder denkt aan zwembad en barbecue, dan aan ritueel verdronken worden of levend verbrand. Als professor Van Gniffelen in het laatste deel van de serie, nota bene naar aanleiding van de vondst van een mensenschedel met een gat erin, uitroept dat de Hunebedbouwers ‘een ruimdenkend en vredelievend volk’ moeten zijn geweest, dan is dat een vette knipoog naar de lezer. Die heeft de Gottars op hun avonturen gevolgd en weet wel beter.

De grootste verrassing in de serie vormt voor mij de rol van magie en het bovennatuurlijke. Iets dat je niet meteen aan de titels en covers afleest, met uitzondering misschien van deel drie: De valse profeet. Ik vraag me af of de Arin-serie meer succes zou hebben gehad als het magisch gehalte bij voorbaat bekend was geweest bij (jeugdige) lezers? De combinatie toverkunst en spannend plot hebben immers menig ander auteur geen windeieren gelegd. (Want wat zijn de Harry Potter-verhalen anders dan kinderthrillers rond een magisch thema?) In Arin is magie echter wel steeds mensenwerk: zo blijkt de profeet Wiccar gewoon een oude man met een hertengewei en stelten, en de hogepriesteres Heila een ordinaire gifmengster. De nuchtere Arin moet dan ook niets van hun praktijken hebben. In zijn wereld wint ratio het van hocus pocus.

Tekenstijl en inkleuring

De-valse-profeetMet de uitvoering van Arin is iets bijzonders aan de hand. Waar de afbeeldingen in deel één van de serie, De gebroken beker, nog volledig handmatig met acrylverf geschilderd zijn, is vanaf deel twee gekozen voor een heel andere stijl. In de woorden van Roelof Wijtsma: meer ‘strippy’. “De geschilderde pagina’s van De gebroken beker bleken te arbeidsintensief voor het tempo waarin gewerkt moest worden. Verder vond ik de stijl vanaf deel twee meer passen bij de klassiek-humoristische avonturenstrip die Arin is.”
In de nieuwe stijl ogen de personages ronder en zachter. Ook de belettering is anders; de wat houterige hoofdletters maken plaats voor een kleiner en sierlijker font. Was de inkleuring in deel één realistisch te noemen, vanaf deel twee ademt zij meer vrijheid: de zomerhemel is niet meer strakblauw maar kan ook groen zijn, of oranje. De nacht valt soms donkergroen, soms paars. Scènes waarin mensen vergiftigd worden zijn felgroen, lopend door een moeraslandschap kleuren de personages roodbruin. Dit kleurgebruik versterkt de dynamiek van de verhalen. Roelof Wijtsma: “Vanaf deel twee heb ik Arin getekend met pen en inkt en ingekleurd met markers, alles handmatig dus. Ik houd ervan om zoveel mogelijk sfeer in de tekeningen te leggen, voor mij is kleur daarbij een belangrijk middel. Hoewel ik met stiften werk, houd ik toch een enigszins schilderachtige werkwijze aan; decors zonder out-line, bijvoorbeeld, en kleurnuances op de voorgrond. Verder houd ik ook van eenheid qua kleur: voor scènes in een bos gebruik ik bijvoorbeeld een zachtgroene onderlaag, voor winterse taferelen een blauwe. Zo ontstaat er eenheid op de pagina of per scène.”
De geschilderde stijl oogde in ieder geval realistischer en op een of andere manier grimmiger. Was het, in combinatie met de niet kinderachtige onderwerpen die de serie aansnijdt, misschien iets te confronterend voor jonge lezers of (overgevoelige) ouders? Zowel Rijtsma als Le Roux verzekeren me dat de stijlverandering niet plaatsvond met het oog op jeugdige lezers, hoewel ik me kan voorstellen dat het nieuwe uiterlijk kinderen meer aanspreekt.

Sexy hunebedden

De-heerser-van-HunsowIn de eerste twee delen, De gebroken beker en De huilende steen, kabbelen de verhalen vrij overzichtelijk voort. Maar het verteltempo wordt, naarmate de serie vordert, steeds hoger en in het vijfde en laatste deel, De schedel van Mag-Hun, buitelen de gebeurtenissen en verhaallijnen over elkaar heen. De Gottars wonen dan inmiddels in de mythische, multireligieuze stad Hunsow, waar iedereen elkaar in de weg loopt. Dit leidt tot de nodige intriges en conflicten. De Gottars weten uiteindelijk net op tijd te vluchten, vlak voordat de stad op bevel van de waanzinnige despoot Mag-Hun (hij is die man met het gat in zijn schedel) tot de grond toe afbrandt. Aan het eind van het verhaal zijn de Gottars wederom thuisloos. Genoeg aanleiding voor nóg minstens vijf avonturen, zou je denken. Toch is de serie in 2010 na De schedel van Mag-Hun plots gestopt. Roelof Wijtsma zegt hierover: “Aanvankelijk werd de serie met enthousiasme ontvangen, met artikelen in Noordelijke kranten. Ook daarna waren er wel recensies, onder andere in de Volkskrant en in Stripschrift, maar echt ‘doorbreken’ deed de strip niet. Was het een gebrek aan marketing? Zijn hunebedden niet ‘sexy’ genoeg? Opvallend vond ik dat er regelmatig op Belgische sites enthousiaste reacties waren op nieuwe delen, waarbij de vraag gesteld werd waarom Arin in Nederland zelf zo onderbelicht bleef.” Frans le Roux: “Edu’Actief had geen markt in de stripwereld, en ook geen poot in het basisonderwijs.” Roelof Wijtsma: “We hadden Arins wereld graag verder uitgebouwd en hem bijvoorbeeld naar Bretagne en Stonehenge laten reizen. Maar de baas van Edu’Actief, die de uitgave van Arin zag als liefhebberij, ging met pensioen en zijn opvolger zag er geen brood in.”

 


Roelof Wijtsma maakt op dit moment, op een scenario van historicus en documentairemaker Josse Pietersma, een historische strip over de Kruistochten, getiteld: Jelmer. Deze strip wordt momenteel voorgepubliceerd in het Dagblad van het Noorden en Stripglossy. Deel één verschijnt komende september en deel twee in de loop van 2020. Volgens Wijtsma zijn ook in Jelmer het verhaal en de psychologie van de personages belangrijker dan de kennisoverdracht. In de toekomst hoopt hij ook het strippad dat hij in 2014 insloeg met de graphic novel Doolhof van Eeden verder te exploreren.

Frans le Roux werkt momenteel aan zijn ‘grootste liefhebberij’: het maken van grote, complexe striptekeningen voor zijn eigen puzzelserie Cities of the World van spellenfabrikant Ravensburger.