Het literaire oeuvre van H.P. Lovecraft (1890-1937) is al decennia een inspiratiebron voor striptekenaars, de laatste jaren nog meer dan voorheen. Vijf jaar geleden verscheen van Erik Kriek Het onzienbare en andere verhalen, waarin opgenomen zes kortverhalen van de Amerikaanse horrorschrijver. De Britse tekenaar Ian Culbard heeft inmiddels een hele serie Lovecraft-albums, waarvan The case of Charles Dexter Ward echt geweldig is. In het populaire steampunk-genre wordt geregeld een Lovecraft-klassieker bewerkt, om nog maar te zwijgen van de tientallen horror-comicseries die geïnspireerd zijn op diens werk: Mike Mignola’s Hellboy, Alan Moore’s Necronomicon en Scott Snyder’s The Wake.
Over inspiratie gesproken: Lovecraft zelf was een groot bewonderaar van het werk van Montague Rhodes James (1862-1936), een Engelse horror & fantasyauteur die schreef onder de naam M.R. James. ‘A literary weird fictionalist of the very first rank’, vond Lovecraft. Van deze James verschenen nog niet eerder stripbewerkingen. Tot voor kort.
Ghost Stories of an Antiquary heet de verzameling korte verhalen waarvan afgelopen jaar het tweede deel verscheen, met een identieke omslag als de eerste, behalve de kleurstelling. De titel verwijst naar een roman van James uit 1904. Beide grafische bloemlezingen zijn een fraaie ontdekkingstocht: niet alleen zal het voor veel lezers de eerste kennismaking zijn met het werk van James, maar ook lezen we hoe een soortgenoot van Lovecraft het genre vorm gaf. En misschien waar H.P. de mosterd haalde.
De horror en suspense in de verhalen is niet van de smerige soort
Om te beginnen gaat het bij James vooral om geesten en dus vaak om de bovennatuurlijke suggestie. De verhalen draaien voornamelijk om de angst van de personages in combinatie met een nieuwsgierige fascinatie voor het occulte en middeleeuwse. Een mooi voorbeeld is het verhaal Canon Alberic’s Scrap-book, van de hand van de Spaanse tekenaar Aneke.
De flamboyante Dennistoun is een vorser van oude geschriften en raakt verzeilt in de Pyreneeën waar hij zich verdiept in kerkelijke geschriften. Aanvankelijk slaat hij alle waarschuwingen in de wind, maar gaandeweg moet hij zelf ook erkennen dat er onverklaarbare zaken plaatsvinden: hoe meer hij te weten komt, des te prominenter de dreiging. Tot dat hij denkt te begrijpen wat er gaande is.
De horror en suspense in de verhalen is niet van de smerige soort. Er zijn geen zombies en afgehakte ledematen; de onderwerpen zijn verhevener, met thema’s uit de architectuur en kunst, in een academische context. Er wordt veel gelezen en gediscussieerd, de personages zijn bepaald niet onbemiddeld. Het vuige zit in de middeleeuwse thematiek.
De vorm van een bloemlezing pakt in dit geval goed uit, vanwege de verscheidenheid aan stijlen: van de klare lijn van George Kambadais en Fouad Mezher tot de poëtische en kleurrijke pagina’s van Meghan Hetrick. Alisdair Wood weet met zijn bewerking van The Ash-tree het wezen van James’werk het beste uit te beelden, met grimmige, fragmentarische illustraties die lezen als een fotoverslag van een ongeval.
Bijzonder fraai is het oorspronkelijke taalgebruik en de dialogen die grotendeels overeind zijn gehouden. Zo geniet de lezer optimaal van het oorspronkelijke literaire werk, dat met de stripbewerkingen een ongezonde extra dosis horror meekrijgt.