Afgelopen maart berichtte De Gelderlander, dat tijdens de eerste corona lockdown zóveel mensen gingen wandelen rond de Posbank in Nationaal Park Veluwezoom, dat door de drukte wilde dieren uit hun winterslaap werden gehaald en op de naburige snelweg doodgereden. Hier moest ik aan denken toen ik onlangs De wolf zei me… van Jean-Claude Servais las. Dit nieuwe verhaal van de Belgische stripauteur is qua thematiek een logisch vervolg op Het blauwe chalet uit 2018, een striproman over een jong meisje dat zich losmaakt van haar familie en kiest voor een leven in het woud en in evenwicht met de natuur. Het blauwe chalet was niet minder dan een aanmaning van de auteur om onze verstedelijkte, onttoverde wereld achter ons te laten en opnieuw te ervaren hoe heilzaam een bestaan in de natuur kan zijn. Met De wolf zei me… erkent Servais nu dat wie zijn oproep serieus neemt, algauw tegen een probleem aanloopt; er is in onze tijd nog maar bar weinig ongerept bos over om in te dwalen en helen.
Servais schreef het scenario van De wolf zei me… in de zomer van 2019. In die paar hete maanden werden in zijn geliefde Gaume (Belgisch Lotharingen) grote delen bos gekapt, nota bene voor een gesubsidieerd eco-project. In het voorwoord schrijft hij: ‘De plekken waar ik inspiratie ga zoeken werden zwaar toegetakeld. (…) Mijn verhalen zullen er ongetwijfeld door beïnvloed worden.’ Om de klap te verwerken begon Servais te schrijven en tekenen: over dat wat er ooit was, nu deels nog is en ooit (waarschijnlijk) niet meer zal zijn. De wolf zei me… leest daardoor als een vrije vlucht in een verdwijnende wereld, én als een aanklacht.
Ooit leefde de mens op ooghoogte met de natuur. Als het prehistorische meisje Amber zich op een dag in het hoge gras verschuilt, teneinde een kudde grazende reeën te bespieden, ontdekt zij dat iets verderop een andere jager precies hetzelfde doet: een wolf. Ambers primitieve stam sluit vriendschap met het eenzame dier en geleidelijk aan ontstaat er een band tussen de twee.
Wat volgt is het historische verhaal van mensen en wolven. Servais benadert het onderwerp met diepgang en toont ons mens en wolf niet alleen als symbolen van beschaving en ruige natuur, maar ook het menselijke in de wolf en dat er onder de mensen aardig wat wolven rondlopen.
Hij schetst hoe de wolf van een gevreesde concurrent een vriend werd, in de vorm van de hond. En hoe daarna de wilde wolven in het bos met de komst van het Christendom werden gedemoniseerd en uiteindelijk uitgeroeid. We zien de hoofdpersonages Amber, Louis en Charles opgroeien in verschillende fasen van de geschiedenis: in de prehistorie zijn zij kinderen, in de middeleeuwen pubers, in de 19e eeuw jongvolwassenen en in de huidige tijd maken wij kennis met ‘La loba’: een oudere vrouw die sterk op Amber lijkt en die moederziel alleen in het bos leeft en botten verzameld, teneinde de dieren waartoe zij behoorden te redden van de ondergang.
La loba – haar naam is Spaans voor, inderdaad: wolvin – is degene die de hele geschiedenis aan ons presenteert, in de vorm een droom. Zij is een intrigerende figuur, net als de wolven verbannen naar de randen van de mensenwereld en van het collectieve bewustzijn, en het is duidelijk dat ze in het volgende deel van deze serie een belangrijke rol zal spelen. Daarom was het interessant geweest méér van haar te zien in dit eerste deel. Nu leest de geschiedenis toch een beetje als een uitgebreide backstory bij La loba’s persoonlijke verhaal. Maar dat maakt haar boodschap niet minder krachtig: de wolf is nog niet helemaal vernietigd en dus is er ook voor mensen nog hoop.
De prachtige, minutieuze tekeningen van Servais, de naturalistische inkleuring door Raives (pseudoniem voor Guy Servais, geen familie van), en het nawoord van ‘Ardennenschrijver’ Jean-Luc Duvivier de Fortemps, ademen liefde voor de natuur en inspireren om ‘the real thing’ te gaan ervaren. De boodschap is dus wederom: de paden op, de lanen in! Want nu kan het nog.
Jean-Claude Servais – Vrije vlucht: De wolf zei me… (deel 1) – Dupuis, 80 pagina’s, hardcover. € 20,95