Strips

Boeiend eerste deel nieuwe trilogie van Hub (Okko) opent huiveringwekkend

Een verhaal is een wereld. Wie een verhaal leest, wordt als het goed is in die wereld getrokken. De verhaalwereld kan op de onze lijken, maar kan ook zijn eigen wetten en regels hebben. De Franse stripmaker Hub (pseudoniem van Humbert Chabuel) heeft al verschillende van die werelden gecreëerd. Bekend werd de reeks Okko, over een ronin, een samoerai die geen meester meer dient. Met De slang en de speer opent hij voor ons een nieuwe wereld: die van de Azteken.

We weten allemaal wel iets van de Azteken, maar meestal is die kennis globaal. Hub houdt er rekening mee, al legt hij de beginsituatie niet uitgebreid uit. Veel vreemde termen legt hij steeds in een voetnoot uit, zodat we daarna weten dat Cipactonal de god van de kalender is en dat Nemontemi vijf onheilbrengende dagen van vasten en comtemplatie zijn. De termen worden met zoveel vanzelfsprekendheid gebracht, dat je ervan uitgaat dat het verhaal door een kenner wordt verteld.

We bevinden ons in het rijk van de Azteken (grofweg Mexico) en het jaar is 1454. De centrale stad van het rijk is Tenochtitlan. Uit de rest van het rijk komen verontrustende berichten binnen: op verschillende plekken in het rijk worden er gemummificeerde lichamen van jonge vrouwen aangetroffen. Opvallend bovendien, ze liggen steeds in dezelfde houding, met een maiskolf in de hand.

Er wordt geprobeerd om de vondsten stil te houden, om paniek te voorkomen. Er worden mensen door het hele rijk gestuurd om de zaak te onderzoeken. De onderzoeken staan onder leiding van Slang, bekend om zijn efficiëntie en harde hand. Een andere centrale figuur is de priester Cozatl, die vreest dat zijn orde iets met de moorden te maken heeft. Hij schakelt Speer-Oog in, een handelaar. Slang, Cozatl en Speer-Oog kennen elkaar sinds hun jeugd. Ze zijn opgeleid in hetzelfde Huis van het Volk en delen dus een verleden. Hun verhouding is niet altijd even gemakkelijk geweest.

Dat verleden komen we te weten door flashbacks – genoeg om ons nieuwsgierig te maken, te weinig om alle vragen te beantwoorden. Dat is slim: vragen zijn een drijvende kracht in een verhaal. De lezer wil immers antwoorden. Zo heeft Speer-Oog duidelijk een afkeer van de stad Tenochtitlan, maar is nog niet duidelijk waarom. Deze Speer-Oog wordt bezocht door angstdromen, waarvan je de herkomst wilt weten.

Speer-Oog is degene met wie je je het meest identificeert en vooral met wie je meedenkt. Zo wordt hij al een tijdje gezocht door zijn oude leraar, Berg-Schaduw, maar naar de reden is het gissen. Als Speer-Oog uiteindelijk terug is in de hoofdstad is Berg-Schaduw niet zomaar gevonden.

Dit kloeke, eerste deel van De slang en de speer beslaat zo’n 180 bladzijden. Het verhaal zit goed in elkaar en zakt nergens in, zodat de aandacht van de lezer het hele verhaal door erbij blijft. Zowel de ontwikkelingen zijn boeiend als de wereld waarin het verhaal zich afspeelt. Een andere tijd, een andere plaats, waarin mensen anders gekleed zijn en anders wonen – je gaat er min of meer vanzelf in mee. Zo kijken de Azteken niet op een mensenoffer meer of minder. De hardheid van het bestaan komt al naar voren in de proloog. De eerste zin is: ‘De wortels van het kwaad boorden zich diep in ons verleden… Ze gingen terug naar die twee verschrikkelijke jaren van droogte en hongersnood die ons volk teisterden…’ Aan de ene kant is die vanzelfsprekendheid huiveringwekkend, tegelijkertijd is het boeiend: je probeert je te verplaatsen in een manier van denken die ver van je af staat.

Veel tekeningen brengen een sfeer over. Pas als je er langer naar kijkt, zie je hoe de mise-en-scène werkt: Een korenveld of een maisveld, met vrolijke mensen (muzieknoten in de tekstballonnen) en veel geel bij de inkleuring, zodat je je vanzelf wat zonniger voelt. En juist dan slaat het noodlot toe. De tekeningen van Hub zijn heerlijk. Hij heeft oog voor detail en de panoramische tekeningen zijn echte kijkplaatjes. Aan de grote ogen is te zien dat hij beïnvloed is door mangatekenaars, de gezichtsuitdrukkingen zijn soms net te vet aangezet. Aan de andere kant geeft dat ook duidelijkheid, wat prettig leest.

De inkleuring van Li is sfeervol, effectief en ondersteunt het verhaal. Er is geen sprake van effectbejag en dat is positief. Omdat het om het verleden gaat, zijn de pagina’s sober ingekleurd, met een palet dat aan sepia doet denken. Maar als het over mensenoffers gaat, licht het rode bloed op in de tekeningen. Het zit allemaal geraffineerd in elkaar: de kleur van oude foto’s, die ons naar het verleden verplaatst; het sobere decor dat de hardheid van het leven doet overkomen; de roerloosheid in de plaatjes, die erop duidt dat er geen uitzicht op verandering is.

Overdreven gezichtsuitdrukkingen maken een verhaal soms schematisch. Bij De slang en de speer speelt dat niet omdat de karakters gecompliceerd zijn: alle belangrijke personen hebben iets duisters of iets waarmee ze worstelen. Ook het verhaal is niet simpel: de scènes uit het verleden slingeren door het heden. Er zijn persoonlijke verhaallijnen, er is een raadsel dat opgelost moet worden en er spelen nog verhoudingen op het niveau van de autoriteiten.

Met dit eerste deel is de lezer volledig in de wereld van de Azteken en die van Hub getrokken. Deel twee, Leeg huis, is al aangekondigd. Wie Berg-Schaduw heeft gelezen, zal er vol ongeduld op wachten.

Hub – De slang en de speer 1: Berg-Schaduw. Silvester. 184 pagina’s hardcover. € 39,95 (luxe, ‘first day print’ met stofomslag)