Het verschijnen van een nieuw stripalbum van Asterix is altijd een evenement. Vooral dan in de pers. Asterix is nog altijd de best verkocht klassieke strip ter wereld. Een stukje Frans cultureel erfgoed, maar ook Europees erfgoed. Iets waarover iedereen een mening heeft. Daarom dat elk nieuw boek meestal wordt gevolgd door felle kritiek op het scenario. Met de voorspelbare mededelingen in de media dat het vroeger allemaal beter was. Met De witte iris verscheen een nieuw deel van Asterix. Kenners hielden hun hart vast, maar dat was nergens voor nodig.
Het is waar met een miljoenenverkoop en de hele commerciële promotie en uitgeefmachine achter de stripverhalen van de kleine Galliër en zijn vriend Obelix neemt zoiets industriële proporties aan. Toch blijft het voor de lezer telkens een nieuwe ontdekking en dit keer valt daar weinig negatiefs over te zeggen. Integendeel zelfs.
Misschien moet eens uitgelegd dat dit album nog altijd een artistiek en artisanaal werk is. In een zeer aangenaam gesprek met striptekenaar Didier Conrad en scenarist Fabcaro kon ik dat nog maar eens vaststellen. Conrad tekent nog steeds het hele verhaal met potlood op papier en zet dat nadien in inkt. Ondanks het universum Asterix zoals hij het noemt laat dat nog altijd de creatieve ruimte om zijn kunst te verbeteren of te veranderen. ‘U bent de eerste die het opmerkte dat inderdaad een deel van de tekeningen fijner is. Dunnere lijnen. Ik probeer elk album te werken aan de dingen die ik kan verbeteren. Uderzo tekende de oogjes soms heel klein, maar omdat in Amerika het formaat van de albums een kwart kleiner is verdwijnt er gemakkelijk een deel van de uitdrukking. Wat jammer is. Daarom heb ik me dit keer extra geconcentreerd op de expressie van de gezichten van de personages. Dat evolueert de tekenstijl enorm.’
Qua uiterlijk, mimiek en motoriek van de personages blijft Conrad niettemin zeer dicht bij het werk van Albert Uderzo. De nieuwe scenarist Fabcaro spiegelde zich op zijn beurt aan de oorspronkelijke bedenker en scenarist René Goscinny. Dit verhaal is opnieuw meer op volwassenen gericht . Fabcaro bevestigt dit: ‘Goscinny schreef Asterix voor volwassenen. Kinderen waren dol op Obelix en begrepen niet alles, maar dat kwam later wel bij herlezen van de strips als ze ouder werden.’ Dit album heeft veel meer tekst en die is heel belangrijk. Fabcaro stak behoorlijk wat maatschappijkritiek in zijn scenario. ‘Ik steek de draak met influencers en de hele feel good-beweging.’
Soms speelde Fabcaro intertekstueel met de humor van Goscinny, soms vermeden hij bewust om niet in de val van het recycleren van grappen te trappen. Iets wat ook tekenaar Conrad virtuoos doet op visueel vlak.
Ondanks die vele tekst (in dialogen in tekstballonnetjes) houdt het hele album een aangenaam ritme aan dat nooit verslapt of vervelend wordt. De talloze woordgrappen, persiflages van wijsheden enzovoort is bijzonder amusant en bij wijlen zeer inventief vertaald. Eén klassieke running gag uit de Asterix-verhalen ontbreekt in dit album. De beide auteurs bleken zelf verbaasd dat de mythische ‘rare jongens die Romeinen’ vergeten was.
‘We kregen al de opmerking dat Idefix nauwelijks een rol speelt. Dat is ook zo.’ aldus Fabcaro. Wat Fabcaro wel introduceerde is een vleugje slapstick met Obelix en een Gallo-Romeinse step in Lutetia. Moet kunnen.
Het verhaal of de plot verklappen zou zonde zijn. Toch moet het gezegd dat het idee dat Fabcaro indiende in een synopsis van één bladzijde vervolgens goed uitgewerkt werd. Het werkt gewoon en leverde een uitstekende strip op.
Dat brengt ons bij de vraag waarom er een nieuwe scenarist is. De vaste scenarist neemt een pauze om zich aan zijn eigen oeuvre te wijden. ‘Fabcaro werkt sneller. Normaal zorgt Jean-Yves Ferri voor het volgende scenario als hij het tijdig klaar krijgt,’ zei Conrad. Anders krijgt Fabcaro allicht een tweede schrijfopdracht van de uitgever. Conrad ontkende dat er enige frictie was tussen Ferri en hemzelf. ‘Jean-Yves schrijft meer voor een jonger publiek. Dat is wel een verschil, maar we blijven altijd trouw aan het kader dat toch vooral Asterix-verhalen moet opleveren zoals we ze zelf graag zouden lezen.’
De witte Iris is het zesde album sedert de renaissance van de reeks na het overlijden van tekenaar Uderzo. In 2012 besloot het Franse uitgeefconcern Hachette om met nieuwe auteurs de reeks nieuw leven in te blazen. Het eerste album verscheen in 2013. Die albums zetten een legendarische reeks voort die op sterven na dood was na de pijnlijk slechte albums die Uderzo tekende na het overlijden van scenarist Goscinny.
Die nieuwe verhalen zullen natuurlijk nooit de legendarische status krijgen van sommige van de oude verhalen. Dat heeft vooral met de nostalgie van veel oudere lezers te maken. Niet elk verhaal van Goscinny was even sterk en even goed uitgewerkt. De stereotypering waren soms zelfs flauw of werden te lang uitgemolken, maar zoiets opperen is voor fans natuurlijk vloeken in de kerk.
De nieuwe titels hebben twee troeven. Ten eerste zijn de scenario’s goed en eigentijds. Bovendien zeer strak gecontroleerd door de uitgever die het ‘universum’ Asterix bewaakt. Ten tweede zijn tekenaar en scenaristen enorme kenners en fans van de klassieke albums. Dat wil zeggen dat de uitgever misschien kan denken dat er een Asterix-formule bestaat, maar dat de auteurs niet in de val trappen van epigonisme of na-aperij. Ze creëren binnen een gekende culturele context en visuele traditie. Elk verhaal is een nieuw creatief kunstwerkje. En laat nu dat laatste bij dit nieuwe album bijzonder geslaagd zijn.
Didier Conrad & Fabcaro – Asterix 40: De witte iris. Les éditions Albert René. 48 pagina’s. € 6,95.