Bootblacks, dat zijn schoenpoetsers. De schoenpoetser uit Bootblack van de Frans-Canadese stripmaker Mikaël (1974) is de armeluis Al Chrysler, die ter wereld kwam in New York als zoon van immigranten. Ooit heette hij Altenberg Ferguson, maar die naam laat hij vallen omdat die hem dwars zit. Zijn vader noemde hem zo, zodat de jonge knaap nooit zou vergeten waar zijn wortels liggen. Voor een gastje van veertien die moet krabbelen om te overleven, is al die poespas lood om oud ijzer. Al Chrysler, dat klinkt tenminste Amerikaans en stoer.
Al zwerft op straat en gaat schoenen poetsen. Zo overleeft hij de moeilijke jaren waarin het verhaal speelt: 1935-1945. Mikaël leverde in 2018 al een prachtige album af, Giant, waar Bootblack in zekere zin een vervolg op is. Hoewel de personages anders zijn, leert de lezer aan de hand van beide boeken de stad New York kennen: vanaf de beurskrach in 1929 tot de Tweede Wereldoorlog.
De sfeer dat uit het verhaal spreekt is magistraal. Mikaël weet de entourage en de omgeving perfect te vangen, vooral op detailniveau. Uiteraard, de wolkenkrabbers ontbreken niet, net als de appartementenblokken, maar de schoonheid zit in de uithangborden, de plakaten aan de muur, de etalages en het onvervalste straatleven. Het spaarzame, ingetogen kleurgebruik past precies en is een lust voor het oog: goudbruin voor de stad, groengrijs voor de oorlog, waarin Al verzeild raakt.
Het verhaal heeft veel klassieke elementen: een sloeber, een mooi meisje – nota bene eentje met een ondraaglijk geheim – en vrienden die heulen met de lokale penoze. Al beweegt zich behendig, hij heeft andere plannen, maar weet niet uit de problemen te blijven. Als hij oud genoeg is gaat hij in het leger, wat betekent: naar Europa, vechten tegen de Duitsers. Hij wil even uit de wind om bij terugkomst een nieuw bestaan op te bouwen in New York – hoe gek dat ook klinkt.
Bootblack is als verhaal niet zo sterk als Giant. Mikaël heeft net een paar kunstgrepen te veel nodig om zijn tweede verhaal rond te krijgen. Het idee dat iemand precies op een gegeven moment ergens is, om het verhaal exact die mooie laag mee te geven, is net wat minder overtuigend dan de geschiedenis van Giant. Tegelijkertijd is Bootblack ingenieus opgezet en uitgebeeld: hoewel er om de haverklap van plaats en tijd wordt gewisseld, vergist de lezer zich nergens. Mikaël bewijst daarmee over vertellersinstinct te beschikken.
Stilistisch staat Mikaël heel hoog op de ladder. Zijn personages leven, ondanks dat ze soms tegen de clichés aanschurken. Dat laatste geldt niet voor Maggie Beauford, het mooie meisje en de dochter van de groenteboer. Zij is schitterend neergezet. Terwijl ze er alles aan doet om haar dromen waar te maken, wordt ze tegengewerkt door de omstandigheden die hemeltergend zijn. Haar gekwelde oogopslag, haar opgehouden waardigheid; het is prachtig om te zien, en pijnlijk tegelijk.
Een ander personage dat Mikaël in de vingers heeft is de stad New York. Hij schetst het beeld van een onbarmhartige metropool, een plek waar de kleine man vermorzeld wordt en waar niet wordt gewacht op achterblijvers. Het New York van Mikaël ademt nergens iets van grandeur, het is een stad in bloei en verval tegelijk: de gebouwen groeien bijkans de hemel in en zorgen voor enorme schaduwen, waaraan niet te ontkomen is.
Voor wie sfeer, vaart en een goed verhaal zoekt, is Bootblack zeker een album om ter hand te nemen. Het flinke formaat van het album draagt bij aan de leeservaring: het geeft alle ruimte voor de goed gedocumenteerde platen van de metropool én voor een invoelend verhaal van een jongeman die op zichzelf is aangewezen en die elk stapje vooruit moet bekopen met een dreun terug. Magnifiek.
Mikaël – Bootblack. Standaard Uitgeverij. 128 pagina’s hardcover. € 24,95.