Strips

Vergeten stripreeks Biggles van Studio Vandersteen integraal: even interessant als inconsistent

Biggles is een vergeten stripreeks van Studio Vandersteen uit de tweede helft van de jaren 1960. Standaard Uitgeverij bracht onlangs het eerste deel van een integrale-editie uit, dat uiteindelijk uit vier delen zal bestaan. Naast een interessant dossier bevat die integrale mooie zwart-wit gedrukte versies van de eerste zes albums uit de reeks.

Voor de lezer die Biggles niet kent een korte introductie: Biggles is een romanpersonage van de Britse auteur William Earl Johns (1893-1968). De avonturenromans van de piloot James Bigglesworth, bijgenaamd Biggles, waren tijdens het interbellum erg succesvol. Ze bleven dit internationaal tot lang na de dood van de auteur in 1968. Over de literaire kwaliteiten zijn de meningen zeer verdeeld, maar adaptaties naar tv-series, films en strips volgden en blijven volgen. Willy Vandersteens uitgever zag wel iets in een stripversie van de Biggles-boeken. Waarschijnlijk door het succes van de reeks die Studio Vandersteen tekende op basis van de verhalen van Karl May.

De krantenstrip Karl May verscheen vanaf 1962. Door verschuivingen binnen de kranten in 1965 kwam die reeks terecht in de jongerenbijlage Pats. Die bijlage verdubbelde van acht naar zestien pagina’s. In plaats van twee stroken per dag (zes dagen per week) moest de studio nu twee pagina’s per week aanleveren. Vandersteen mocht ook gags leveren en blies de stripreeks De familie Snoek nieuw leven in als Snoek. Die ‘tweede’ Snoek is trouwens nog steeds erg fijn om lezen, bijvoorbeeld het album De snikkende Snoek (nummer 7) uit 1969 van de hand van Eduard De Rop, die in die dagen de inkter en rechterhand van Willy Vandersteen was.

Door de overkomst van Marc Sleen van de krant Het Volk kreeg diens stripreeks Nero een plaatsje in de dagbladen en belandden zijn nevenreeksen in Pats. De vrijgekomen plaats in de dagbladen stelde Vandersteen voor de keuze: zelf die ruimte innemen of wachten tot een ander dat deed. Vandersteen greep de kans om een extra stripreeks te plaatsen in de dagbladen van de krantengroep van De Standaard. Dit is geen onbelangrijk detail, want wie de verhalen in de integrale uitgave leest beseft meteen dat nu ze gedrukt zijn in een prachtig zwart op degelijk en tactiel aangenaam papier dat ook zo hoort. De oude album-uitgaven zijn in een vreemdsoortig Pruisischblauw gedrukt op soms heel slecht papier. De integrale doet wat dit betreft de reeks veel meer eer aan.

Voor Studio Vandersteen betekende de nieuwe reeks ook voldoende werk voor zijn bedrijf in expansie. Vandersteen koos voor Karel Verschuere (met wie hij de stripreeksen Bessy en de Rode Ridder was begonnen onder het gemeenschappelijk pseudoniem Wirel), Frank Sels, Eduard De Rop en Karel Biddeloo om Biggles te maken.

In de ogen van veel stripliefhebbers niet echt namen die tot de verbeelding spreken. De nagedachtenis van Karel Verschuere sleept plagiaatbeschuldigingen en een vete met Vandersteen met zich mee. De westernstrips van Sels kennen ook nog maar weinig fans en de ‘fotokopiërende’ Biddeloo die de Rode Ridder overnam geldt voor velen onterecht als een knoeier.

Niettemin is vooral het eerste verhaal van Biggles uit 1965 in verschillende opzichten een interessante strip. Allicht daarom dat Standaard Uitgeverij van de eerste twee verhalen ooit een ingekleurde versie uitbracht (die voordien in het Frans verschenen was bij de Brusselse stripuitgever Claude Lefrancq).

Wat maakt deel 1, In het verre oosten, nu zo interessant? Niet zozeer het verhaaltje over piraten of de intrige. De vorm loont de moeite. Allereerst de gedurfde dynamische opmaak. Vandersteen koos voor close-ups in cirkels, schoten die door kaders gaan, variatie in kaderformaten enzovoort. Verschuere tekende in veel stroken prachtige dieren die eigenlijk verder geen functie hebben. Het is iets wat ook Willy Lambil in De Blauwbloezen al decennia doet. De inkting doet overigens zeer sterk aan de Amerikaanse krantenstrip Steve Canyon van Milton Caniff denken, niet toevallig ook een avonturenstrip over een piloot.

Helaas lijdt de reeks ook aan een euvel kenmerkend voor de realistisch getekende strips van Studio Vandersteen uit de jaren 1960 en 1970: De inconsistenties in het uiterlijk van bijna alle personages. Zelfs het gelaat van hoofdpersonage Biggles mist regelmatig herkenbaarheid. De gelijkenis ontbreekt soms van de ene strook op de andere. In een reeks waar hoofden in verschillende poses zo belangrijk zijn, is de tekenkwaliteit soms verschrikkelijk slecht. Zonder Biggles’ snor zou de lezer de draad dikwijls compleet kwijtraken.

De tekenkwaliteit is niet zo slecht als in de latere verhalen in de reeks Karl May of de reeks Safari, maar ze blijkt toch zeer onregelmatig. Gelukkig verbetert de slechte herkenbaarheid vanaf deel 3, In India, opmerkelijk. Daardoor blijven de meeste delen toch degelijke ouderwetse stripverhalen.

De vliegtuigen bijvoorbeeld zijn zeer knap getekend en kunnen gerust de vergelijking doorstaan met reeksen zoals Buck Danny of Dan Cooper die in die jaren zeer populair waren. En dat voor een strip die dagelijks verscheen ten opzichte van strips die in een weekblad zoals Kuifje of Robbedoes verschenen.

Opvallend zijn ook de vrouwen in de strip. Aangezien Vandersteen niet beperkt werd door de Franse censuur. Uitgevers zoals Dupuis en Lombard zagen zich verplicht een preventieve censuur toe te passen waarbij vrouwen en geweld compleet uit de Franstalige strips gebannen werden omdat die ook in Frankrijk verschenen.

Biggles bevat dus de nodige dosis fysiek geweld en vrouwelijk schoon. Het doet qua uitwerking sterk denken aan films uit die periode, uiteraard binnen de duidelijke grenzen van een katholieke krantengroep. Het veelvuldig gebruik van cliffhangers maakt de lezer nu ook duidelijk dat elke halve pagina een dagelijkse episode was. Die halve plaat van twee dagelijkse stroken is iets wat zich mooi laat gadeslaan in deze integrale. Het toont een vakmanschap. Een metier waar binnen Studio Vandersteen enorm op gewerkt werd.

Liefhebbers van de Vlaamse strip Kiekeboe moeten de oudere verhalen maar eens naast de recentere leggen en ze zullen zien hoe belangrijk die cliffhangers waren. Elke halve pagina van twee stroken die Merho tekende was een dagelijks afgerond kunstwerkje. Merho was dan ook een oud-medewerker van Studio Vandersteen waar hij onder andere Pats en Tits tekende.

Het is jammer dat de hand van Vandersteen vanaf het tweede album, In de jungle, duidelijk minder aanwezig lijkt. De dynamische bladschikking veranderde in twee stroken zonder veel franje. Blijkbaar had Vandersteen zelf de interesse in de reeks verloren. Vanaf deel 4, De onbekende piloot, wordt de opmaak van de kaders weer creatiever.

De integrale biedt de mogelijkheid om enigszins gedateerde strips uit de tweede helft van de jaren 1960 te lezen. Albums op goedkoop papier die ondertussen zeldzaam en dus vaak duur zijn. De taalfouten zijn er bewust niet uitgehaald en heel wat passages zullen verre van politiek correct gevonden worden door een aantal lezers, maar niettemin blijven het al bij al tamelijk spannende stripverhalen.

Een extra vermelding verdient de bejaarde Eugeen Goossens, de voormalige medewerker van Studio Vandersteen en volgens sommigen de beste inkter van Suske en Wiske ooit, die speciaal voor de integrale een cover tekende.

Studio Vandersteen – Biggles Integraal deel 1, met de volgende verhalen: 1 In het Verre Oosten, 2 In de jungle, 3 In India, 4 De onbekende piloot, 5 In de Oriënt, 6 In Arabië. Standaard Uitgeverij. 208 pagina’s hardcover. € 34,99.