Strips

Saïdjah en Adinda is Matena’s zoveelste literaire verstripping, maar hij pakt het goed aan

Saidjah-en-AdindaHelaas is Max Havelaar van Multatuli niet langer verplichte kost voor leerlingen op Nederlandse middelbare scholen. Jammer, want het boek is niet alleen belangrijk om de culturele waarde – Multatuli brak met dit boek in 1860 met alle bestaande literaire regels – of om de historische waarde – het boek veranderde de kijk op onze koloniale relatie met Indonesië – maar Max Havelaar is bovenal gewoon een heel mooi boek.

Hoogtepunt voor hele generaties scholieren is hoofdstuk 17, waarin het verhaal van Saïdjah en Adinda wordt verteld. Het schetst hoe de bevolking van Java wordt onderdrukt door de lokale heersers die door het Nederlandse regime in het zadel werden gehouden. Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker) werkte zelf als assistent-resident in de Javaanse regio Lebak waar het verhaal zich afspeelt. De plaatselijke heerser stal onder andere buffels van de arme bevolking die honger leden. De Nederlanders grepen niet in. Douwes Dekker had de indruk dat zijn voorganger door de lokale regent was vergiftigd nadat hij wantoestanden op het spoor was gekomen. Toen niemand naar Douwes Dekkers klachten wilde luisteren, nam hij ontslag en schreef onder pseudoniem zijn boek Max Havelaar als aanklacht tegen de misstanden.

Saidjah-en-AdindaSaïdjah en Adinda is niet alleen een aanklacht, maar ook een ontroerend liefdesverhaal. De jonge Saïdjah wil met Adinda trouwen. Om geld te verdienen trekt hij uit het dorp. Hij belooft plechtig om over precies 36 maanden terug te keren. De nacht waarin Saïdjah op de afgesproken plek na drie jaar op zijn geliefde wacht, wordt uitgebreid beschreven. De wanhoop die je als lezer voelt als het wachten almaar langer duurt, is door geen schrijver ooit mooier verwoord. Matena voorziet die woorden van licht gekleurde tekeningen vol grof getekende personages en sawa’s.

De verdiensten van Dick Matena voor de ontwikkeling van het Nederlandse beeldverhaal kunnen niet worden overschat. Hij opende creatieve deuren door als een van de eerste in de jaren ‘70 strips voor een volwassen publiek te maken die meer inhoud hadden dan alleen platte seks. Zijn werk verscheen in buitenlandse bladen en zo wees Matena de weg aan een hele generatie Nederlandse auteurs na hem. Hij maakte een eindeloze reeks sterke albums, zoals Amen, Mythen en De laatste dagen van E. A. Poe. Hij bewees over voldoende fantasie te beschikken om honderden verhalen te maken voor jong en oud met series als Storm, Virl en allerhande bijdragen voor het weekblad Donald Duck. En hij beschikt ook nog eens over een breed palet aan tekenstijlen. Leg Lazarus Stone naast de A. den Dooier Omnibus, naast Gauguin en Van Gogh en naast zijn recente Carmiggelt-verstripping Kronkels: maar weinig tekenaars zijn zo veelzijdig.

En toch is het een kleine tragedie dat Matena de erkenning van het grote publiek pas kreeg met zijn minst goede werk. Pas sinds hij op latere leeftijd begon met het verstrippen van romans van Reve, Wolkers en Elsschot, kreeg hij aandacht van televisieprogramma’s en het publiek buiten het kleine stripwereldje. Maar die albums zijn doorgaans oersaai. Het zijn integrale romans in de vorm van een strip, doordat Matena de integrale tekst gebruikt en vervolgens elke zin van een plaatje voorziet.

In een goede tekst is er synergie tussen tekst en beeld. In Matena’s ‘literaire beeldverhalen’, zoals zijn uitgevers ze in de markt zetten, is die synergie er niet. De kracht van het medium strip is juist dat je door een opeenvolging van beelden iets kunt uitdrukken. Als je alleen maar tekstblokken voorziet van een plaatje waarin wordt uitgebeeld wat ook in de tekst beschreven staat, blijft er slechts een zouteloos, soms zelfs onleesbaar geheel over.

Ook voor Saïdjah en Adinda hanteert Matena die methode. En toch is dit album leesbaarder dan bijvoorbeeld zijn bewerkingen van De avonden of Kort Amerikaans. Dat komt onder andere door het gebrek aan dialogen. Het euvel van Matena’s eerdere verstrippingen was dat hij naast de tekstblokken ook nog eens overvolle tekstballonnen in zijn tekeningen verwerkte, want hij wilde geen woord uit de oorspronkelijke boeken schrappen uit eerbied voor de schrijver. In Saïdjah en Adinda is alleen verteller Multatuli aan het woord. Daardoor ontstaat meer lucht in de pagina’s, wat de leesbaarheid ten goede komt. En hoewel Matena er voor kiest wel erg veel zwijgende koppen te tekenen, is het eindresultaat sfeervol en een aangename nieuwe kennismaking met een aangrijpend verhaal waar velen ooit door geraakt werden op de middelbare school.

Dick Matena – Saïdjah en Adinda. De Arbeiderspers. 124 pag. softcover. € 24,50