Strips

Manara zal niet herinnerd worden door zoetige verstripping van Umberto Eco’s De naam van de roos 

De Italiaanse schrijver Umberto Eco was een groot liefhebber van beeldverhalen. Zo stak hij meermaals de loftrompet over het werk van Hugo Pratt. En in zijn roman De mysterieuze vlam van koningin Loana gaf hij er blijk van veel plezier te ontlenen aan trivia en pulpverhalen. Daarvan was nog weinig te merken toen hij debuteerde met zijn succesroman De naam van de roos uit 1980. Een middeleeuwse detective waarin hij vooral een hele boekenkast aan eruditie over de lezer uitstortte. Zes jaar na Eco’s dood is zijn debuutroman nu verstript door landgenoot Milo Manara. Het eerste deel ligt nu in de winkels, het tweede afsluitende deel volgt volgend jaar.

De naam van de roos speelt zich af tegen de achtergrond van de strijd tussen het centrale gezag binnen de Katholieke Kerk en allerlei stromingen die vonden dat de kerk van het juiste pad was afgedwaald. Een strijd die niet zelden in bloed werd gesmoord. In de roman wordt de franciscaner monnik (een dan nog relatief nieuwe orde) William van Baskerville naar een benedictijner abdij gestuurd om een theologisch dispuut te beslechten. Als hij daar in de sneeuw aankomt, blijkt er een jonge monnik onder verdachte omstandigheden overleden. Baskerville, wiens roem als inquisiteur hem vooruit is gesneld, wordt gevraagd het mysterie op te lossen. Daarbij wordt hij bijgestaan door de jonge novice Adson.

Uit de namen van de twee hoofdpersonages bleek ook in dit boek al voorzichtig Eco’s voorliefde voor pulp. Ze verwijzen naar Sherlock Holmes (het beroemdste avontuur van die detective was The hound of the Baskervilles) en zijn assistent Watson. En met die verwijzing gaf Eco tevens aan wat zijn roman in de kern was: een detective, maar dan wel een met meerdere lagen en vol lessen kerkgeschiedenis voor de geïnteresseerde lezer.

Manara behoeft voor de meeste striplezers geen nadere introductie. Zijn albums vliegen al decennia als zoete broodjes over de toonbank. En de keuze om hem Eco’s klassieker te laten verstrippen, lijkt bij voorbaat een garantie voor een verkoophit. Daar is niets mis mee. Maar is Manara’s versie van De naam van de roos daarmee ook een geslaagd project? Daar kan helaas geen overtuigend ‘ja’ op worden geantwoord.

Eco’s generatiegenoot Milan Kundera omschreef in zijn boek De ondraaglijke lichtheid van het bestaan kitsch ooit als ‘de absolute ontkenning van stront in de meest letterlijke en figuurlijke zin’. In kitsch zijn zelfs dood, pijn en verdriet gestileerd, het schrijnt niet, of – om bij de vergelijking van Kundera te blijven – het stinkt niet.

Precies dat is er mis aan deze verstripping van De naam van de roos. Eco situeerde zijn misdaadroman in een periode waarin Europa wordt geteisterd door oorlogen, epidemieën, hongersnoden en godsdienstwaanzin. Een periode ook waarin door armoe gedreven paupers zich aansloten bij allerlei predikers die hun eigen uitleg gaven aan het geloof, zoals de Italiaanse reformist en sekteleider Fra Dolcino wiens levensverhaal ook in De naam van de roos een rol speelt.

Juist dat tijdperk schetste Eco er als een vol stront. Een tijd waarin veel mensen wegteerden van honger en kou, vol vervormde gezichten door allerlei abcessen en onbehandelde tandproblemen. Een tijd van lelijkheid kortom waaraan de monniken enige pracht trachten te geven door de bouw van kerken met fraai gebeeldhouwde portalen en het kopiëren van met miniatuurtjes verfraaide manuscripten.

Maar helaas is Manara geen tekenaar die lelijkheid kan weergeven. Hoe hard hij het ook probeert, al zijn personages lijken gekopieerd van foto’s van filmsterren. Zo is hoofdpersoon William van Baskerville overduidelijk gemodelleerd naar Marlon Brando. Zelfs in de scènes waarin Manara de meest gruwelijke martelscenes beschrijft, ziet alles er nog frisgewassen uit. En zoals we van Manara mogen verwachten zijn ook in deze verstripping alle vrouwen wulps kijkende deernes met Brigit Bardot-mondjes en fraaie rondingen. Kortom: het tekenwerk valt wat uit de toon.

Niet dat Manara zijn best niet doet. In alle pagina’s heeft hij duidelijk heel veel tijd en energie gestoken. Dat levert individueel fraaie plaatjes op met een overdaad aan details. Alsof de inmiddels 77-jarige Italiaan nog een keer wilde laten zien dat hij meer kan maken dan alle licht-pornografische pulp waar hij vooral om herinnerd zal worden. Maar hoe fraai de plaatjes ook zijn, als geheel is De naam van de roos te zoet, te gepolijst, te kitscherig.

Niet dat Manara zich voor zijn erfenis hoeft te schamen overigens. Zijn pornoklassieker De schakelaar of de eerste stripromans in zijn postmoderne Giuseppe Bergman-reeks zullen hem zeker overleven. Tenzij hij zich in het tweede afsluitende deel herstelt, zal dat niet gelden voor De naam van de roos. Maar zoals Eco zich nooit schaamde voor zijn voorliefde voor pulp, hoeft Manara dat ook niet te doen. Maar deze poging om een kunstzinnig werk af te leveren, blijft helaas steken in goede bedoelingen en gebrek aan lef.

Milo Manara – De naam van de roos, deel 1. Uitgeverij Prometheus. 72 pagina’s. € 24,99