Het werk van de Belgische stripmaker Jean-Claude Servais kent een vaste groep liefhebbers. Die wordt iedere keer keurig bediend en ook steeds een beetje verrast. Het is zacht, vriendelijk en heeft een heel eigen signatuur. Hij put in zijn verhalen uit natuurthema’s, folklore, legenden en sprookjes, maar weet die steeds weer spannend en nieuw uit te werken. Zijn productie is behoorlijk en bovendien verschijnen er de laatste jaren veel integrale versies van eerder verschenen tweeluiken.
Om nieuwe lezers de gelegenheid te geven om aan te haken en van ‘s mans werk te kunnen genieten, hoop je steeds op een instapverhaal: een strip die typisch is voor zijn oeuvre, maar die ook benaderbaar genoeg is. Want dat is wel een dingetje bij Servais: het is niet altijd heel toegankelijk, veel lezers vinden het onnodig zweverig. Deels heeft dat te maken met de onderwerpskeuze en de manier waarop hij die uitwerkt, deels met het realistische tekenwerk waar de lezer echt even aan moet wennen. Servais is bijvoorbeeld begaan met hoe de mens met de natuur omgaat. Op zich prima, alleen past die laag niet altijd in zijn verhalen – ze lijkt er aan de haren bijgesleept, uitsluitend voor de goede zaak.
Servais documenteert zich doorgaans goed en ook nu heeft hij allerlei originele bronnen aangewend voor het verhaal. In de luxe uitgave van zijn Lokroep van de barones staan foto’s die hij gebruikte en dat had in deze uitgave van Bellem ook best gekund: het kasteel is gemodelleerd naar voorbeeld van het Ardense slot Reinhardstein.
En hoe is het gesteld met de toegankelijkheid van Bellem? Dat is warempel heel behoorlijk, terwijl het nog steeds gaat om een echte Servais. Dat komt vooral omdat het verhaal, dat speelt in de achttiende eeuw, niet zo ingewikkeld in elkaar steekt én genoeg folkloristisch aanvoelt. Bellem is de bastaardzoon van een kasteelheer die door zijn moeder, een zigeunerin, wordt achtergelaten bij de kasteelpoort. Bellem wordt opgevoed in het voorname gezin, maar deugt voor geen meter. De Katholieke geestelijken die hem op het goede pad moeten brengen, krijgen geen vat op de jonge knaap, die een slechte invloed heeft op zijn halfzus Marie-Charlotte. Samen hebben zij een verbond voor het leven gesloten (“Erewoord. Hand erop”), zelfs als Marie-Charlotte jaren later met een adellijke jongeman moet trouwen. Bellem is intussen een herder die in de wijde omtrek wordt geroemd om zijn tovenarijen. Stiekem blijven ze elkaar ontmoeten.
In de zijlijn van deze geschiedenis verweeft Servais het verhaal van de schone fee Melusine die mannen het hoofd op hol brengt. Beide verhaallijnen komen uiteindelijk knap bij elkaar. De epiloog is daarentegen wat gekunsteld. Is het hiermee een aanrader voor lezers die eens een Servais willen lezen? Misschien, maar Een moordenaar die met vogels praat en Het blauwe chalet zijn in dat verband net iets beter verteerbaar. Maar toch: voor de mooie plaatjes van zachtzonnige bosgebieden en schitterende vennetjes kun je zonder meer terecht bij Bellem.
Jean-Claude Servais – Bellem. Dupuis/Vrije Vlucht. 80 pag. Hardcover. € 20,95.