Het eerste deel van het tweeluik Tuskegee Ghost opent met een scène in 1950. Een jongetje zegt tegen zijn vader dat hij piloot wil worden. De vader krijgt herinneringen aan de tijd dat hij zelf piloot was en slaat het speelgoedvliegtuigje van zijn zoontje stuk: zo voelt oorlog.
De vader, Robert Hofman, is getraumatiseerd door de oorlog. Hij was niet zomaar een piloot, maar één van de Tuskegee Airmen, een eenheid die uit Afro-Amerikanen bestond. In de Tweede Wereldoorlog kende het Amerikaanse leger nog een raciale scheiding. Het werd een legendarische groep, die tal van onderscheidingen vergaarde. Ghost was de bijnaam voor Robert.
Zijn zoon Mark wil ook piloot worden. In 1969 rijdt hij met zijn vriendin Jenny naar zijn ouderlijk huis in Alabama. Vader Robert reageert nogal heftig op het bericht dat Mark niet meer studeert aan de universiteit. Moeder geeft haar zoon een kistje mee met papieren van vader uit de tijd dat hij nog piloot was. Dan pas komt Mark erachter wie zijn vader was. Over zijn verleden heeft vader altijd gezwegen, al wordt hij nog elke nacht wakker van zijn angstdromen.
Aan de ene kant gaat de strip Tuskegee over de geschiedenis, over de Tuskegee Airmen. Dat is al interessant: hoe kon de groep vliegers uitgroeien tot wie ze uiteindelijk geworden zijn? Aan de andere kant laat het verhaal zien dat het racisme in de jaren zestig nog net zo prominent was als in de jaren veertig. Een voorbeeld: Robert wordt in de jaren veertig afgetuigd door een stel witte militairen, maar hij is degene die opgepakt wordt en de daders worden niet eens als getuigen verhoord. In 1969 krijgt Mark ook te maken met agressie. Net als zijn vader trouwens. De slotscène is een brandend kruis dat voor het huis van Hofman is geplaatst.
Het is een gelukkige keuze van de scenarist Benjamin von Eckartsberg om deze verhaallijnen te combineren. Het plaatst de Tuskegee Airmen in een context van tegenwerking en discriminatie. Dat maakt de prestaties van het squadron alleen maar groter. Tegelijkertijd toont het verhaal dat er tot ver na de oorlog er nog een hele strijd gevoerd moest worden. Robert Hofman is die strijd uit de weg gegaan: hij opende een garage en probeerde gewoon zijn werk te doen, maar de problemen zochten hem op.
Het eerste deel van Tuskegee Ghost laat de complexiteit zien van de emancipatie waarin Tuskegee Airmen een rol hebben gespeeld en ook hoe een hele tijd na de oorlog de samenleving nog steeds doortrokken is van racisme. Het album heeft als motto een citaat uit The sound of silence van Simon and Garfunkel: ‘Hello darkness, my old friend / I’ve come to talk with you again.’ De duisternis is zo vertrouwd dat hij aandoet als een vriend. Ook in Tuskegee moet er opnieuw met de duisternis gepraat worden. Robert zal het duistere uit zijn verleden onder ogen moeten zien en ook om hem heen dringt het duister opnieuw op.
Het tekenwerk van Olivier Dauger is bijzonder. De tekeningen hebben geen belijnde kaders en ook binnen de tekeningen zijn er geen contourlijnen. Dat geeft een beetje een schilderachtige indruk, maar Dauger houdt zijn tekeningen ook strak, helder. Ze doen daardoor wat onderkoeld aan en dat werkt goed, zeker als de inhoud heftig is. Aan het eind van dit eerste deel wil je eigenlijk alleen maar verder lezen, maar we moeten nog eventjes wachten op deel 2. Tuskegee is niet alleen een boeiende strip, maar het is ook een verhaal dat nu nog belangrijk is.
Benjamin von Eckartsberg & Olivier Dauger – Tuskegee Ghost 1 (van 2). Silvester Strips. 56 pagina’s hardcover. € 19,95